Donderdag, 6 februari 1975. Ontbijt: rijst, een stukje gebakken tempé met saus en een stukje omelet. Ik ren het veld rond: 5,5 x 168 meter.
Pak Adji vraagt of ik mee wil doen met badminton. Ik heb het al erg lang niet gedaan en ben snel uitgeput. Ik maak de wc en de badkamer schoon. Als je bedenkt dat ze al negen jaar worden gebruikt zonder goed onderhoud, valt het nog wel mee. Ik wil het toilet weer brandschoon en blinkend hebben. Het paviljoen ziet er zo uit:
Soemardjo en Abdul Syukur, de vroegere assistent van generaal Suwarto van de SESKOAD, verhuizen morgen naar het Ikhlas-blok. Men zegt dat in hun paviljoens generaal Rukman en Budisetiyoso, ook een hoge landmachtofficier, zullen komen.
Terug van het naar The Saint kijken op de TV schieten me, als ik lig te lezen, mijn ervaringen te binnen vanaf het moment dat ik uit Parijs in Jakarta terugkwam na het sluiten van de kantoren van de Indonesia Raya [krant]. Een jaar vol spanning, maar ook vol geluk met Hally. Nooit ben ik zo lang achtereen samengeweest met Hally, mijn vrouw en geliefde, sinds ik uit de gevangenis van de Oude Orde werd ontslagen door het regime van de Nieuwe Orde, dat mij nu op haar beurt arresteert. Mijn verlangen naar haar was intens; het werd nog meer aangewakkerd door de onophoudelijke berichten dat ik zou worden gearresteerd. Ik heb het afgelopen jaar met scherpere zintuigen geleefd. Ik snoof de fijne geur van de bloemen dieper in, en de zoete geur van de aarde in Tugu na de regens, ik voelde het gras en de planten in mijn handen. Mijn hart sloeg sneller en ik voelde mijn liefde voor Hally sterker. Het was alsof elke dag mijn laatste zou zijn met Hally en de kinderen, met de bloemen en de hele wereld waar ik van houd, voor ze me zouden meenemen en achter de tralies zouden zetten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten