woensdag 1 mei 2019

Giuseppe Verdi • 2 mei 1898

• Uit een brief van de Italiaanse componist Giuseppe Verdi (1813-1901) aan muziekcriticus Camille Bellaigue, auteur van het boek Les musiciens waarop Verdi hier reageert.. Uit: Autobiografie in brieven (vertaald door Yolanda Bloemen).

Milaan, 2 mei 1898
Ik deel uw lof voor de drie giganten: Palestrina, Bach, Beethoven. En als ik aan de karigheid, aan de melodische en harmonische armoede van die tijd denk, schijnt Palestrina me een wonder toe.
Iedereen denkt over Gluck zoals u doet, maar ik kan niet om de gedachte heen dat hij niettegenstaande zijn enorme dramatische gevoel, niet ver uitsteekt boven de besten van zijn tijd, en een minder musicus is dan Händel. .[...] Over Rossini en Bellini zegt u veel dingen die misschien waar zijn, maar ik moet bekennen dat ik toch van mening ben dat Il barbiere di Siviglia, met zijn overvloed aan ware muzikale ideeën, door de komische verve en de natuurlijkheid van de declamatie, de mooiste opera buffa is die er bestaat. Ik deel uw bewondering voor Tell, maar hoeveel andere heerlijke, sublieme dingen zijn er niet in veel van zijn andere opera’s te vinden! – Bellini is weliswaar arm in de instrumentatie en harmonie... maar hij is rijk aan gevoel en een eigen, individuele melancholie! Ook in zijn minder bekende opera’s, in La straniera en Il pirata, zitten lange, heel lange melodieën, zoals niemand vóór hem heeft gemaakt. En wat een waarheid en kracht in de declamatie, zoals bijvoorbeeld in het duet van Pollione en Norma! En wat een verhevenheid van gedachte in het eerste thema van de introductie van Norma, enkele maten verder gevolgd door een ander thema […] slecht geïnstrumenteerd, maar niemand heeft ooit iets mooiers en hemelsers gemaakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten