donderdag 10 maart 2022

Theo van Roij • 11 maart 1949

• Van februari 1948 tot mei 1950 hield de Limburger Theo van Roij, een katholiek opgevoede jongeman, een dagboek bij van het soldatenleven in Nederlands-Indië. Vol optimisme vertrokken, met de serieuze bedoeling bij te dragen aan het herstel van rust en welvaart, kwam hij langzamerhand tot de conclusie dat er niets van zou komen. Nooit zouden de achterblijvers in Nederland begrijpen hoe Indië in elkaar zat en wat de Nederlandse soldaten daar meemaakten. Een strakke christelijke moraal bleek prima samen te gaan met excessief geweld in een steeds verder uit de hand lopende oorlog. 'Achteraf heb ik er spijt van dat ik goed kan schieten'. Indië-dagboek van Theo van Roij 1948-1950. 

 VRIJDAG 11 MAART De aalmoezenier heeft ons weer geestelijk voedsel gegeven, terwijl de dokter zorgde voor het lichamelijke, met als resultaat: vier man ziekenhuis Siantar. Nog een paar maanden deze dienst van slecht eten en lange patrouilles, en ons hele peloton ligt in het ziekenhuis. Zo ook vanmorgen zijn we weer op patrouille geweest.
Vanmiddag kwam er een telefoontje van de kapitein en die vertelde dat de peloppers de brug waar wij pasgeleden nog overnacht hadden, hadden afgebrand. En nu komt het vuile van onze majoor; om de kapitein in de kont te kruipen en siroop om zijn bek te smeren hoorde ik hem zeggen: 'Ja, ik was al van plan om er vannacht een hinderlaag te leggen.' Daarna werd de sergeant vlug een plan medegedeeld, want de kapitein kwam zelf hier even naar toe. Om 6.30 moesten twaalf man weg om die hinderlaag te leggen. Eerst was ik er niet bij en toen er een uitviel wegens kapotte voeten, kon ik meegaan. De majoor kwam het me zeggen en ik werd zo kwaad omdat ik de voorgeschiedenis had gehoord, dat ik hem stevig zei waar het op stond. Ik zei onder andere dat je hier nog beter halfdood in een ziekenhuis kon liggen dan nog gezond rondlopen, verder nog over kontkruipen en kutgeintjes, enzovoort. Hij zei toen dat, als ik niet ophield, hij me naar een andere plaats zou sturen. Daarop antwoordde ik hem dat hij gerust veertien dagen of langer streng arrest mocht geven, want dan was ik beter af dan met dienst doen. Dit laatste is ook zo, want kleine straffen geven ze hier niet, omdat het eerder een voor- dan een nadeel is.

VRIJDAG 12 MAART Enfin, we gingen weg met vijf sneetjes brood per man en kwamen daags erop om twaalf uur thuis. Niets meer dan vijf sneetjes en water uit de kali. Wie volgt? Moeit er nog uitleg komen waarom er zieken en zwakken zijn? We liepen twee uur, kregen een nat pak tot op ons hemd en lagen onafgebroken in angstige spanning langs de weg bij de brug, zeventien uur aan één stuk, zonder roken en slapen. En dit alles alleen om de kapitein in zijn reet te kruipen, maar zelf is hij op verlof gegaan om te hoeren met zijn wijf. Hoe langer ik die kliek bekijk, hoe misselijker het me wordt. De enigste troost is dat wij er nog hogere dingen in zien, omdat we nog jong zijn en vol idealen. Als we dat niet meer hadden, wat dan? We verwachten nog zoveel van deze wereld en uiteindelijk is het niet meer dan een grote bende van rotzooi en corruptie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten