• Matthijs Vermeulen (1888-1967) was een Nederlandse componist en muziekcriticus. Toen zijn vrouw in augustus 1944 in het ziekenhuis werd opgenomen, ging hij haar briefjes schrijven, en hij ging daarmee door nadat ze korte tijd daarop overleden was. Ze laten zich lezen als een dagboek en zijn gepubliceerd als Het enige hart.
5 dec. 1944
De nalatenschap van [zijn gesneuvelde zoon] Josquin. Welk een sinistere, macabere, honende, benauwende spotternij! Een handvaliesje, los omwonden met een touw, nauwlijks geknoopt en onverzegeld. Het bijna lege valies bevatte: een wollen zwembroekje, waarin gewikkeld een scheerkwast en veiligheidsscheermesje. Een klein rechthoekig spiegeltje zonder lijst. Enkele naalden, gebonden in een halve meter garen. Een geel leren zakje, waarin een stukje gedraaid hout aan een koordje. Een tabakspijp. Een twintigtal kralen van een gebroken rozenkrans. De vier Evangelies. Een Gebedenboek. Een Bloemlezing der romans in verzen van Chrétien de Troyes. Zijn portefeuille. De portefeuille bevatte niets dan zijn identiteitspapieren, de briefkaart, geheel verbleekt, uitgewist, welke jij [zijn echtgenote] hem eind april zond naar Lerida (het enige wat hij van ons ontving na zijn vertrek?) en een brief aan ons, geschreven in een cantonnement, gedateerd van 24 sept., en, wegens de militaire censuur, zonder inhoud, daargelaten enkele psychologische en filosofische opmerkingen. Hij hield een dagboek. Wat is ervan geworden? Alvorens in de vuurlinie te gaan schreef hij zonder twijfel enige woorden van afscheid. Waar zijn ze gebleven? Hij had een horloge, een ring; hij had stellig geld in zijn portefeuille. Wat is ermee gebeurd? Wat beduidt die uiteengereten rozenkrans? Dat houtje aan een koordje? Tergend. Men laat mij de voorwerpen die niemand benuttigen kon, en de rest verdwijnt. Treurig. Treurig, martelend, ontredderend, desespererend, om van de ganse Josquin niets te zien weerkeren dan zulk een sjofel valiesje, en een paar dingen welke men niet de moeite waard vond te stelen. Van de ganse Josquin. Hij had de offerzin in 't bloed. Geen offer leek hem groot genoeg, zwaar genoeg. Vanavond ben ik 't die offer. Opnieuw. De laatste woorden van zijn brief luidden: `Met Kerstmis allen rondom de tafel.' lk lees dat nog, ik hoor dat nog. En uit mijn diepten roep ik. Maar mij geeft niemand antwoord.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten