• W.N.P. Barbellion (1889-1919) was het pseudoniem van Bruce Frederick Cummings, een Britse natuurvorser. Hij overleed aan multiple sclerose. Zijn dagboeken worden nog steeds gelezen. Het boek is in het Nederlands vertaald (door Harry Oltheten) als Dagboek van een teleurgesteld man. Hieronder de laatste bladzijden uit het dagboek. Het Engelse origineel staat onderaan.
1 oktober
De onmiddellijke toekomst vervult me met afschuw.
2 oktober
Poesjkin (zoals we onze kat hebben genoemd) ligt opgekruld op mijn bed, hij spint en is volkomen gelukkig. Zijn aanblik doet me goed. Maar denk je eens in: een lamme, een krijsend kind, twee vrouwen, een kat en een kanarie opgesloten in een klein huisje, terwijl de oorlog voortgaat, en voedsel elke dag schaarser wordt. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Ik wil worden bemind – maar bovenal wil ik beminnen. Ik loop een groot risico dat ik larmoyant word en op humeurige toon ga zeggen: ‘Niemand houdt van mij, niemand geeft om mij.’ Ik moet moediger zijn en meer vertrouwen hebben in de goedheid van andere mensen. Dan kan ik vrijer liefhebben.
3 oktober
Ik ben vandaag dankbaar voor een paar gelukkige uren, triomfantelijk weggeplukt van onder de neus van het noodlot zelf en doorgebracht in de warme zon in de tuin. Ze droegen me om twaalf uur naar buiten en ik bleef daar tot na theetijd. Een leeuwerik zong, maar de zwaluwen – dierbare vogels – zijn vertrokken. E. plukte twee sleutelbloemen. Ik zat bij een paar herfstasters en keek naar de bijen, vliegen, en vlinders.
6 oktober
Tijdens aanvallen van sentimenteel zelfmedelijden probeer ik België, Armenië, Servië, etc. te visualiseren en gewoonlijk genees ik mezelf daarmee.
12 oktober
Het is winter – geen herfst dit jaar. ’s Avonds zitten we bij het vuur en genieten van heerlijke zoetruikende houtrook, en van de open haard met zijn grote ijzeren stang en daaraan ketel-en pothaak. E. breit warme kleertjes voor de baby, en ik speel Chopin, hymnen van César Franck, ‘Drie blinde muizen’ (met variaties) op een mondharmonica van het merk ‘The Angels’ Choir’, Made in Germany.
...
Jij zou medelijden met me hebben, nietwaar? Ik ben eenzaam, platzak, verlamd, en net achtentwintig. Maar ik knip met mijn vingers in je gezicht en met eenzelfde arrogantie heb ik medelijden met jou. Ik heb medelijden met je rimpelloze geluk en de bewegingloze sereniteit van je geest. Ik prefereer mijn eigen kwelling. Ik ben stervende, maar jij bent al een lijk. Jij hebt nooit echt geleefd. Jouw lichaam is nooit geranseld totdat het tintelt van leven door een hopeloos verlangen om te beminnen, te weten, te handelen, te slagen. Dat je volledig opgaat in de kleine zorgjes van een doorsneebestaan benijd ik je niet.
Denk je dat ik de gemeenschap met mijn eigen hart zou ruilen voor de speelgoedballonnen van jouw dwaze conversatie? Of mijn leergierigheid voor jouw vluchtige interesses? Of mijn wanhoop voor jouw comfortabele hoop? Of mijn huidige armetierige leven voor het jouwe dat gepolijst en schoon is als een nieuw driepennystuk? Nee, dat zou ik niet. Ik sla mijn mantel om me heen en dank God plechtig dat ik niet ben als sommige anderen. Ik ben pas achtentwintig, maar ik heb in die paar jaar een redelijk lang leven samengebald: ik heb bemind, ben getrouwd, en heb een gezin; ik heb geweend en genoten, geworsteld en gewonnen, en wanneer het uur komt zal ik tevreden sterven.
14 tot 20 oktober
Ellendig.
21 oktober
Walg van mezelf.
[Barbellion stierf twee jaar later, op 22 oktober]
October 3.
I am grateful to-day for some happy hours plucked
triumphantly from under the very nose of Fate, and spent
in the warm sun in the garden. They carried me out at
12, and I stayed till after tea-time. A Lark sang, but the
Swallows — dear things — have gone. E picked two
Primroses. I sat by some Michaelmas Daisies and watched
the Bees, Flies, and Butterflies.
October 6.
In fits of maudlin self-compassion I try to visualise Belgium, Armenia, Serbia, etc., and usually cure myself
thereby.
October 12.
It is winter — no autumn this year. Of an evening we
sit by the fire and enjoy the beautiful sweet-smelling
wood-smoke, and the open hearth with its big iron bar
carrying pot-hook and hanger. E knits warm garments
for the Baby, and I play Chopin, Cesar Franck hymns.
Three Blind Mice (with variations) on a mouth-organ called
'The Angels' Choir,' and made in Germany. . . .
You
would pity me, would you ? I am lonely, penniless, paralysed, and just turned twenty-eight. But I snap my
lingers in your face and with equal arrogance I pity you.
I pity you your smooth-running good luck and the stagnant serenity of your mind. I prefer my own torment.
I am dying, but you are already a corpse. You have
never really lived. Your body has never been flayed into
tingling life by hopeless desire to love, to know, to act,
to achieve. I do not envy you your absorption in the
petty cares of a commonplace existence.
Do you think I would exchange the communion with
my own heart for the toy balloons of your silly conversation? Or my curiosity for your flickering interests? Or
my despair for your comfortable Hope? Or my present
tawdry life for yours as polished and neat as a new three-
penny bit? I would not. I gather my mantle around me
and I solemnly thank God that I am not as some other
men are.
I am only twenty-eight, but I have telescoped into those
few years a tolerably long life: I have loved and married,
and have a family; I have wept and enjoyed, struggled and
overcome, and when the hour comes I shall be content to
die.
October 14/20.
Miserable.
October 21.
Self-disgust.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten