18 May
Met de Heer F. gefranciseerde Zweed, zoude ik de reis door een gedeelte dezer landen doen. Zijn E. was mij reeds vooruit gereisd, en ik zou volgen. Nu kwam dan eindelijk mijn wagen en ik ondervond hier l'embarras des richesses; want eer alles behoorlijk gesmeerd, bezorgd en ingepakt was, ging een goed half uur voorbij, en nog was zooals uit het vervolg blijken zal, niet voor alles gezorgd. Ik reed het drukke Hamburg uit en reeds voorbij Wandsbeck gereden, wierd ik eensklaps uit eenige aangename bespiegelingen door de bemerking van den voerman gewekt, dat het portier niet goed gesloten zijnde, ik mijnen korf daaruit verloren had. Nu behelsde deze korf mijne gezamentlijke reisprovisie; wij joegen over de scherpe steenen terug, doch er was geen korf te vinden, en dus moest ik met het verlies van mijne mondbehoeftens den verderen weg inslaan. Ik gevoelde dat die weg mij nu minder raadbraakte, en had gelegenheid om wat om mij heen te zien, in een nevelig, dampachtig weder dat hier bij de lente schijnt te behooren. In Schönberg wierd ik opgewacht door eenen gewezen Hortulanus uit den Hortus Medicus te Amsterdam, doch verder bestond mijn eenige onderhoud in dat met mijnen voerman, die mij dan ook verscheiden voermans anecdotes verhaalde. Ik had gelegenheid genoeg nog op de Duitsche Staaten te vloeken, die hunne wegen zoo verwaarloosden, hun eene reize herwaards toewenschende in den postwagen, een afschuwelijk rijtuig, dat mij, met zes paarden bespannen, tegenkwam, en zoo bereikten wij Lübeck.
Lübeck, 19 May
Nauw was ik een paar uur in Lübeck geweest, of ik bevond, dat ik niet buiten den waard, maar buiten mijn reiscompagnon gerekend had: qui ne pouvait absolument partir dimanche, avait des affaires, etc. Dus moest ik den lieven Zondag nog in Lübeck doorbrengen. Nu, ik zag hier niet veel nieuws als dat ik nog getroffen wierd door de ongewone en smaakloze massa van den zoogenoemde Holsternthor. Op de wallen heeft men op eene soort van geslechte batterij een zeer schoon uitzicht. Verder hoorde ik een oogenblik een kansel-leeraar welke, gelijk allen die ik tot nu toe hoorde, predikte alsof hij eene les opzeide en ook weinig invloed kon hebben. Des middags bezogt ik een paar tuinen alwaar de halve beaumonde van Lübeck vereenigde. Niet alleen vindt men hier weder het eeuwige kegelen, maar ook bij het gekras van een paar violen, een soort van dans waarin van dat soort van dames komen, die zoo tusschen den hoogen en lageren stand der maatschappij in zweeven. Men zegt van onze arme Hollanders, dat zij zeer phlegmatisch zijn, doch in dit verwijt mogen onze Duitsche broeders dan ook wel delen, want op zulke plaatsen, als deze, ziet men zelfs in 't midden van den dans geen gezicht vertrekken, geen lagje zich plooien, alles gaat even bedaard en men geniet het zoogenaamd vermaak zonder dat men eigentlijk weet, wat vermaak in de waereld is. -
Geen opmerkingen:
Een reactie posten