• Tijdens de oorlog was de in Rusland geboren Marie Wassiltchikoff (1917-1978) in dienst bij het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar raakte ze betrokken bij de samenzwering tegen Hitler, die uiteindelijk op 20 juli 1944 uitmondde in een aanslag op Hitler. De aanloop naar en de nasleep van deze mislukte aanslag beschreef ze van dag tot dag in haar dagboek, dat is gepubliceerd als Berlijns dagboek 1940-1945 (vertaald door Tinke Davids).
Donderdag 20 juli 1944
Terwijl ik [aan de telefoon] wachtte, wendde ik me naar Loremarie, die bij het raam stond; ik vroeg waarom Gottfried zo opgewonden was. Had het misschien te maken met de Konspiration (dat alles met de telefoonhoorn in mijn hand!). Ze fluisterde: 'Ja! Inderdaad! Ze hebben het gedaan. Vanochtend!' Net op dat moment kwam Percy aan de lijn. Nog steeds met de hoorn in mijn hand vroeg ik: 'Dood?' Ze antwoordde: 'Ja, dood!' Ik hing op, greep haar bij de schouders en danste met haar door de kamer. Toen greep ik een stapeltje papieren, die ik in een of andere la duwde, en we haastten ons naar Bahnhof Zoo, na de portier te hebben toegeroepen dat we dienstlich unterwegs waren. Onderweg naar Potsdam fluisterde ze me de bijzonderheden toe, en hoewel de coupé vol was, probeerden we niet eens onze opwinding en vreugde te verbergen.
Graaf Claus Schenck von Stauffenberg, een kolonel bij de Generale Staf, had een bom bij Hitlers voeten geplaatst bij een bespreking in diens hoofdkwartier in Rastenburg, in Oost-Pruisen. De bom was ontploft en Adolf was dood. Stauffenberg had buiten gewacht tot de ontploffing kwam en was, nadat hij Hitler helemaal bebloed op een brancard had zien wegdragen, naar zijn auto gerend, die ergens verborgen had gestaan, en was met zijn adjudant Werner von Haeften naar het vliegveld gereden en teruggevlogen naar Berlijn. In de algemene opschudding had niemand gemerkt dat hij ontkomen was.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten