• Luuk Gruwez (1953) is een Vlaamse schrijver. In Het land van de wangen kijkt hij terug op episodes uit zijn leven. Het hart van het boek vormen de dagboeknotities die hij enige jaren bijhield naar aanleiding van zijn bezoeken aan zijn steeds verder aftakelende grootouders.
Deerlijk, 17 maart 1996
Ieper, omstreeks 1915. Hier heeft Knor de eerste stille film gezien, in de openlucht. Hier heeft hij de eerste auto gezien en daarvoor zelfs de eerste fiets: ‘een tuig des duivels’, volgens de pastoor. Als knaapje had Knor glazen benen voor politieagenten. Hun kantoor was in de Lakenhallen gevestigd. Als daar een agent buiten stond, liep hij er in een wijde boog omheen en hij zocht bescherming in de rokken van zijn moeder, die hij aanbad. Ik begrijp dat ontzag en die angst voor uniformdragers. In elke man herken ik de beul. En ook ik dicht de redding aan vrouwen toe. Zelfs onder dit dak heb ik dat altijd gedaan: bij Liesje. Ik moet tot mijn zeer grote spijt vaststellen dat mannen, vooral mannen in mijn leven mijn idolen zijn geweest. Een enkele keer waren zij ook onderwerp van mijn haat. Er is nauwelijks één vrouw die mijn idool is geweest, maar van vrouwen heb ik altijd gehouden. Ik verwelkom in hen de betere helft van de mensheid. Zoals mijn grootvader hier elke dag zit te sidderen voor zijn nakende einde, kan het niet anders of hij stelt zich ook de dood in uniform voor. Knor en ik: allebei zijn wij bange jongetjes gebleven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten