donderdag 23 augustus 2018

John Bake -- 24 augustus 1830

John Bake (1787-1864) was een Nederlandse classicus en filoloog. In 1830 maakte hij een reis naar Duitsland en Zwitserland, die hij beschreef in brieven aan zijn vrouw, die zijn te lezen als een reisdagboek.

Maandag, 23 augustus.
Alles stemde mij sedert enige dagen om minder behagen in Zwitserland te scheppen. Het werd slechter weer en koud, zodat het voor een dag of drie reeds gesneeuwd heeft op de bergen. Men krijgt eindelijk, na zoveel gezien te hebben, verzadiging en - ik verlangde alleen naar huis, zodat mijn reisgenoten soms niets meer aan mij hadden. Evenwel ben ik hedenmorgen weer getroffen. De Rigi goed gezien hebbende, telde ik de Weissenstein voor niets en was er zelfs met tegenzin, enkel om de vrienden niet tegen te gaan, heen getrokken. Nu was ik voor 5 uur op, en heb ik gejouisseerd van een halfuurs schouwspel (want langer duurde het niet) dat voortreffelijk was, beter nog dan op de Rigi: het langzaam verlichten der sneeuwtoppen. Zelfs 10 minuten lang vertoonde zich de vergulde top van de Montblanc, die men van de Rigi geheel niet ziet. Overigens is het panorama niet te vergelijken met de Rigi. Men ziet weinig meren en meest het vlakke noordwestelijke gedeelte van Zwitserland. Straks rijden wij naar Moutier terug en rijden dan verder.

[kijk hier voor foto's van de zonsopgang gezien vanaf de Weissenstein]

Bazel, 24 augustus.
Gisteravond zijn wij hier aangekomen. Dadelijk vloog ik naar de post om uw brief. Ik vond er twee. Hoe jammer, dat ik over 't huis niet kon antwoorden, maar gij hebt volmaakt wel gedaan. Uw tweede deed mij ook oneindig veel genoegen, ziende dat mijn correspondentie u toch wat plezier heeft gedaan. Mij niet minder, want ik was dan, aan u schrijvende, telkens met mijn gehele ziel bij u. Ik zal mijn journaal, sedert de Weissenstein, thuis wel vervolgen, maar mijn plan is genomen. De vrienden willen nog langs de Moezel en door Brabant, zodat wij morgen samen vertrekkende slechts een eind weegs samen gaan. Baden-Baden offer ik op, maar snel naar huis. Zeker ben ik niet later dan 2 september thuis en in uw armen. Of ik vroeger kan komen valt moeilijk te bepalen, omdat ik niet graag 's nachts doorreis. Ik moet fris bij u komen, niet waar? Vertel mijn spoedige thuiskomst nog maar niet aan iedereen. Anders word ik dadelijk lastig gevallen. Hoe zeer ik verlang alles wat mij dierbaar is terug te zien, kan ik u niet beschrijven. Ik heb haast en omhels u nog eens hartelijk. Dag beste vrouw, tot over weinige dagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten