• Luise Rinser (1911-2002) was een Duitse schrijfster en politiek activiste. Ze publiceerde verschillende boeken met dagboekaantekeningen.
In oktober 1944 werd ze gevangen genomen wegens Wehrkraftzersetzung ('ondermijning van de weerbaarheid'). Met kerstmis werd ze weer vrijgelaten. Ze hield tijdens haar gevangenschap een Gefängnistagebuch bij.
Nederlandse DeepL-vertaling onder de Duitse tekst.
4. Dezember 1944
Heute waren plötzlich die beiden blonden Französinnen nicht mehr in der Fabrik. Ich dachte, sie seien entlassen worden. Niemand wußte etwas. Abends hörte ich aber ihre Stimmen, als sie in die Zellen gingen. In aller Eile erfuhr ich beim Eimerleeren (dieser fürchterlichen, ekelerregenden Arbeit, die mir die jungen Mädchen wohl abnehmen würden, die ich aber tue, damit ich hier alles genau und bis auf den Grund erlebe), ich erfuhr also, daß die beiden Arrest haben; sie sitzen tagsüber im Kohlenkeller und flicken Säcke. Ihr Freund, der Jugoslawe, war bei dem Fluchtversuch aus dem Lager entdeckt worden, mit einem Bundel ziviler Frauenkleider und falschen Pässen. Er gestand, wahrscheinlich nicht freiwillig (diese Methoden kennen wir), daß die beiden Schwestern seine Komplizen waren. Sie haben kein Glück mit dem Fliehen. Sie tun mir leid. Da sitzen sie nun von früh sieben Uhr bis abends fünf Uhr ununterbrochen in dem stickigen Keiler. Wofür? Dafür, daß sie versuchten nach Hause zu kommen, für den Anlauf zu einer Tat, die wir als heroisch oder doch wenigstens als tapfer und achtenswert bezeichnen würden: Zur Flucht aus fremder Tyrannei und zur Heimkehr ins Vaterland. Aber es sind ja 'nur' Französinnen, Kinder Besiegter; also in den Kohlenkeller damit. Wo kämen wir da hin, wenn wir dieselben Gesetze für Deutsche und Ausländer hätten? Wenn wir die Ausländer als Menschen behandeln würden. — Dafür — als waren wir Gefangenen schuld — hassen uns die Französinnen auch hemmungslos. Heute beim Abendessen hatte ich einen heftigen Zusammenstoß mit Hermine, einer Belgierin. Wir können uns von der Aufseherin alle vier Wochen drei oder vier Camelias geben lassen. Hermine hatte ihre bekommen und legte sie beim Abendessen mitten auf den Tisch, nahe vor mich hin. Ich sagte: »Nehmen Sie das bitte weg.« Sie antwortete nicht. Ich wiederholte. Sie zog mir eine Grimasse. Ich sagte, ich sei ihr immer freundlich gesinnt gewesen, aber das sei stark. Ich wischte die Camelias vom Tisch. Die anderen Gefangenen waren auf meiner Seite. Hermine legte sie nachdrücklich auf den Tisch zurück. Sollten wir sie verhauen? Ich überlegte es, aber schließlich — wozu? Ich kapitulierte vor dem Haß, der aus Hermines Augen sprach. Niemand hat einen solchen Nationalstolz wie unsere Französinnen — schäbige, kline Gören meist, aber: 'vive la France'. Um kein Haar besser als 'Deutschland über alles'. Solange wir so bleiben, gibt es kein Weltfrieden.
Vertaling
4 december 1944
Vandaag waren de twee blonde Franse meisjes plotseling niet meer in de fabriek. Ik dacht dat ze vrijgelaten waren. Niemand wist iets. Maar 's avonds hoorde ik hun stemmen als ze de cellen ingingen. In allerijl, terwijl ik emmers aan het legen was (dat afschuwelijke, walgelijke werkje dat de jonge meisjes waarschijnlijk voor mij zouden doen, maar dat ik doe zodat ik alles hier tot in detail en tot op de bodem kan meemaken), vernam ik dat de twee onder arrest stonden; overdag zitten ze in de kolenkelder om zakken te repareren. Hun vriend, de Joegoslaaf, was ontdekt toen hij probeerde uit het kamp te ontsnappen, met een bundel burgerkleding van vrouwen en valse paspoorten. Hij bekende, waarschijnlijk niet vrijwillig (wij kennen deze methoden), dat de twee zusters zijn medeplichtigen waren. Ze hebben geen geluk om te ontsnappen. Ik heb medelijden met ze. Daar zitten ze nu van zeven uur 's morgens tot vijf uur 's avonds zonder een pauze in het benauwde zwijn. Voor wat? Voor een poging om thuis te komen, voor een daad die wij heroïsch zouden noemen, of op zijn minst dapper en respect waardig: Om te ontsnappen aan buitenlandse tirannie en terug te keren naar het vaderland. Maar het zijn 'slechts' Franse vrouwen, kinderen van de verslagenen; dus de kolenkelder in met hen. Waar zouden we terechtkomen als we dezelfde wetten hadden voor Duitsers en buitenlanders? Als we buitenlanders als mensen zouden behandelen. - Daarvoor - alsof wij gevangenen schuld hebben - haten de Franse vrouwen ons ook zonder terughoudendheid. Vandaag had ik tijdens het eten een hevige aanvaring met Hermine, een Belgische. We kunnen de directeur ons elke vier weken drie of vier Camelia's laten geven. Hermelien had het hare en zette het in het midden van de tafel, vlak voor me tijdens het eten. Ik zei: "Haal dat weg, alsjeblieft." Ze antwoordde niet. Ik herhaalde. Ze grimaste naar me. Ik zei dat ik altijd aardig tegen haar was geweest, maar dit was sterk. Ik veegde de Camelia's van de tafel. De andere gevangenen stonden aan mijn kant. Hermelien legde ze nadrukkelijk terug op de tafel. Moeten we ze slaan? Ik heb het overwogen, maar uiteindelijk - waarvoor? Ik capituleerde voor de haat die uit Hermione's ogen sprak. Niemand heeft zo'n nationale trots als onze Franse meisjes - sjofele, aanstellerige snotapen meestal, maar: 'vive la France'. Geen haar beter dan 'Deutschland über alles'. Zolang we zo blijven, zal er geen wereldvrede zijn.
Vertaald met www.DeepL.com/Translator (gratis versie)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten