zondag 28 november 2021

Bergman • 27 november 1986

• Schrijver Bergman (Aart Kok, 1921-2009) hield enige maanden een dagboek bij waarin hij herinneringen aan het Kralingen uit zijn jeugd neerschreef. Uit: Leve Kralingen en omstreken/Dagwerknotities.

'86-27/11
Over de Nieuwe Oostbrug het Haringvliet Z.Z. op, liep ik langs de vertrouwde pakhuizen en patriciërswoningen waarvan er maar een in mijn geheugen is blijven steken: Het Museum voor de Scheepvaart, een ontdekking van Ad Vos die niets kostte. Wij beleefden arme tijden, hadden geen plattegrond in huis en de tram was een ongehoorde luxe. Wat wij te weten kwamen, ontdekten wij op onze zwerftochten te voet, nog steeds de beste manier om de bewoonde wereld stukje bij beetje te leren kennen. De suppoosten begonnen ons te kennen en waren bereid met een gemoedelijkheid die niets neerbuigends had, hun kennis te spuien en zetten allerhande machinerieën die ons met ontzag en onbegrip vervulden in werking. Een curiosum, waarop zij nogal trots waren, was een kleinschalig model van de onzinkbare reddingsboot, een spiegelbeeldconstructie, aan beide zijden zeewaardig. Sloeg de sloep om dan roeide je met de onderkant, nu bovenkant, rustig verder. Het ei van Columbus. Of het idee ooit in produktie is genomen? Toen al had ik mijn twijfels. In gedachten zag ik het ranke huikje in de woeste golven kantelen en kantelen en kantelen en de bemanning maar zwemmen en aan boord klauteren en rustig doorroeien en weer kantelen en waar is die vervloekte rotboot gebleven. Verbeeldingskracht is een rem op het geloof.

'86-28/11
Nog een toevluchtsoord voor regenachtige dagen was de leeszaal/bibliotheek van dit museum. In mijn herinnering een langwerpige ruimte met boekenkasten aan weerszijden en een lange dubbele leestafel in het midden. Een oase van stilte waar ik tussen ernstige, bebrilde heren in kamgaren kostuums nautische tijdschriften doorbladerde en lijvige boekwerken met afbeeldingen van schepen, schepen en schepen van de planken trok. Ik leerde de Engsele vloot kennen met zijn dreadnoughts (een woord dat ik niet kende maar instinctief begreep) als de Hood, de Nelson en de Royal Oak. Die vloot zou de wereldzeeën schoonvegen en het gespuis dat onze belangen zou willen dwarsbomen een kopje kleiner maken, werd mij duidelijk. Men liet mij rustig begaan. Niemand zei, hé joh, wat mot jij hier. In de jaren na 1937, toen ik vrijwel dagelijks het gebouw passeerde, heb ik nooit meer één stap over de drempel gezet. In die tijd repten mijn voeten zich naar de tijdeloze werelden in de literaire kaartenbakken van de Gedempte Botersloot. Instinctief begreep ik ook dat dreadnoughts en onzinkbare reddingsboten gedoemd waren vroeg of laat in de golven te verdwijnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten