• Fernand Auwera (1929-2015) was een Vlaamse schrijver. Hij publicerde dagboekfragmenten in Dietsche Warande en Belfort.
31 oktober 1986
Naar opening Boekenbeurs, maar eigenlijk was ik liever thuis gebleven om verder te lezen in het ‘Dagboek’ van Edmond en Jules de Goncourt. Besloten tijdens de lectuur van dit dagboek zelf een dagboek bij te houden. Vervolgens ga ik porno lezen.
1 november
Geen kater. Opening van de boekenbeurs gisteren met ballet en toespraken, theater dus. Minister Dewael kondigde, zoals verwacht, het leenrecht aan en burgemeester Cools zei, pratend over zich aan ons taalgebruik ergerende Nederlanders: ‘Filologie is een wetenschap en geen strafrecht.’ Vervolgens het klassieke etentje van uitgeverij Houtekiet (dat voor het eerst plaatsvindt maar toch meteen klassiek is omdat het een Manteau-traditie verder zet). Lucienne Stassaert vroeg zich af waarom haar dochters steeds weer verliefd worden op dichters. Waarschijnlijk omdat ze de charmes van romanciers nog niet hebben ontdekt. Het eten was niet fameus. Geen dronken mensen gezien, maar ook niet tot het laatst gebleven.
10.30u. Obligaat bezoek aan het kerkhof. Staande voor het familiegraf herinner ik me wat ik enkele dagen geleden in een interview voor de televisie heb gezegd: ‘Er zijn dagen waarin het besef dat ik moet sterven me wanhopig maakt. En er zijn dagen dat ik me zo rot voel dat het besef dat ik moet sterven een troostende gedachte is. Maar er zijn weinig of geen dagen dat ik niet lach.’ Ik constateer ook dat het, chronologisch gezien, mijn beurt is. Het graf (eeuwigdurende eigendom) is weliswaar vol, maar dat maakt natuurlijk weinig uit. Overigens laat ik me toch cremeren.
14u. De soms onthutsende combinatie van artistieke progressiviteit en sociaal conservatisme, van intellect en ijdelheid, van scherp inzicht en maatschappelijke blindheid, van historisch aanvoelen en burgerlijke bekrompenheid, maken van het dagboek van de Goncourts verrukkelijke lectuur.
Ik heb hardop gelachen met deze notitie van 3 juni 1858: ‘Na het eten spraken we over de verschillende manieren van doodgaan, over de onaangename en de mooie manieren van sterven: de dood kan weerzinwekkend zijn, zoals in het geval van de guillotine of zacht, zoals bij een beroerte; alles bij elkaar genomen en afgezien van de gangbare vooroordelen, geloven wij dat het goed is om op hoge leeftijd te vertrekken, als je je naam gevestigd hebt, en wel na het diner, in schoon linnengoed, op het hoogtepunt van het genot, en dan nog tijdens de ejaculatie aan de andere kant van de coulissen voor een troon te vallen, waar de god van de katholieken met de stem van de grootvader van Prudhomme tegen je zegt: ‘Iets lager, mijnheer, u maakt me helemaal nat.’
Hoe zou de dag waarop dat werd genoteerd er hebben uitgezien? Zon of bewolkt, was dat een maan- of een zondag? Ik heb het altijd moeilijk met data, plaats dus moeilijk iets op de tijdrepel van de geschiedenis (hoe zag 1858 eruit?) en dat is een gevolg van mijn uitgesproken aversie voor getallen. Ik heb moeite met de meest eenvoudige sommen, vergeet onmiddellijk elk bedrag of hoeveelheid, maat of gewicht, kortom alles wat uit cijfers bestaat. Behalve telefoonnummers, maar dat zijn eigenlijk woorden geworden, een soort pseudoniemen.
21.15u. Als middel tegen de droefheid, die soms even onverwacht opduikt als darmkrampen, vlug ‘Het Circus van de Slechte Smaak’ van Tom Lanoye gelezen. Iedereen zegt dat het zo goed is, zelfs de Nederlanders (maar die lachen veel vlugger dan wij, hebben meer redenen). Er staan inderdaad zeer goede stukken in, maar ook een aantal flauwigheden. Je moet het hem eigenlijk zien spelen, zegt men steeds, hij is een geboren performer. Meteen dan ook die ene goede schrijver die beter is als je hem ziet dan als je hem leest. Gewoonlijk is het omgekeerd. Tenzij Lanoye geen goede schrijver is. Toch begrijp ik zijn Nederlands succes niet zo goed, want zijn spot en sarcasme bestaan nauwelijks naast bijvoorbeeld Gerrit Komrij, zijn polemiek haalt het gehalte niet van Jeroen Brouwers, hij is niet zo belezen als W.F. Hermans en schrijft niet zo virtuoos als Piet Grijs - er zijn er daar zoveel aan het ruziën. In elk geval is Lanoye ook interessant als hij ernstig is, zoals zijn stuk over Hans Warren bewijst. Ingrid van der Veken zei me eens, terecht, dat veel critici boeiender zijn als ze kunnen afbreken. Dat is eenvoudig te verklaren, want als men iemand positief wil evalueren kijkt men een beetje uit hoe men dat doet. Termen als groots, uniek en geniaal gebruikt men normaal slechts zelden, tenzij men medewerker is van een obscuur literair tijdschrift waarin men de twaalfde dichtbundel bespreekt van een nog steeds volkomen onbekend poweet. Maar als men sloopt kan men er ongeremd tegenaan gaan, en de lezers die zo wantrouwig zijn bij een loflied leidt men aan de teugel van het leedvermaak precies waar men wil.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten