• Een moord met feodale trekjes en het Waaldorp Herwijnen, het dorp van zijn jeugd, staan centraal in Nog in morgens gemeten, een dagboek over het jaar 2004 van schrijver Koos van Zomeren (1946).
24 maart 2004
Op zondagmorgen verzamelden mannen die niet naar de kerk hoefden, zich bij de Peilschaal, dat zachtgeel gesausde en door een palissade omgeven gebouwtje waar de waterhoogten elke ochtend werden afgelezen door "Willemke Kruis, de machinist van het Herwijnse dieselgemaal.
Dan zetten ze hun pet nog eens goed. Dan staken ze hun handen diep in bun zakken en dan kauwden ze nog eens wat op hun tabakspruim en dan bespraken ze wat ze elke: week bespraken. En als er toevallig iets of iemand over de dijk voorbijkwam, wel, dan zeiden ze daar wat van.
Je kunt niet zeggen dat deze mannen gelukkig waren. Je kunt evenmin zeggen dat ze niet gelukkig waren.
In Het visconcert schrijft Halldór Laxness ergens: ‘Ik-kan zweren dat ik in mijn jeugd nooit het woord “geluk” heb gehoord, behalve uit de mond van een krankzinnige vrouw.’
Dat was op IJsland. Dat had net zo goed op Herwijnen kunnen zijn. Geluk was er gewoon geen categorie, niet in het spreken en niet in het denken.
Tante zei weleens, of vaak eigenlijk, dat ze het goed hadden. Ze hadden elektriciteit gekregen, ze hadden waterleiding gekregen en ze hadden een ouderdomspensioen gekregen – ja, nu zou je zeggen dat het slechts een kwestie van tijd was of ook het geluk zou, waar dan ook vandaan, Herwijnen bereiken. Maar voorlopig behielpen ze zich hiermee: we hebben het goed.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten