• De veel jongere Anna Grigorjevna Dostojevskaja (1846-1918) bleek de juiste vrouw om de aan gokken verslaafde Russische schrijver Fjodor Dostojevski (1821-1881) in de juiste richting te leiden. In haar Herinneringen (vertaald door Charles B. Timmer) beschrijft ze zijn leven met hem.
27 mei 1872
Wij namen onze intrek in een logement, maar, daar het op de kamer benauwd was, gingen we samen met de kinderen en hun oude njanja een wandeling door het dorp maken. Maar daarbij beleefden wij iets geks: we hadden de helft van de dorpsstraat nog niet afgelegd, of we kwamen een boerenvrouw tegen met een kind, wiens gezicht met rode vlekken en blaasjes was bedekt. We gingen verder en kwamen nog drie-vier kinderen tegen, ook met van die blaasjes en rode vlekken in hun gezicht. Dat begon ons erg te verontrusten en we vroegen ons af, of er in het dorp geen pokken heersten en onze kinderen niet besmet konden raken. Dostojevski gaf energiek het bevel naar het logement terug te keren, waar hij zich tot de herbergierster wendde met de vraag, of er in het dorp geen zekere ziekte heerste, want waarom al die kinderen vlekken in hun gezicht hadden? De vrouw deed zelfs beledigd en antwoordde dat er ‘niks geen sprake van ziektes’ was en dat het ‘allenig de muggen waren die de kinderen al maar beten’. Wat de pokken aangaat, waren wij spoedig gerustgesteld, daar er nog geen uur voorbijging, of wij konden er ons aan den lijve van overtuigen, dat het inderdaad om ‘muggen’ ging, want de gezichten en armpjes van onze kinderen waren door hun beten behoorlijk gezwollen en misvormd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten