[21 Juli 1803]
DONDERDAG den 21e JULY, wierd de dag begonnen met een onderzoek of het bekomen van de gedoode zeekoey, nog mogelyk zoude zyn, dog zonder gevolg, en dus werd de reis vervolgd; evenwel besloot men zoolang te wachten als nodig zoude zyn, om de vryslaaf die aan de overzyde van de Oranje Rivier by de Boschjesmans vernagt had, tyd te geven weder terug te komen.
Toen de zon op was zag men hem van drie Boschjesmans verzeld, de oever van de rivier opgaan, om eene minder gevaarlyke overtocht te vinden: op de gekozen plaats gekomen zynde, maakten de Boschjesmans voor hunne gast een lange takkebosch, om die even als zy zelven by de passage te bezigen. Het gevaar dat de vryslaaf de vorige dag gelopen had, had hem zyn stoutigheid [moed] benomen, en hy scheen met bedeesdheid te water te gaan. Tot aan een eylandje in de rivier ging het byzonder voorspoedig en met behulp zyner nieuwe vrienden, ondernam hy de tweede en moeylykste overtocht; maar toen zy het tot op een klip waar hen het water slechts ter halfwegen het lyf was, hadden gebragt, deed de vermoeidheid hem staan en wel zoo lang dat de vryslaaf en de eene oude Boschjesman die hem op de klip vergezelde, van de koude als verkleumden; tevergeefsch riep men hen toe de reis te vervorderen.
Men bewoog twee andere Boschjesmans hunne redding te gaan ondernemen; zy deden dit met zware houtbosschen waarop lynen rusten, die aan onze oever wierden vastgebonden. Zy stuurden met zoo veel behendigheid, dat zy juist op het goede punt aankwamen, dog de vryslaaf was te verkleumd en te bedeesd om de lyn te grypen, en de Boschjesmans dreven door de stroom voorby; dan op dit ogenblik nam die op de klip was, de eenige party die hem redden kon: hy drukte de vryslaaf in de diepte, en dwong hem, dus met hem vereenigd, eene laatste aanstrenging te doen.
Deze schepzelen boezemden ons levendig belang in; men liet wyn heet warm maken om hun te ontfangen, en had het overgroot genoegen, hen eindelyk aan de wal te zien komen. Het geselschap van den Gouverneur gaf het voorbeeld van deelmening en hulpbetoning. De twee uit het water komende, waren byna dood van vermoeidheid en koude; men laafde hen met de warme wyn en koesterde de Boschjesman by het vuur. Toen men hen zag bekomen, wierd aan hun en de andere die ter redding hadden mede gewerkt, rykelyk geschenken uitgedeeld.
[lees verder]
DONDERDAG den 21e JULY, wierd de dag begonnen met een onderzoek of het bekomen van de gedoode zeekoey, nog mogelyk zoude zyn, dog zonder gevolg, en dus werd de reis vervolgd; evenwel besloot men zoolang te wachten als nodig zoude zyn, om de vryslaaf die aan de overzyde van de Oranje Rivier by de Boschjesmans vernagt had, tyd te geven weder terug te komen.
Toen de zon op was zag men hem van drie Boschjesmans verzeld, de oever van de rivier opgaan, om eene minder gevaarlyke overtocht te vinden: op de gekozen plaats gekomen zynde, maakten de Boschjesmans voor hunne gast een lange takkebosch, om die even als zy zelven by de passage te bezigen. Het gevaar dat de vryslaaf de vorige dag gelopen had, had hem zyn stoutigheid [moed] benomen, en hy scheen met bedeesdheid te water te gaan. Tot aan een eylandje in de rivier ging het byzonder voorspoedig en met behulp zyner nieuwe vrienden, ondernam hy de tweede en moeylykste overtocht; maar toen zy het tot op een klip waar hen het water slechts ter halfwegen het lyf was, hadden gebragt, deed de vermoeidheid hem staan en wel zoo lang dat de vryslaaf en de eene oude Boschjesman die hem op de klip vergezelde, van de koude als verkleumden; tevergeefsch riep men hen toe de reis te vervorderen.
Men bewoog twee andere Boschjesmans hunne redding te gaan ondernemen; zy deden dit met zware houtbosschen waarop lynen rusten, die aan onze oever wierden vastgebonden. Zy stuurden met zoo veel behendigheid, dat zy juist op het goede punt aankwamen, dog de vryslaaf was te verkleumd en te bedeesd om de lyn te grypen, en de Boschjesmans dreven door de stroom voorby; dan op dit ogenblik nam die op de klip was, de eenige party die hem redden kon: hy drukte de vryslaaf in de diepte, en dwong hem, dus met hem vereenigd, eene laatste aanstrenging te doen.
Deze schepzelen boezemden ons levendig belang in; men liet wyn heet warm maken om hun te ontfangen, en had het overgroot genoegen, hen eindelyk aan de wal te zien komen. Het geselschap van den Gouverneur gaf het voorbeeld van deelmening en hulpbetoning. De twee uit het water komende, waren byna dood van vermoeidheid en koude; men laafde hen met de warme wyn en koesterde de Boschjesman by het vuur. Toen men hen zag bekomen, wierd aan hun en de andere die ter redding hadden mede gewerkt, rykelyk geschenken uitgedeeld.
[lees verder]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten