vrijdag 24 mei 2019

Gabriël Smit • 24 mei 1954

• De Nederlandse dichter en schrijver Gabriël Smit (1910-1981) (die steevast als katholiek geafficheerd wordt) publiceerde dagboekfragmenten in het tijdschrift Roeping. (Portret door J.H. Moesman).

24 Mei
- Karel Meeuwesse liet mij laatst een afbeelding zien, waarin het bankroet der bohémiens op eigenlijk aangrijpende wijze culmineerde: Kloos en Van Deyssel samen na hun erepromotie aan de Amsterdamse Universiteit op 27 Mei 1935. Twee heersers in rok, de handen majesteitelijk in elkaar, de hoofden trots geheven, de gezichten als maskers van halfgoden. Gestalten van voor mij onbegrijpelijke zelfverzekerdheid en -vervuldheid. De kop van Kloos - wie noemde hem ook weer het domste genie, dat onze letterkunde ooit heeft voortgebracht? - als iets dat het midden hield tussen een oude aardappel en een dodenmasker uit Midden-Afrika; Van Deyssel daartegenover als een wonderlijke, gezwollen droom-arend. Beiden overtuigd van hun sublieme uitverkiezing, tot in het diepst van hun gedachten goden. Maar hoe zielig ook, hoe beschamend tragisch in de verkrampte pose van een in feitelijke zin door niets bevestigd koningschap.

Een verschrikkelijke foto eigenlijk. Wat mij betreft: ik ervoer haar als een mengsel van wanhoop en zelfverblinding, een laatste verbeten poging tot standhouden in een vergeefse heroïek, het keizerschap van Paljas. Waarschijnlijk is deze reactie uiterst subjectief: Kloos noch Van Deyssel hebben mij ooit veel ‘gedaan’ en ik wil graag aannemen dat ik hun werkelijke - niet hun historische - betekenis schromelijk onderschat. Maar in ieder geval demonstreerde de foto voor mij het tragische bankroet der bohémiens.

De dichters van thans hebben over het algemeen deze heroïsche, romantische pose afgelegd. T.S. Eliot ziet er uit als een bankier; J.C. Bloem zou door Amsterdam lopen als een keurig gepensionneerde ambtenaar, wanneer zijn nerveus knipperende ogen hem niet verrieden [maar dan zou hij ook een ambtenaar met een shellshock kunnen zijn]; de versteende kop van A. Roland Holst bekroont het uiterlijk van een Engelse lord tijdens een Europa-trip; Bordewijk lijkt echt de Schiedamse advocaat die hij was; Willem Frederik Hermans ziet er uit als een al jaren bijna overwerkte handelsreiziger. Het zijn allemaal op het eerste gezicht ‘keurige’ mensen. Alleen Antoon Coolen handhaaft zijn stippeltjesdas, maar hij heeft gelijk, want in de loop der jaren is zijn gezicht er gewoonweg naar toegegroeid, zoals het mijne naar mijn bril. Soms wordt natuur langs de omweg der gewoonte wéér natuur.

En Lucebert dan? Ik herinner mij gelezen te hebben dat zijn voortijdige partijgenoot Paul van Ostayen in een donkerrode cape, afgezet met lichtgrijs astrakan, door Antwerpen liep. Zo liep Lucebert met een lange, zwarte cape op het vorige Boekenbal in het super-oord der versleten, ambtenaarlijke, Hollandse burgerlijkheid, Den Haag. In protest? Ik zou het hem eens moeten vragen, maar ik geloof het niet. Anderzijds: hoe experimenteel en hypermodern hij ook mag zijn, hij is een volbloed romanticus van de oude stempel. Het is geen toeval [en het pleit zéér voor hem] dat hij verslaafd raakte aan Hölderlin: het dichterschap als priesterschap, als religieuze ‘Deutung des Daseins’. Als koningschap ook? De tragi-comedie daarvan heeft hij opgevoerd toen hij, getooid in vorstelijk staatsiecostuum, samen met zijn vrouw [die er uitzag als de Jacoba van Beieren van de Keukenhof] naar het Stedelijk Museum toog om er de Amsterdamse Poëzieprijs in ontvangst te nemen.

Kinderachtig dat men dat niet toeliet. En ook typerend, niet alleen voor de angstvalligheid van het officiële Hollandse decorum: men bekroont een kunstenaar, maar gedraagt hij zich als iemand die werkelijk gekroond is, een koning, dan wordt de politie met gummieknuppels in het geweer geroepen. Zo registreert de hooggeprezen kunstpolitiek het subtiele verschil van twee letters. Bekroond of gekroond. Het onderscheid is een gummiestok. En het tekent op een bepaalde manier de kortsluiting tussen kunstenaar en maatschappij, waarop ik doelde. Wèl een bekroning, want dat wil de cultuurpolitiek, maar géén kroon, want dat wil de cultuur.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten