• Ellis Cohen Peraira. Uit: De dagboeken van Bernie & Ellis. Het verhaal van een Scheveningse liefde in oorlogstijd.
Aan tafel zei Tante Mien: 'het zou mij nu reuze uitkomen, als we paddestoelen hadden want ik heb voor morgen niets op het brood.' En zo kwam het, dat Bob en ik eropuit zijn getrokken om kwart over zeven 's avonds om canterellen te zoeken. We zijn naar de Q.-bossen gegaan; daar waren wij nog nooit eerder geweest (om paddestoelen tenminste, want we komen er iedere dag door als we melk gaan halen). De oogst was vrij behoorlijk, net genoeg voor een ragoutje bij de lunch. We zijn net thuisgekomen, doodmoe, want canterellen zoeken is een vermoeiend werkje. (Dat zal jij ook ondervinden als we met zijn viertjes hier logeren volgend jaar, blew [bij leven en welzijn]!}
En nu heb ik mijn dagboek, of liever ONS dagboek weer voor mij genomen. Eigenlijk moest ik maar ophouden want ik ben op van moeheid, nerveusiteit en zeer, zeer down. En ik weet niet wanneer jij dit schrift te lezen zult krijgen: als het NA de oorlog is dan geeft het niet als het eens wat down is maar als we nu weer een 'Austausch' van schriften hebben VOOR het afgelopen is en jij leest mijn downe gedachten, dan word jij zelf ook weer beroerd. Ik weet niet hoe het komt: eigenlijk heb ik niet de minste reden om zo pessimistisch te zijn, maar ik ben bang dat ik de dag van onze hereniging niet zal beleven. Ik ben ongerust om jou maar ik heb een hoop, dat jij nu wel veilig bent.
Maar er hangt iets dreigends in de lucht. Ik voel het. Een naderend onheil voor ons viertjes speciaal.
God, laat dat blijken onzin te zijn. Laat mij alstublieft alstublieft weer bij mijn lief jongetje terug komen...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten