• Leonard Nolens (1947) is dichter. Zijn verzamelde dagboeken (1979-2007) zijn verschenen onder de titel Dagboek van een dichter (2009).
Berchem, maandag 2 augustus 1993
Elke nacht, elke, die ik in mijn leven alleen heb doorgebracht, alleen in een door iedereen verlaten huis, ben ik bang geweest, heb ik angst gehad. Vannacht schrijf ik dit rustig op, in het besef dat straks, wanneer ik naar bed ga, de paniek toe kan slaan. Ieder uur van al die nachten heb ik mij beschaamd gevoeld, vernederd, omdat geen enkele redelijke overweging de schrik kon onderdrukken. Alle lichten blijven branden, maar het donker neemt onzichtbaar bezit van de spiegels, de hoeken, de deurgaten, en de spoken komen onhoorbaar gillend en stommelend te voorschijn. Vroeger rende ik de straat op, verstopte mij in overvolle kroegen en bedronk mij om nadien bijna bewusteloos in slaap te kunnen vallen. Sinds ik niet meer drink en de alcohol ook niet meer mis, is alles ietwat rustiger geworden en kan ik dit schrijven, vannacht, in een muisstille straat, in een van leegte gonzend huis, terwijl de volle maan als achter melkglas van wolken naar mij hangt te kijken. Ook om dit opnieuw te beleven, om dit nachtelijk alleenzijn weer mee te maken, weer te testen, ben ik deze week niet met je meegegaan. Ooit toch moet ik in staat zijn om zonder te huiveren alleen de nacht in te gaan en mijn ogen te sluiten.
De dagelijkse stilte van het alleenzijn op Missenburg is niets, vergeleken bij het risico van de Daenenstraat. Deze kamer, deze ruimte is gewond, draagt ergens een geheime scheur waaruit het dreigende op ieder ogenblik te voorschijn kan springen. Door die dreiging, door die angst die ik mij ook op rustige en zelfs gelukkige momenten helder voor de geest kan roepen, heb ik het kind in mij zeer levendig gehouden en ervaar ik naar believen de verlorenheid die mijn keel dichtsnoerde als de ouders 's avonds even het huis verlieten. Die schrik voor de angst heeft mij de voorbije veertig jaar onvrij gemaakt, gevangen als ik ben in de nood aan de fysieke aanwezigheid van een mens, het maakt niet uit van wie. Dit schrijven geeft een vage stem aan de ruimte, een concrete tegenstem, al maak ik haar zelf, en schept de illusie van een gesprek, geeft inhoud aan het inzettende neuriën van het donker.
Vanavond voor het eerst op de maandagavonden van de beiaardconcerten door het centrum van Antwerpen gewandeld. Tienduizenden wandelaars in de straten. Op een bankje, alleen, op het Conscienceplein, zit David. Als hij mij ziet, kijkt hij niet verrast, als had hij mij verwacht. Wij praten vijf minuten. Het is goed, zo samen tussen al dat volk, een echte verwantschap te voelen. Wanneer om tien uur Nathalie opdaagt, met wie hij had afgesproken, neem ik afscheid.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten