• Mochtar Lubis (1922-2004) was een Indonesische schrijver en journalist. In februari 1975 werd hij vanwege zijn kritische opstelling gearresteerd en twee maanden gevangengezet. Hij schreef in die maanden een dagboek dat is gepubliceerd als Kampdagboek.
Dinsdag, 4 februari 1975. Die ochtend was ik vroeg gaan tennissen. Toen ik thuis kwam was het ongeveer half tien. Het stortregende, lange tijd al. Hally, mijn vrouw, en ik zaten aan het ontbijt toen er plotseling drie mensen op bezoek kwamen. Toen de huisbediende aan hen vroeg waar ze vandaan kwamen, zeiden ze Van kantoor'. Toen ik klaar was met ontbijten, ging ik naar ze toe. Men had ze gevraagd te wachten, in de voorkamer. De drie stelden zich voor als jaksa's van het openbaar ministerie en vroegen me om met hen mee te gaan naar hun kantoor.
'Om gearresteerd te worden?' vroeg ik. Ze aarzelden even en zeiden toen: 'Ja.'
Tenslotte schenen de geruchten toch werkelijkheid te zijn geworden. Ik had er al van gehoord vanaf het ogenblik dat ik terug was uit Parijs. Dat was na de demonstraties en ongeregeldheden van januari 1974 die met het woord Malari worden aangeduid, en plaatsvonden tijdens het bezoek van de Japanse premier Tanaka. Ik moest telkens weer denken aan wat er met mij gebeurd was tijdens het Soekarno-bewind. Toen ik uit Parijs terugkwam hadden vele vrienden die ik weer ontmoette gevraagd: 'Hé, ben je nog vrij? Ben je nog niet gearresteerd?' Ze gaven zo hun vreugde en verwondering te kennen over het feit dat ik nog vrij was. Ik voelde me heel erg rustig toen ik er voor stond weer
mijn vrijheid te verliezen die ik het jaar tevoren in mei terug had gekregen na het aftreden van Soekarno in 1966. Hally hield zich ook flink. Ze nam nog de tijd thee te zetten voor onze ongenode gasten.
De jaksa's doorzochten her huis naar weet ik wat voor documenten. Tegen een ontvangstbewijs namen ze een aantal papieren in beslag. Het waren artikelen die ik geschreven had. Ze vroegen me mee te gaan naar het bureau van de Indonesia Raya aan de Tjempaka Putih. Ook daar zochten ze ijverig naar allerlei documenten en naar bepaalde afleveringen van Indonesische kranten. Een aantal van deze documenten, brieven en kranten werd door hen meegenomen.
Mijn arrestatie kwam heel plotseling en geheel onverwacht. Ik was er stellig van overtuigd dat ik geen enkele wet had overtreden. Ik nam aan dat mijn zaak ditmaal zo snel mogelijk door de rechtbank afgehandeld zou worden. Om drie uur in de middag kwam ik bij het Nirbaya-kamp aan, bij Lobang Buaya. Ik bleek te zijn ingedeeld in het Amal-blok, paviljoen A 2. Voorzieningen waren er nauwelijks: een tafel, een kast, een oude stoel, een bed met een slechte matras, zonder kussen of sprei, geen gloeilamp. Toch is het er beter dan in een gevangenis van de RTM (militaire gevangenis). Er zijn hier per blok — ze dragen prachtige namen zoals Toewijding (Amal, het mijne), Oprechtheid, Trouw en Vaderland — tien paviljoens die los van elkaar staan rond een open veld, dat door de mensen die hier al lang zitten beplant is met cassave, nachtschade en andere gewassen. Hier ontmoet ik luchtmaarschalk Omar Dhani, generaal Pranoto, Astrawinata, oud-minister van justitie in het Soekarno-kabinet, Soemardjo, oud-minister van onderwijs en cultuur en een aantal hoge officieren. Ik ontmoet ook Hariman Siregar die in zijn eentje wordt vastgehouden in het paviljoen van de polikliniek. We worden niet opgesloten, alleen de toegang tot een complex wordt afgesloten. De lucht hier buiten is frisser dan de stad. Als het regent is de toegangsweg echter nauwelijks per auto begaanbaar. Kapitein Utomo en kapitein Sihombing zijn de commandanten van het Nirbaya-kamp dat ongeveer vijfenzeventig gevangenen herbergt. Veel van de gevangenen zijn luchtmachtofficieren. Een aantal van hen werd gearresteerd toen ze uit Moskou terugkeerden van een opleiding.
Het avondeten: voldoende rijst en behoorlijk toebereide sajur lodeh, frikadel en een halve telor asin, een gezouten ei. Er staat een TV die van jaksa Baharsan is. De aflevering van Mannix vanavond, Huntdown, was tamelijk spannend. Gelukkig kon ik na de TV vlug in slaap komen, nadat ik de slechte matras had weggedaan. Ik slaap op het veldbed van thuis. Generaal Pranoto waarschuwde me dat er hier nog veel cobra's en andere slangen waren en dat ik voorzichtig moest zijn. Bij hem waren er al een paar keer slangen naar binnen gekropen.
Mijn paviljoen ligt naast dat van Omar Dhani, mijn vroegere vlieginstructeur van de Aeroclub, uit de tijd dat hij nog maar luchtmacht-luitenant was.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten