woensdag 8 augustus 2018

Isaac Pool -- 8 augustus 1673

• Het dagboek van de Amsterdamse koopman Isaac Pool (1619-1684) bestrijkt de periode 1663-1678. Het is onlangs in druk verschenen, bezorgd door Laurence Duquesnoy en Jeroen Salman.
In het fragment hieronder beschrijft hij hoe hij (en velen met hem) ging kijken naar de Nederlandse vloot van De Ruijter, die voor de kust voor anker lag. Enige dagen later zou de Slag bij Kijkduin plaatsvinden. Ondertussen neemt hij het er goed van.

8 augustus 1673
1673 Dingsdaghs, synde den 8 augustus, ben ick met mijn huijsvrou inde schuijt van negenen naer Harelem gevaaren. En daar te half twaleven gekommen synde, gingen wij neef Kooningh spreecken die opt stadt huys was, alsoo scheepen is, maar ons night, zyn suster, liet hem haalen. Hy gekommen synde hielt ons met kragt daar ten eeten op een brave soo vis, soo dat wij niet voor de schuijt van tweeën voort kosten racken, daar neef Kooningh ons in broght.

Quamen ten 5 ueren by Noort wyk daar wy uyt traden en gingen door Noort wijk Binnen naer Noort wynk op Zee, dogh half weegen op dien hoogen duyn stande saegen wij ons vloodt onder ons buerman, den Admiraal de Ruijter, in zee seer klaar, dat men de scheepen kost [kon] tellen. Vonde veel volkx op de duijnen en aen strandt. Gingen voort, de scheepen sylden met ons naar Katwijk op Zee daar meede veel volkx was en naer alles wel gesien te hebben gingen wij duynwart in, langhs het malle gadt naer Katwyk op den Rijn, daar wij inde herbergh de Goude Leeu genamdt ons aavondt maal deeden ende dien naght sliepen.

Sanderdagh smurgens omtrent ten 8 ueren op gestaen zynde, gingen wy op ons gemack weederom naer Katwyk op Zee daar wij de scheepen nogh saagen, dogh wat dieper in zee daar zij haar anker hadden vallen laaten. Was zeer mooy weer waar door dat mennighten van pinken, ja al de vissers, soo veel volkx in nam als sy bergen komden en voeren daar mee naer de vloodt om een kykien. Woy [woei] wat styf soo dat vrij nadt wierden alsoo twater dapper oover de pincken heen stoof, dogh al uyt soetighijt en ick geloof dat sy malkander dapper bescheeten en bespoogen dogh al uyt soetighijt. Ende alsoo wy daar wat langh bleeven gingen wy inde Halvemaan inde groote sydelkaamer, daar men op strandt en in zee siet, wat eeten en drinken.

Daar wy een lange wyl alleen in bleeven, tot dat de mensen soo aen groeyden dat haar huys nogh te klyn wiert door de mennighten vande mensen, soo dat wy ons kompetensie hebbende weederom naer strandt gingen om in huys niet gedrongen te sitten en vonden daar oock soo veel mensen dat men oover de hoofden sou gegaan hebben. Oock nennighten van karossen, waagens en karren. Daar sagh men alderhanden gewoel en klughten, soo vrouwen alsmannen, jongh en out, met de bloote billen in zee loopen, domppelden en doopten malkander waker in zee.

Oock quammen der pinken met volk aen die in de vloodt geweest waaren. Syden dat het wel kermis op de scheepen scheen, soo vrolyk wast tvolk, en syde dat de vyants vloodt voor Petten lagh en hoopten haast aen den anderen te zyn, daar zij naer verlanghden.

Ende omtrent 5 ueren zynde rissolveerden wy te rugh naer ons harbergh te gaen. Waer digh by duyn ons Jan neef Hendriksx soon gemoeten, daar wy wat by bleeven staen praaten en voort ganden gingen wij nidden door duyn, waker doort sandt digh verby de hooge duyn, daar honderden van mensen op stonden. Onder anderen oock Willem de Gooier, die savons by ons inde herbergh quam, daar wy saamen een soo vis, soo tongen als schollen en anders aaten en dronken eens toe alsoo daar goede Rinse wyn was. Rookten een pijpien en rakten te kooij.

Des smorgens vrogh, omtrent 6 ueren, op gestaen synde namen de gesondt hyt op. Gingen naer Voor hout daar wy inde schuyt van 9 rakten. Quamen te een uer te Harelem daar wy int Vlies en glas wyn dronken en aaten 3 niewe haringen en quamen in de schuyt van drieien en ten half 6 ueren tAmsterdam. Gingen naer huys, dronken een glas wyn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten