• Nicolaas Beets (1814-1903) was een Nederlandse schrijver. In zijn studententijd hield hij van 1833-1836 een dagboek bij.
Leiden, donderdag 23 januari 1834
IJselijk geschrikt van de visite van den Pedel [bode van de universiteit], die mij aanzegt, dat de Literarische Professoren de collegegelden zeer gaarne vooruit zagen betaald. [Het was in deze tijd gebruikelijk dat de studenten collegegeld betaalden aan die hoogleraren, bij wie zij college liepen.]
Leiden, vrijdag 24 januari 1834
De lezing van Walter Scott's ‘Abbot’ ook op het college van de Gelder voortgezet.
Theebezoek bij Prof. Hamaker. Hij verhaalt mij veel van een Indisch drama met welks lectuur hij bezig is. Mijn verzoek voor alsnog van 't respondeeren [antwoorden op tijdens het college door de hoogleraar gestelde vragen] op 't Hebreeuwsch verschoond te blijven, wordt mij, die te Haarlem geen de minste gelegenheid gehad heb, eenig onderricht in die taal te krijgen, en aan de Academie gekomen, nog beginnen moest met de letters te leeren, vriendelijk toegestaan.
's Avonds in de Leidsche Maatschappij Mr. Jacobus Scheltema gehoord over ‘De propriëteit der dingen’ van Bartholomeus den Engelschman , de oudste Encyclopaedie. Daarna den Heer Rau, een vertaling van een stuk van Lamartine, zoo ongelukkig voorgedragen, dat ik over de waarde van zijn werk niet kan oordeelen.
Leiden, zaterdag 25 januari 1834
Brief van mijne moeder, met de blijde tijding dat ik het Haarlemsch Stipendium van ƒ 200 verkregen heb. Dit verheldert mijn gemoed. Niets hinderde mij meer dan dat ik mijn ouders zooveel geld moest kosten.
Namiddag naar Haarlem [ruim 30 km] willen wandelen, maar 't niet verder gebracht dan Sassenheim [ongeveer 7,5 km], waar ik voor de verzoeking van de diligence bezweek.
Den Zondag te Haarlem doorgebracht.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten