8 maart 1819, Würzburg
Wat zal ik zeggen? O hemel! Wat zal ik zeggen? Ik heb met Adrast gesproken. Ik wist dat het cijfer vier me niet zou bedriegen. Op de vierde van deze maand heb ik hem voor het eerst gegroet en vier dagen later heb ik met hem gesproken. De tekenen waren gunstig, vandaag was het het mooiste weer van de wereld, een lentedag. Maar wat heb ik gezegd! Ik ontmoette hem in de straat van het theater, na vijf uur 's middags toen ik uit de Harmonie kwam. Eerst groetten we elkaar, daarna draaiden we ons beiden om, zoals dat bij een concert gaat. Hij liep op me af en vroeg of ik van college kwam. Op dezelfde toon, zwak en koud, ging ons gesprek verder. We spraken over het theater, het weer, de colleges,
Et des propos communs, bien éloignés d'amour!Maar wat ik heel vervelend vond, was dat hij zo bizar en verbaasd reageerde, alsof hij mij nooit eerder had gezien. Het enige dat er nog aan ontbrak, is dat hij mijn naam vroeg. Hij kreeg van mij inlichtingen over mijn gezondheid, mijn toekomstige carrière, mijn leefpatroon en hij was bijna verbaasd toen ik zei dat mijn bezittingen in München waren en dat ik vorige zomer in deze stad heb gestudeerd! Ik ben er zeker van dat hij het heel goed wist. Waarom simuleert hij? Hij is een onbekende voor mij, maar hij stelt me erg teleur. Adrast is oneerlijk. 71-2012>
Geen opmerkingen:
Een reactie posten