• Hanny Michaelis (1922-2007) was een Joodse Nederlandse schrijfster. Haar oorlogsdagboek is onlangs in twee delen verschenen bij Van Oorschot (bezorgd door Nop Maas).
[wat voorafging, zelfde dag]
21 october
[...] Op de terugweg een ernstig gesprek gehad met mijn gastheer (nu wél gearmd want zonder Ko), weer over zijn onverschilligheid t.o.v. de dood en dus ook het leven. Ik verwijt hem voorzichtig, dat hij zich te makkelijk laat meetrekken naar de materialistische kant van het leven en dat volgens mij daarin de oorzaak van zijn landerige houding schuilt. Hij geeft dit spijtig toe en zegt dat hij vroeger heel anders was - dat: hij pas in zijn huiselijk zo is geworden. We praten erop door zonder er gevaarlijk diep op in te gaan en ik maak toespelingen op het feit, dat de kinderen dit materialisme al met de paplepel wordt ingegoten en dat het me voor hén nog gevaarlijker lijkt. Ook hier is hij het mee eens. Maar ook hier is zijn houding: 'Wat doe je eraan?' En inderdaad, als iemand er zó tegenover staat, zo weerstandsloos, dan is het een verloren zaak. Maar begrijpen doe ik zoiets niet en ik hoop het vooreerst nog niet te leren begrijpen. Ik dacht dat: zo'n levensbeschouwing pas kwam tegen je zeventigste jaar, ik wist niet dat mensen van 36 jaar er al zo over konden denken. Het is wél een bewijs hoe onbevredigd dit leven hem laat; trouwens als iemand spreekt van 'zijn troost zoeken in de lach' is het al niet twijfelachtig meer hoe hij ervoor staat.
Toen we thuiskwamen hebben we nog een hele poos zitten kletsen met mijn gastvrouw en later kwam Ko ook thuis. Mijn gastheer en ik waren in een wonderlijk eensgezinde stemming. Er heerste een soort stille verstandhouding tussen ons.
Toen ik gisteravond zo met hem liep te praten, voelde ik me ineens heerlijk jong en sterk en bijna benijdenswaardig van verwachting. Ik werd me er weer duidelijker dan ooit van bewust dat liet leven voor mij pas begint, dat ik er nog alles van mag verwachten en het ook doe.
Overigens trachtte mijn gastheer zich vrij te pleiten met het argument, dat je vanzelf aan lekker eten gaat hechten als je eenmaal behoorlijk geld verdient. Ik bedacht dankbaar hoe weinig waarde er bij ons thuis aan eten en drinken werd gehecht en ik weet zeker, dat daarin geen verandering zou komen als we er meer geld voor beschikbaar hadden. Ik heb pappie nog nooit één woord aan etensaangelegenheden horen verspillen. Ik zou me ook niet kunnen voorstellen dat hij zich ooit voor keukengeheimen zou gaan interesseren, daarvoor is hij te fijnbesnaard - en tóch komt hij uit een gezin, waar ze niet zuinig hoefden te zijn en het ook niet waren.
Maar ondanks alles blijf ik toch een zekere sympathie koesteren voor mijn gastheer. Hij is te zwak geweest, maar hij beseft wat hij heeft verspeeld en hij lijdt eronder.
Vannacht heeft het vrij erg geonweerd, ik werd er tenminste wakker van en heb er met Dieuwie over geconverseerd.
Vanmorgen weer kousen gestopt en Iberia van Debussy gehoord, zeldzaam mooi, ondanks interrupties van een brommende stofzuiger, een galmende Ko en een dwingerig Hansje.
Na de koffie vertrok het echtpaar naar Utrecht en Ko, de kinderen en ik bleven allen thuis. Ik heb eerst 80 kilo appels naar zolder gebracht en daarna naar Les sylphides van Chopin geluisterd en door het raam van de eetkamer gekeken naar tic hoge populieren in het Oosten, die goudgeel afstaken tegen de strakke, hardblauwe herfsthemel. Het was prachtig weer geworden, de storm had de hemel opengewaaid en joeg grijze wolkengevaarten en witte flarden voor zich uit, terwijl het zonlicht uitbundig over de bomen plaste.
Toen man en vrouw terugkwamen uit Utrecht bleek mijn gastheer vergeten te hebben een blocnote voor me mee te brengen wat hij me verleden week had beloofd. Ik was een beetje teleurgesteld zoals altijd wanneer ik merk, dat anderen iets vergeten waar ik op gerekend had.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten