zondag 23 februari 2020

J. Slauerhoff • 24 februari 1935

• In zijn brieven aan zijn studiegenoot Hans Feriz, met wie hij tot zijn dood bevriend zou blijven, wijdde schrijver-arts Slauerhoff (1898-1936) onder meer uit over de rol die de literatuur in zijn leven speelt en over eventuele mogelijkheden om het schrijven en de medicijnen te verenigen. Uit: Brieven aan Hans Feriz.

24 februari 1935
Je hebt volkomen gelijk dat je je twijfel uitspreekt of ik een specialistische studie door zal zetten. Ik ben geen geboren medicus en dan ben ik psychisch moe door al ‘t vergeefs veranderen. Ik maak het mij misschien te moeilijk – en zou het kalm moeten opnemen en mijn literaire roeping maar heelemaal volgen en zien wat daarvan komt.
Maar als ik zie hoe mijn uitsluitend literaire collega’s – Du Perron-Marsman-Bloem e.v.a. – wat voor of na hun 40e al gâteus [‘half kinds’] worden en oudehoeren, potatoren [drinken] of letterziften, dan slaat mij de schrik om ’t hart, en voel ik het als een kwestie van zelfbehoud, een beroep te hebben datje in actie houdt en onafhankelijk van de schoone letteren.
Werkelijk Hans ik zou varen van ‘t leven aan wal afstand doen en van gezin etc, en van de cultuur als je aan boord fit kon blijven. Maar ook daar wordt je op den duur lui – gâteus dat weet je. En het potatorium –
Daarom streef ik er zoo naar toch in de medicijnen iets vast te houden.
Ik heb geen overdreven illusies – ik weet dat ik zooals ik nu ben althans niet deug voor specialist. Ik ben niet exact en minutieus genoeg. […] Ik geloof dat het meeste bij mij passen zou: een van europeesch standpunt gezien half mislukt arts in een interessant land. Helaas was Marokko niet interessant. Perzië of China trekken mij wel aan. Maar ik durf er niet alleen heen te gaan.
[...]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten