• Handelsvertegenwoordiger, 49 jaar - Amsterdam. Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945,
geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening
6 Mei
- Om 6 uur op. Schmidt en v.d. Brug zijn al op. Hoe komen we aan eten? Ik ben commandant. Op mijn blauwe overal is één blauw balkje. We gaan vorderen. Brutaal beleefd er op af. Bij Slauerhof krijg ik een pakje sigaretten. Bij Herman Ottersteeg één pond boter. Bij Teun Lenk een 6 tal brooden. De zaak is voor elkaar. We eten er goed van en Riek heeft nog een lik boter over. Als er om 11 uur nog steeds geen nader bericht is, besluit ik naar de staf te gaan. Zoo kom ik ten 2de male naar de kassen. Het hoofd staf kwartier zit op Frankendaal. Ik spreek Kapitein Joop Koopmans. Hij kan er niets aan doen. Wij moeten wachten totdat het hoofdkwartier het bevel geeft. Ik vertel van de teleurstelling. Dat een elkeen deze historische dagen wil medemaken. Het was ons beloofd en wij hadden er voor geoefend. Allemaal niets aan te doen. Ik loop met mijn kop tegen de muur. En op de staf allemaal officieren die ik van tevoren nooit in het illegale werk heb ontmoet. De één doet nog gewichtiger dan de ander. Onverrichter zake kom ik thuis. Mijn manschappen wachten met ongeduld. Er zijn er nog meer gekomen. De huiskamer zit vol. Hebben we ons daar nu voor opgegeven. De stemming is onder nul. Het zal mij moeite kosten ze weer bij elkaar te krijgen.
Ondertusschen loopen honderden menschen naar Diemen om de Canadeezen die in aantocht zijn te begroeten. Allen zijn met de nationale kleuren getooid. Jongens en meisjes loopen met Oranje papieren mutsen, het is wat je noemen kan een Koninginnedagstemming. Alleen het is een droge lol. Want er is niets te koop. De cafés zijn gesloten. Bier of drank is er niet. Hier en daar een beetje surrogaat limonade. Maar ondanks dat is de stemming goed. We hebben wel niet te eten, maar we hebben een streep gezet en vanaf heden gaan we een betere tijd tegemoet. Maar onze bevrijders komen maar niet.
Zouden ze ons evenals gisteren teleurstellen. Plotseling komt er een deining onder de menigte, Daar komen ze. En ja wel hoor, in de verte komt een kleine groep gevechtwagens aan. Een voorhoede komt aan. Bloemen hebben ze reeds overal gekregen. Op de wagens hangen en staan jongens en meisjes. Het gejuich is niet van de lucht Dit is het historisch moment. Het is ongeveer 1 uur. Van alle kanten worden ze toegejuicht. Wat een vreugde. Langzaam bewegen de zware wagens die op rupsbanden loopen, zich langs de weg. Vijf lange jaren hebben we hier op gewacht. Ons hart zwelt van vreugde Eindelijk een einde aan onze ellende God zij dank. Dat is het begin. Vrouwen huilen mannen zwaaien als gekken hun handen. Welcome boys. Welcome is niet van de lucht. En dan gaan ze door En ik sta daar met mijn mannen en zie toe. Het is beroerd. Wij hadden dit zoo gaarne mede gemaakt in het uniform van de N.B.S. Wat is dit toch een ongelukkig gekozen naam. Je vergist je aldoor met N.S.B. Ik beloof de manschappen morgen er weer op uit te gaan en hoop dan betere resultaten te krijgen. Ze gaan naar huis maar in hun hart zijn ze zoo teleurgesteld, het is hen op het gezicht te lezen. De mannen die onder mijn commando staan zijn geen jonge menschen meer. De jongste is 32. De oudste 58. Ik heb 12 menschen. 7 ervan zijn employes van de gasfabriek Zuid. Fijne kerels, waar je op kan rekenen. Oorspronkelijk waren we ingezet voor de bescherming van dit vitale bedrijf. Gelukkig is het niet tot gevechtshandelingen gekomen. Maar zoo als ik reeds eerder schreef. We zouden ons leven hebben gegeven. Maar nu het er om aan kwam, werden we niet opgeroepen. Maar wat nog niet is, kan nog komen. De dag verder brengt ons niets anders dan op een hoop loopende menschen die elkaar gelukwenschen. Ik zie zoo waar een paar Joden, kennissen van vroeger die onder gedoken waren. Jaren zaten ze verborgen en nu is het zoo ver, dat ze zich weer in het openbaar kunnen vertoonen. En overal verschijnen bullitins. Wat voor eenige dagen terug nog illegaal moest worden verzorgd, wordt nu openlijk aangeplakt. We zien nummers van de Waarheid, het Parool, Paraat, Trouw enz. Ik weet niet of ik het al eerder schreef, maar een elkeen schijnt te weten dat ik een bijzondere plaats inneem in het illegale werk. De meeste verwachten dat ik meer weet en vragen mij. Maar op dat moment weet ik net zoo veel als anderen. Het was een fijne dag. Natuurlijk was het eten niet op tijd. Maar wat kan ons vandaag het eten schelen? En de bullitins gaan door. Van uur tot uur. Regeeringsverklaringen gedrukt door mijn vriend Hein worden aangeplakt. Onze Wim loopt met stijfselpot rond en plakt wat hij kan op palen, muren overal zien [ze] het nieuws verschijnen. Maar de avond brengt weer ander nieuws. De jaren opgekropte woede uit zich door dat de jongens enkele meiden die met Moffen hebben omgegaan en zich hebben gegeven de kop kaal te knippen. Ik zag 4 × dit volksgericht voltrekken. En niemand deed er iets tegen. Zij kregen hun gerechte straf. Ze grepen zoon meid beet en met zakschaartjes ja met messen zag je ze de kop kaal maken. Als een geplukte kip zag je ze door de duizendkoppige menigte wegvluchten. Et was een meid bij die ze van haar bed hebben gehaald. Ze stond in pyama broek en enkel hempje tusschen de menigte. Op haar blote voeten vluchtte ze weg in de richting van Amsterdam Het was geen verheffend gezicht, maar ze waren jaren gewaarschuwd, dus moeten ze het maar voelen ook. Vele meiden hadden zich verstopt. De deuren werden opengeramd en als het niet aan de voorkant ging, dan zag je de jongens aan de achterzijde het huis betreden. En ze gingen van de een naar de ander. Lijsten waren er van opgemaakt wie in aanmerking er voor kwam. Zoo eindigde deze veel bewogen dag.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten