• Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver. In 1971 verbleef hij een week op het eiland Rottumerplaat. Van dat verblijf hield hij een dagboek bij.
Donderdag 22 juli
Halfeen. Erg treurig. Mijn zeehondje is weg. Ze hebben hem van me meegenomen. Met een helikopter. Er was gezegd dat ze melk voor hem naar beneden zouden gooien, maar ze kwamen hem halen. Ik voel me verschrikkelijk eenzaam. Net of ik nu pas besef hoe alleen ik op dit eiland zit.
Toen ik om zes uur naar hem toe ging - met dezelfde spanning als vroeger als jongen, wanneer ik een ziek dier had of een nieuw dier en voor dag en dauw opstond om te kijken of het nog leefde — en het keetje opendeed lag hij achterin en draaide zijn kopje naar me toe en keek me nieuwsgierig, achterdochtig en angstig aan met die lieve grote donkere ogen. Ik schrok even, want zijn mooie zilverige grijsblauwe pels was helemaal geelbruin. Hij zat onder. Het leek wel of hij zich erin rondgewenteld had. En ook de vloer had hij helemaal ondergescheten. Er lag een heel laagje, het leek wel geweekte taai-taai. Het stonk niet naar poep maar een weeë babyluierlucht kwam je tegemoet. Ik liep door de kledder naar hem toe maar hij beet zo naar me dat ik hem niet kon vastpakken. Ik kon moeilijk zo naar hem toe kruipen. Ik heb mijn kleren uitgedaan en ben met kippevel, want het is koud om zes uur 's ochtends, op mijn buik naar hem toe geschuifeld en geglibberd. Dat was weer vertrouwd voor hem. Ik ben zo even naast hem blijven liggen met mijn arm om zijn lijfje waarbij hij steeds verwonderd omkeek wat dat nou wel was wat hem zo lekker wreef terwijl hij toch zo vuil was. Twee poep-zeehonden. Een kleine en een grote. Toen ik uitgesmuld was heb ik hem opgepakt met zijn smerige hansop en naast me op de bank genomen. Het skai had toch dezelfde kleur. Ik moest ineens hard lachen toen ik langs mijn lichaam keek naar die gele drab die uit mijn borsthaar lekte. Het zag eruit of ik ernstig aan de ziekte van Parkinson leed en toch een vlaflip had proberen te verorberen. Maar dat lekkere dier naast me deed me alles vergeten. Ik zoende hem zelfs op zijn ronde smoezelige kopje. Vies?! Er zijn mensen die de hand van de paus kussen. Ik zoen liever de kont van een zeehond.
Toen moest ik toch weer beginnen met het moeizaam proberen wat vocht in dat lijfje te krijgen. Ik dacht dat het weer net zo'n marteling zou worden als de afgelopen nacht, maar het leek wel of hij begreep dat ik hem wilde redden. Na een paar keer proberen slikte hij zelfs de slang bijna in. Nu goot ik de melk wat voorzichtiger in de trechter zodat het geleidelijk in het lijfje klokte. En dan liet ik hem even rustig uitsnuiven en blazen voor ik er weer een portie in goot. Toen ik zo een halve liter kwijtgeraakt was hield ik hem nog steviger onder mijn arm vast en trok voorzichtig de slang uit zijn bek en drukte die met mijn vingers eromheen dicht. Want hij maakte al kotsgeluiden. Zo bleef ik een poosje met hem zitten. Tot hij zich ontspande. Toen liet ik hem los. Het bleef erin en hij werd ineens heel levendig. Snuffelde aan me, ging met een langgerekt snuitje de bank verkennen, kreeg weer een bol kopje met veel dikke plooien in zijn nek als ik hem streelde over zijn neus. Ik kon wel juichen van blijdschap dat het erin gebleven was. Van vreugde liepen de tranen over mijn gezicht. Maar toen werd ik bijna misselijk van de weeë lucht die in de keet hing. Ik nam hem weer als een baby in mijn armen en ging met hem naar buiten waar ik hem in het zand legde. Hij ging meteen hobbelen. En de goeie kant op. De kant van de zee, die hij niet kon zien. Maar misschien wel ruiken of horen. Met een emmertje water uit de put heb ik hem helemaal schoongewreven en afgespoeld. Tot hij er weer prachtig blauwgrijs uitzag. Daarna heb ik vier strobalen in het vierkant tegen elkaar gezet, en het diertje, dat terwijl ik zo aan het sjouwen was al weer een aardig eind op weg was naar zijn element, teruggehaald en in de afgebakende ruimte gezet.
Het eerste wat hij deed was zich met zijn natte lijf lekker door het zand rollen. Het liefst was ik in die kleine ruimte bij hem gaan liggen, of met hem gaan zwemmen. Want dat is altijd mijn lievelingswens geweest. Maar het water was in de tussentijd al aan het opkomen en de kreken waren al te vol gelopen. Ik was bang dat ik hem dan niet meer te pakken zou kunnen krijgen.
[...]
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten