woensdag 12 februari 2020

Bergman • 14 februari 1984

• De voornaamloze dichter Bergman (eigenlijk Aart Kok, 1929-2007) publiceerde dagboeknotities in Maatstaf.

'84-12/2
In de Taborstraat, van de Oude Dijk af gezien rechts, hadden twee fietsenmakers - rijwielherstellers in de deftige tijden van thans - hun emplooi, een in het gedeelte tussen Oude Dijk en Gashouderstraat, de ander in het stuk naar de Siondwarsstraat toe. De laatste had een vriendelijke, praatzieke vrouw met de grootste borsten van Kralingen. Zoiets kan alleen met een fietspomp, beweerde mijn vader. Na het bombardement werd de fietsenmakerij voortgezet in een schuurachtige behuizing bij een volkstuinencomplex aan de 's-Gravenweg. Ook tussen de spitskolen bleef zij een opvallende verschijning.

'84-14/2
Een groot deel van mijn jeugd heb ik in de Rozenburgstraat gewoond, een van de weinige straten in Kralingen die volledig van de plattegrond zijn verdwenen. Het leven is de poëzie slecht gezind.

'84-16/2
Waarom hebben vla's en puddingen altijd van die slappe, kwallerige kleuren. De enige sympathieke pudding die ik mij herinner was onze zondagse ‘Rotterdammertjes’ vanillepudding. Daar kon geen A.J.P. of Dr. Oetker tegenop. Hij verveelde nooit, had een aantrekkelijke gele kleur en lag goed in de markt. Zaterdags verkochten wij grif drie dozen leeg tegen een weggeefprijs van twee pakjes voor vijf cent.

'84-21/2
In het voetbal zit de klad. Langs het lijntje staan op Woudenstein kan niet meer. Kan nergens meer. Een speler een uitbal aanreiken is een ‘tale told by an idiot, signifying nothing’. Prikkeldraad en tankgrachten markeren de oorlog met F-side en S-side stories ‘full of sound and fury’. Kijkers en spelers zijn viriel. Het gaat om de bal en de ballen. ‘Und willst du nicht mein Bruder sein, so schläg’ ich dir den Schädel ein.’ De scheidsrechter was een god in het diepst van zijn gedachten, zijn fluit imperatief. Op de tribune roepen zij hondelul.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten