• Hugo Brems (1944) is emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de KU Leuven. In 1983 publiceerde hij Onze armoede is doorzichtig als glas
Fragmenten uit een Pools dagboek, Warschau 14 tot 28 november 1982.
Dinsdag 16
Na de les, om 1 u., ga ik met Z. naar de mensa van de universiteit. Zij verzekert mij dat het eten er heel redelijk is, beter dan in de mensa van Gent. Zonder veel enthousiasme verdedig ik het eten van de Leuvense Alma. Er staat een rij, maar het gaat vlug. Ze heeft bonnetjes, ook voor mij. Ze opent een portefeuille propvol bonnetjes, ticketjes, biljetjes in alle vormen, kleuren en maten: voor de tram, de bus, het vlees, de koffie, de boter, de thee, voor sigaretten of wijn, koffie of vodka (moeilijke keuze in veel gezinnen!), voor het eten in de mensa, voor theater, voor benzine (15 liter per maand voor een kleine auto), voor schoenen (1 paar deze winter). Bonnetjes voor de mensa kan je pas krijgen als je andere vleesbonnetjes teruggeeft.
Er is groentesoep, een gehaktbal met puree, geraspte wortelen en zuurkool, en als dessert appelsnippers in rode appelgelei. Er is geen drank te krijgen, zelfs geen water. Het eten is inderdaad eetbaar, al smaakt de gehaktbal naar karton dat twee dagen in de regen gelegen heeft.
Daarna, in een ‘kawiarnia’, praten we bij een koffie over geld en de prijs der dingen. De prijzen zijn sinds vorig jaar erg gestegen, tot 500% voor sommige produkten. De zloty is gedevalueerd en de lonen zijn iets omhooggegaan. Tegen vorig jaar is de gemiddelde levensstandaard met
ongeveer 30% gedaald. Het gemiddelde inkomen is ongeveer 11000 zl., een hoogleraar verdient ca. 16000 zl. De hoogste lonen worden uitbetaald aan mijnwerkers: tot 50000 zl. Zij zijn onmisbaar, want de uitvoer van steenkool is de belangrijkste bron van inkomsten voor het land. Over wonen: dat is erg ingewikkeld. In ieder geval is het duidelijk dat je op een wachtlijst komt, waar je tot 10 à 15 jaar moet wachten voor je een woning krijgt. Ouders (Vooruitziende Socialistische Vrouwen! zetten hun pasgeboren kinderen alvast op zo'n lijst.
Om drie uur zal ik opnieuw les geven. Er moeten dia's getoond worden. En inderdaad, na wat geharrewar komt er een dia-apparaat te voorschijn. Een scherm is er niet bij. Door enkele affiches van de muur te halen komt er een voldoend grote plek op de muur vrij: het werkt! Bij gebruik tijdens de les wordt duidelijk dat het mechanisme om vooruit te gaan defect is, enkel achteruit: zo gaat het hier tegenwoordig. Met welgemikte klopjes tegen de lader kan ik het telkens enkele dia's vooruit doen schieten. Dan weer achteruit om op de juiste plaats te belanden. Ik ontwikkel daarin een verfijnde techniek. Ik word Pool met de Polen.
Om halfacht zullen we naar het theater gaan. Van eten is geen sprake. Overigens is het zo dat hier erg onregelmatig gegeten wordt. Zo is er ook voor de studenten in geen middagpauze voorzien: er wordt gegeten tussen 1 en 5 u., als het uitkomt.
Om de tijd vóór het theater door te brengen wandelen we naar de oude stad. Naast een kerk vindt een vreemde manifestatie plaats. Er is een groot bloemenkruis neergelegd, met daaronder het teken ‘V’ van Victorie. Daarbij tientallen brandende kaarsen, en errond een snel aangroeiende groep mensen. Ze zingen. Eerst een lied voor de zwarte madonna van Czestochowa, een religieus lied met sterke politieke implicaties. Dan zet een forse vrouw, met twee krukken, een nieuw lied in: het Poolse volkslied met een aangepaste tekst. Ik begrijp enkel de woorden Walesa en Solidarnosc Polska. Ik verneem dat het erom draait dat Solidariteit pas zal verdwijnen met de dood van de laatste Pool. Het is een opwindend, opruiend, ontroerend, indrukwekkend gebeuren. In de koude avondwind, bij het schijnsel van de kaarsepotjes: jonge en oude mensen, mannen en vrouwen met de eeuwige platte boodschappentassen, zingend uit volle borst, een bijna eindeloze reeks strofen, voorgezongen door de krukkenvrouw.
We wandelen verder de oude stad in en praten over de staat van beleg en de invloed daarvan op het dagelijks leven. Iedereen kan zonder waarschuwing opgepakt worden en voor een militaire rechtbank gebracht, telefoongesprekken worden afgeluisterd, brieven geopend: de mensen worden angstig, achterdochtig. Maar, daar is iedereen het over eens: deze dictatuur is uiteindelijk nog milder dan het ‘gewone’ leven in bijv. de DDR of de Sowjetunie.
Theater Polski speelt een stuk van Mroźek. De zaal loopt stampvol. Ik versta geen woord. Er wordt veel en spontaan geapplaudisseerd. Het blijkt dat het stuk direct op hedendaagse Poolse situaties toepasbaar is. Het is gesitueerd in de 18de eeuw, in de voordagen van de Franse revolutie, en het gaat over o.m. vrijheid en rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid wordt allegorisch voorgesteld als een meisje, geboren uit het hoofd van een filosoof. Zij wordt door iedereen gezocht, er wordt met haar geleurd, zij wordt vereerd, maar in feite geprostitueerd, verkracht, verkocht. Na afloop wordt er eindeloos gejuicht. Commentaar van Z.: ze hebben de waarheid gehoord.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten