• Edmond de Goncourt(1822-1896) en Jules de Goncourt (1830-1870) waren Franse schrijvers en critici, en initiatiefnemers van de zeer prestigieuze Prix Goncourt. Ze hielden samen een (inmiddels zeer beroemd) dagboek bij, dat Edmond na de dood van Jules in zijn eentje voortzette. Vertaling door Leo van Maris.
Amsterdam, 11 september
Iets voor een sprookje, de laan met de papegaaien in de dierentuin. Die dieren in alle kleuren van de regenboog, met hun mechanische stemmen, het zouden zielen van journalisten kunnen zijn, die zich al maar en tot vervelens toe herhalen.
Het is hier een stilstaand, een slapend land. Je komt uit een museum en je treft het huis of de gracht precies zo aan als je ze net op een schilderij van Pieter de Hooch hebt gezien; ofwel je ziet een markante figuur van een doek van Teniers of van Ostade.
Uit de schilderijen van Jan Steen kun je opmaken dat er hier nooit courtisanes zijn geweest, maar dat er gewoon vrouwtjes zijn, geschapen voor de liefde in de danshuizen en voor de zeeman bij zijn bezoek aan de wal. Op deze vette en vochtige grond heeft het genot der zinnen nooit bestaan uit méér dan uit het platvloerse mens dat men op een van zijn fraaie schilderijen ziet, languit achterover op een houten bank liggend, haar hoofd naar beneden, met een gezicht of ze net een beroerte heeft gehad, haar ogen dicht, zwaar door haar neus ademhalend, met haar mond open en haar borsten omhoog; een arm en een been raken de grond; uit haar andere, in dronkenschap verslapte, hand, laat zij haar nog brandende pijp tussen haar benen op een jurk vallen van een vaalrood violet, dat voor de juiste harmonie in het schilderij zorgt.
Wij gaan naar Broek. Het is hier het land van het water: op Waterland. Het lijkt of ons boerenkarretje rondtrekt op het schilderij van de zondvloed van Girodet. ‘Maar Holland is net de waterzuchtige vrouw!’ zegt Saint-Victor. Aan de hemel, altijd en eeuwig, steeds weer voortgedreven, die witte en loodgrijze wolken, de bolronde wolken van Ruisdael, die een brede strook licht op de voorgrond laten vallen en de schrale bosschages aan de horizon geheel in het donker hullen.
Broek. – Kleine straatjes van baksteen; witte bruggetjes over de kanalen, die van alle kanten samenkomen; kleine houten huisjes, wit, groen en grijs geschilderd; heggen van hulst, tuintjes vol sleutelbloemen; blinkende stallen, waar de staarten van de koeien, vastgebonden, naar boven steken; bomen die uit pure properheid tot op een hoogte van tien voet wit zijn geschilderd. Een land om bij te huilen, zoals je kan huilen om de fris geboende kamer van een oude vrijster.
’s Nachts ben ik wakker geworden vanwege de luidruchtige kermispret. Het is eigenaardig, maar de drinkliederen hier lijken wel lutherse psalmen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten