• De Britse schrijver Robert Graves (1895-1985) was soldaat in WO 1. In Dat hebben we gehad (vertaald door Guido Golüke) zijn ook een aantal dagboekfragmenten van hem uit die periode opgenomen.
In 1916 zou hij zelf zwaargewond raken tijdens de bijna vijf maanden durende Slag aan de Somme, waarbij meer dan een miljoen doden en gewonden vielen.
21 mei 1915. Weer ingekwartierd in een mijnstadje, La Bourse. Het ligt niet meer dan vijf kilometer achter het front, maar in de kolenmijn wordt nog steeds gewerkt. Toen we uit de loopgraven kwamen, beschoten de Duitsers het bos bij het dorp Cambrin met granaten, ze hadden het op een van onze batterijen gemunt. Ik geloof niet dat ze hem hebben getroffen, maar het was een vermakelijk gezicht zoals de populieren als tulpen werden neergemaaid als de whizz-bangs ze vol raakten. Toen we vanuit Cambrin over de kasseienweg marcheerden, strompelden de mannen uit de pas en uit het gelid voort. Ze hadden zere voeten omdat ze hun schoenen een week lang aan hadden gehad — er is hen maar één extra paar sokken verstrekt. Ik sluit een lijst in van hun minimale bepakking, die zo'n vijftig pond weegt. Daar komen nog een hoop dingen bij — rantsoenen, houweel of spade, periscoop, en de souvenirs die ze met verlof mee naar huis willen nemen:
overjas 1
vest 1
etensblik 1
bivakmuts 1
deksel, etensblik 1
soldijboekje 1
overhemd 1
identiteitspenning 1
sokken, paar 1
grondzeil, waterdicht 1
zeep 1
leervet, blik 1
handdoek 1
naaigerei toiletzak 1
scheermes 1
doos, scheermes 1
scheerkwast 1
kam 1
vork 1
mes 1
lepel 1
tandenborstel 1
verbandpakje 1
respirator 1
rugbeschermer 1
basisuitrusting l
veters, paar 1
patronen 150
geweer en bajonet geweerfoedraal 1
olieflesje en pompstok 1
pionierschop 1
Goed, hoe dan ook, over kasseien marcheren valt niet mee, dus toen een stafofficier in een Rolls-Royce langskwam en ons uitvloekte wegens slechte marsdiscipline, had ik zin hem iets naar zijn hoofd te gooien. De frontsoldaten haten de staf, en dat weet de staf. Het voornaamste geschilpunt schijnt te zijn in welke mate de discipline versoepeld moet worden gezien de omstandigheden in de loopgraven.
De mijnwerkers van La Bourse zijn oude mannen en jongens in flodderige blauwe kleren met uitpuilende zakken. De mijn is omringd door granaattrechters. Ik ben ingekwartierd bij een vaderlijke oude man, monsieur Hojdés, die drie huwbare dochters heeft; een van hen lichtte ongevraagd haar rok op om me een scherfwond in haar dij te laten zien waarmee ze de afgelopen winter in bed heeft gelegen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten