donderdag 6 februari 2020

Gustave Flaubert • 6 februari 1876

• De Fransman Gustave Flaubert (1821-1880) en zijn landgenote George Sand (1804-1876) schreven elkaar vele brieven. In het onderstaande fragment gaat Flaubert in op een van de verschillen tussen beider manier van schrijven, nadat hij twee van Sands boeken gelezen heeft. Uit: Haat is een deugd Een keuze uit de correspondentie (vertaald door Edu Borger).

 6 februari 1876
Ten slotte [...] geloof ik dat het volgende ons wezenlijk scheidt. U stijgt in alles met één sprong ten hemel en vandaar daalt u neer op de aarde. U gaat uit van het a priori, de theorie, het ideale. Vandaar uw zachtmoedigheid ten aanzien van het leven, uw sereniteit en, om het juiste woord te gebruiken, uw grootheid. Maar ik, arme drommel, ik zit als het ware met loden zolen aan de aarde vastgekleefd; alles brengt me in beroering, verscheurt me, slaat me uit het lood, en ik probeer op te stijgen. Als ik uw manier om het geheel van de wereld te bekijken zou overnemen, dan zou ik mezelf belachelijk maken, dat is alles. Want u kunt me zoveel als u wilt de les lezen, maar ik kan mijn temperament niet veranderen en ook de esthetiek, die eruit voortvloeit, niet. [...] Mijn persoonlijke mening laten blijken over de mensen die ik ten tonele voer, nee, nee, duizend maal nee! Ik ken mijzelf dat recht niet toe. Wanneer de lezer er niet in slaagt uit een boek de moraal te halen die erin moet zitten, komt dat omdat de lezer een imbeciel is of omdat het boek uit het oogpunt van nauwkeurigheid vals is. Want zodra iets waar is, is het goed. Het is zelfs zo dat obscene boeken alleen maar immoreel zijn, omdat het ze aan waarachtigheid ontbreekt. ‘Zo’ gaat het niet in het leven. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten