12 Sept. De gedachte ‘er is oorlog’ al gewoon geworden, tot nader order. Men begint weer aan andere dingen te denken, maar zonder lust.
[...]
Algemeene observatie: ik schrijf meestal het best, als ik weinig materiaal heb; minder belemmering door feiten, meer vrijheid van de pen. Waarmee ik niet wil zeggen, dat mijn best geschreven werk (opstel over Hofwijck b.v.) ook werkelijk het meeste belang zou hebben voor mijzelf of voor anderen. Voor iemand, die ook een minder geslaagd geschrift kan lezen, is mijn boekje over Luther zeker niet van belang ontbloot. Critieken, die er tot dusverre over verschenen zijn, bevestigen alleen mijn indruk van het idealiseeringsproces om deze figuur.
Er is in Nederland weer een ‘fausse génération’ aan het ontstaan, die de werkelijk veelbelovenden verdringt: Den Brabander, Van Hattum, Hoornik (die een beteren aanleg had, maar zich in Blitzkriegtempo tot de litteratoren schijnt te willen gaan rekenen). Van werkelijk belang: Gomperts, Van Lier, Van der Veen, Vasalis, Morriën - die dan ook het minste generatie-allures hebben, al is V.d. Veen aan dezen kant evenzeer ‘lek’ als Hoornik aan den anderen kant. Is dit verschijnsel typeerend ook voor de voorafgaande generatie? Waarschijnlijk wel; de ‘litteratuur’ heeft altijd een stentorstem, en aantrekkingskracht voor het ‘litteraire’ publiek, dat niet over de ‘litteratuur’ heen kan zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten