• Portret: Jan Veth.
10 januari 1947
Mijn laatste, zoo niet grootste, ontdekking is geweest, dat wij hier op aarde in de hemel leven. (...)
Ik weet, dat ik, naar de bevinding bij het hoogste reiken der wijsgeerige gedachten, in den hemel ben. Ik ben er eigenlijk echter pas geheel, of pas waarlijk, in wanneer ik mij, zoo zeer als mógelijk is, bewúst van ben van er in te zijn, dat is: met een geheel van gevoel doortrokken, of uit gevoel bestaand, bewustzijn, zóo, dat alle tot de werking, die men 'leven' noemt, behoorende bewegingen, gewaarwordingen van hoogste, van als onovertrefbaar voorkomend geluk, heerlijkheid geven. Als ik de oogleden opsla en ik kijk om mij heen, dan gevoel ik mij geen grooter geluk te kúnnen denken dan hier nu aldus in deze mij omgevende kamer te zijn. Wanneer ik mijn hand zie bewegen of deze gevoelt zich zelf bij samendrukking, met haar warme vastheid, dan voel ik het geluk daarin tintelen.
10 januari 1947
Mijn laatste, zoo niet grootste, ontdekking is geweest, dat wij hier op aarde in de hemel leven. (...)
Ik weet, dat ik, naar de bevinding bij het hoogste reiken der wijsgeerige gedachten, in den hemel ben. Ik ben er eigenlijk echter pas geheel, of pas waarlijk, in wanneer ik mij, zoo zeer als mógelijk is, bewúst van ben van er in te zijn, dat is: met een geheel van gevoel doortrokken, of uit gevoel bestaand, bewustzijn, zóo, dat alle tot de werking, die men 'leven' noemt, behoorende bewegingen, gewaarwordingen van hoogste, van als onovertrefbaar voorkomend geluk, heerlijkheid geven. Als ik de oogleden opsla en ik kijk om mij heen, dan gevoel ik mij geen grooter geluk te kúnnen denken dan hier nu aldus in deze mij omgevende kamer te zijn. Wanneer ik mijn hand zie bewegen of deze gevoelt zich zelf bij samendrukking, met haar warme vastheid, dan voel ik het geluk daarin tintelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten