Zaterdag, 14 april 1945
Om zes uur 's avonds komt Eckhardt. Bezweet, zijn pet in zijn nek, jak en laarzen overdekt met stof. 'Die heb ik roet in het eten gegooid,' zegt hij voldaan en laat zich op de bank vallen. 'Er gaat toch maar niets boven een draadschaar!' Acht kabels heeft hij doorgesneden. Op de weg van Nauen naar Berlijn. Acht belangrijke kabels, bestemd om bevelen ter verdediging van de rijkshoofdstad door te geven. 'En niet alleen de gewone draden,' zegt hij triomfantelijk. 'Zo dwaas gaat Kurt Eckhardt niet te werk. Op de kabelschoenen komt het aan. Je moet de kabelschoenen weghalen.' Van enthousiasme vergeet hij zijn moeheid. Ik zeg altijd maar: praten is niks waard, je moet handelen. Of is het soms niks als je vijfhonderd liter benzine in de rioolput laat lopen? Vijfhonderd liter. Voor het uitknijpen van vier nazibonzen bestemd.' - 'Hoe heb je dat dan voor elkaar gekregen?' - Trots stralend kijkt hij ons aan. 'Ik heb me laten insluiten. In de werkplaats. Toen ze eergisteren ophielden met het werk. Toen heb ik het uitgevonden. De schuilplaats en de benzine. De rest was een klein kunstje. Vaten tot aan de put rollen, stop eruit en de inhoud de goot in. Gestonken heeft het, zeg! Gestonken...' - 'Vuile zaakjes stinken altijd,' lacht Frank. Dan komt Heike met de avondsoep. 'Buiten vertellen ze, dat de bonzen hem nu gaan smeren,' bericht ze. 'Ze zeggen dat ze in auto's weggaan. Richting Mecklenburg.' - 'Waren ze maar vast weg!' zucht Wald. 'Verheug je maar niet te vroeg. Goebbels houden we. Die doet zijn waffel nog open, als de Geallieerden voor de Rijkskanselarij staan.'
De sirene onderbreekt ons gesprek. Deze keer zijn het niet de gewone nachtmosquito's, maar echte gevechtsformaties die aanvliegen uit het westen. Om onze geslonken levensmoed op te beuren, zingt Heike op de maat van de afdaling naar de kelder:
Daar aan de lantaren, bij de kanselarij,'Jij denkt zeker dat je niets gebeuren kan!' knort Frank. 'Uitgerekend in het trappenhuis, waar het zo doorklinkt en de ramen kapot zijn, barst je los. Als de bazuinen van Jericho. Als nu onze luchtbeschermingswacht...'
hangen onze bonzen,
de Fühhrer is erbij
Daar willen we bij elkander zijn
de Fühhrer zien, dat is zo fijn
als vroeger op één mei
als vroeger op één mei!
Maar de luchtbeschermingswacht is verre. Hij heeft met zijn hele gezin Berlijn verlaten. Weg van het gevaar. Aardige mensen, die nazi's. Als het hachelijk wordt, zijn ze allemaal verdwenen. Met stille trom. We hebben veel tijd om erover na te denken. Eentonig tikt de draadomroep. Tussen hartkloppingen en opgelucht ademhalen vergaan traag de uren. Komen ze naar Berlijn? Komen ze niet? Tienmaal schijnt het zo te zijn, tienmaal lijkt het weer anders. In de verte hoor je ontploffingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten