dinsdag 28 januari 2020

J. Friedrich • 29 januari 1870

• Uit: Dagboek gehouden tijdens het Vatikaansche concilie, door dr. J. Friedrich, hoogleeraar in de R.C. Godgeleerdheid te München, uit het Hoogduitsch vertaald door G.P. Kits van Heijningen, predikant te Deventer, met medewerking van J. Jongeneel, hoogleeraar aldaar. (1873)

Rome, 29 januarij 1870.
Ik heb heden wonderlijke dingen van de jezuïten gehoord, die echter volkomen overeenstemmen met dat wat hunne moralisten zoo dikwijls beweren, dat alles maar aankomt op het doel: men zou b.v. met eene schoone vrouw overspel kunnen plegen, zonder dat het werkelijk overspel is, als men haar alleen tot zich neemt, omdat zij schoon is; (zie de Polemiek van Hase) men kan, met een zeker doel, den boezem eener vrouw gerust aanraken, zonder dat men eene zware zonde begaat. Vandaar hun naam in Venetië: 'tepeltheologen'. Dit laatste zegt zelfs de geschiedschrijver der orde Cordara.
Een prelaat verzekert, dat de bisschoppen der oppositie reeds tammer beginnen te worden. Houdt men hen nog een paar maanden aan de praat, dan zijn zij geheel bewerkt. Ook wist hij te vertellen, dat kard. Schwarzenberg de adressen* tegen de onfeilbaarheid**, door zijn kamerheer aan den kamerheer van den paus, Msgr. Ricci, had doen ter hand stellen. De paus was hierover uitermate verstoord en wilde de adressen niet aannemen, maar verwees die naar de legaten. Men leidt uit deze handeling van kard. Schwarzenberg af, dat niemand den moed heeft, om tegenover den paus in persoon blijk van tegenstand te geven.
B. Place van Marseille spreekt over den moeijelijken toestand , waarin zich de bisschoppen bevinden, te meer, omdat men niet weet, aan wien men zich moet houden en wien men nog vertrouwen kan. Zoo heeft b.v. Haynald, niettegenstaande de houding, die hij tot hiertoe blijft aannemen, een jezuït tot theoloog. En waarlijk, het is vreemd bij het concilie, dat juist de mannen der oppositie met de jezuïten op zoo goeden voet staan. Meenen zij niet, wat zij zeggen? Ik geloof het wel, maar ik gis, dat zij elkander voor de opening van het concilie niet goed hebben begrepen, en het is wel slim aangelegd van de jezuïten, dat zij leden hunner orde hebben bij de bisschoppen, die tegen hunne plannen zijn. Immers voor de kortzigtige menigte, en dat is de meerderheid, dekt dat hunne orde. Biss. Place verzekert, dat de wijze, waarop men hier de onfeilbaarheid wil doordrijven, voldoende is, om hem er tegen te doen zijn. Hij is het nog niet met zich zelven eens wat het beste zal wezen, als de zaak in stemming komt: zich in massa van de stemming te onthouden en er toch bij tegenwoordig blijven, of gezamenlijk met elkander de vergadering te verlaten.
[...]

* adres = Geschrift, door een erkend lichaam of eene vereeniging van personen tot de bevoegde macht gericht, en behelzende hetzij een verzoek, hetzij een betoog, eene verklaring van gevoelens, enz.

** Tijdens het Eerste Vaticaans concilie werd de onfeilbaarheid van de paus tot dogma verklaard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten