zondag 29 december 2024

Ilse Wentholt • 31 december 1946

Ilse Wentholt (1922-2012) woonde in 1946 in Makassar op Celebes en leidde daar een vrolijk leven. Kort na onderstaande passage (uit Hollands Maandblad) kreeg ze verkering met Raymond Westerling, precies in de periode dat hij zijn oorlogsmisdaden beging. Toelichting door J.J. Peereboom.

31 December 1946. Vandaag de laatste dag van het jaar.
Wat zal dit nieuwe jaar me brengen? Ik ga het vol verwachting in, best tevreden met mijn leventje op dit moment.
Vanavond is er natuurlijk weer galabal in de soos. Ik ga in dat lange zwarte geval. En ik ga met Ray Westerling. Weet je dat hij Raymond heet?
Ik wou dat ik op de e.o.a. manier informaties over hem in kon winnen. Moet dat toch zien uit te vinden, of alles wat hij me vertelt waar is en first of all of hij niet al getrouwd is.
Ik ben erg achterdochtig, na Henk vertrouw ik mannen niet meer zo gauw, neem alles met een korreltje zout.
Als Ray volkomen te goeder trouw is, hoop ik dat ik erg veel van hem zal gaan leren houden. Hij is iemand waar je in alle opzichten trots op kan zijn, voor de buitendingen tenminste, outward appearance. Maar toch maak ik me ongerust over zijn wreedheid. Hoe is zo iemand in het huwelijk?
Weet je, dat de extremisten in Sumatra een prijs van f 250.000 op zijn hoofd hebben gezet, dood of levend? Dit is geen flauwe kul, het staat in onze krant; maar ik vraag me af hoe die extremisten zo rijk kunnen zijn dat ze dat kunnen betalen? Hieruit zie je maar weer, hoe het hier nog een rotzooi is.
De extremisten hier in Celebes schieten op het ogenblik met gloednieuwe wapens uit Australië. Bij wijze van spreken net van de lopende band af. Hier binnengesmokkeld door de Manoora, en de Kanimbla naar alle waarschijnlijkheid. Leve de Aussies!!!!

Ernst Heldring • 30 december 1939

Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de DBNL.

30 december 1939.
[...] Colijn [voormalig premier en op dat moment minister] is van meening, dat wij behalve ten gevolge van een coup de désespoir, geen inval van Duitschland te wachten hebben. Het zou een te groote strategische domheid zijn. Het Duitsche leger zou in den nijptang komen. Ook is onze defensie niet meer zoo zwak als in den beginne. Gemakkelijk komen ze er niet door heen. Dien indruk heb ik ook. Helaas vergist Colijn zich soms deerlijk. Vóór den oorlog tusschen Duitschland en Polen voorspelde hij de Duitsche nederlaag wegens de uitmuntende qualiteit van het Poolsche leger.

Irun Scheifes • 29 december 1994

Irun Scheifes (1957) is een Nederlandse schrijver. Het fragment hieronder is afkomstig uit Manisch dagboek, waarvan gedeeltes in de DBNL zijn terug te vinden.

Breda, donderdag 29 december / 01:51
Opgesloten in de keuken van een komfortabele woning in een betrekkelijk nieuwe wijk. Met katten. Rechts en links van mijn masjiene liggen opengescheurde vuilniszakken, een stapel kranten wacht op mijn verdelende hand, zware voorwerpen wachten op hun door mij gewezen plek. Een veertienjarig inkontinent monster met halfblinde ogen en grijze snorharen sleept zijn lichaam om mijn stoel heen. Ik heb mogen meemaken dat de oude dame bij de lurven werd gepakt, de bek losgetrokken. Het kleine pilletje dat in het keelgat werd gestoken werd overtuigd uitgespuugd. De oude dame wil niets weten van ongevraagde hulp. Om haar argumenten kracht bij te zetten pist ze een stevige straal op de keukenvloer, op de schoenen van de hulpverlener. Nu zit ze - ver van de andere katten - op een stoel tegenover me en staart me verwachtingsvol aan. Alsof ik haar kan verlossen van haar angsten, haar lijden, haar vitaliteit, haar kracht. Ik kan het niet, ze helpt zichzelf al: ze brult zonder geluid, ze neemt een loopje met haar natte werkelijkheid. Ik schud krachtig het hoofd. Tant pis. Lekker nie. Wat moet ik met angst en eenzaamheid?
 
Ik schenk mezelf een borrel in. Thuis gebotteld: whisky in een zwanger ouzoflesje. Zelf meegebracht. Ik heb nauwelijks nog de behoefte om mezelf te beheersen. Mijn laatste angst is de ander. Wat de anderen vinden, hoe ze reageren. Ik wil niet meer. Ik wil mezelf laten gaan, een inkontinent beest worden, een gevoelige bruut, ein Mann ohne Eigenschaften, een getergd schrijver, een brave Henkie. Ik heb geleerd te kijken door de ogen van anderen, en nu leer ik een oog te zijn. In de verte ik en de anderen.

Boven liggen Ilse en Ester rustig te slapen. Tussen de kinderen van mijn zus. Ik heb er zeven (zussen), maar toch is dit mijn zus. Ze denkt niet, al doet ze voortdurend moeite om te denken. Ze kombineert een diepe affektiviteit met een - uit de rationaliteit geboren - preek. Dat herken ik. Ik herken het spel, ik herken de familietraditie.

De oude kat springt van de stoel op de tafel. Zal ze alles nu laten lopen? Ik laat haar, zij laat mij. Autisties zit ze daar, haar kop gaat ritmies op en neer. De oren hoog, nog steeds wil ze alles meemaken. Ik kijk naar de krant, ik wil tussen de letters lezen of ze haar sluitspieren beheerst. Ik weet dat ze in paniek raakt als ik mijn arm in haar richting gooi, ze raakt verkrampt, en vreemd genoeg komt dan de zooi. Ik doe niets. Laat haar daar maar zijn en langzaam zoeken naar de dood. Laat haar daar maar vallen, laat haar daar maar langzaam opgaan in de zee die uit haar stroomt. Ze ligt, waakzaam, als een leeuw in de buurt van een prooi. Ze wil er nog steeds zijn, nog steeds wil ze niet slapen, ze laat haar beelden gaan, ze verzint nieuwe. Zo graag wil ze er helemaal wezen. Zo graag wil ze alles bevatten. Zo graag wil ze tenonder gaan aan de totaliteit.

Ik sluit af, pak mijn spullen in. Ik schik de opengescheurde zakken, de kranten, de zware dingen. Een andere kat steekt van onder het gordijn zijn kop en kijkt mij aan met de ogen van de jeugd. Ik onderdruk een lach. De onbevangenheid. Als ik even niet kijk is de kop verdwenen. Waar is die dekselse kat? Zo mobiel kan een mens niet zijn. Behalve in zijn kop. Daar heerst het labyrint dat in een notedop niet past. Altijd last.

Lodewijk van Deyssel • 28 december 1891

Lodewijk van Deyssel (1864-1952) was een Nederlandse schrijver. Hieronder een fragment uit een lange brief die hij schreef aan Arnold Ising jr.

• Portret: Jan Veth.

Bergen-Op-Zoom, 28 December 1891
[...] Die pelsjas, is voor mij van eene uitnemende beteekenis en van buitengewone waarde in den winter. Ik beschut mij daarin voor de levenskoude en trek er mij in terug als een konijn in zijn heidehol. Ik weet niet of ik je er al vroeger van verteld heb. Het groote gebrek van mijn studeerkamer, waarmeê ik anders boven beschrijving ben ingenomen, is de tochtigheid (op de hoek van een kruispunt van twee straten) van zijn drie vensters en twee deuren. Eerst was mijn stelsel om de tocht af te sluiten zóo dat de geheele kamerruimte daarvan vrij bleef, namelijk door lardeering, zoo als gij zegt, van de kieren en reten, maar daarvan ben ik teruggekomen, om dat de tocht ook op onnaspeurbare plekken door het behangsel komt en er geen uitscheiden is. Ik maak dus nu een tochtvrij vertrekje van kleeding dat onmiddelijk om mijn lijfje sluit en uit de volgende bestanddeelen bestaat. 1e Een winter-Jaeger-onderbr. en borstrok; 2e een onderbroek en borstrok van iets dikker goed; 3e Een flanellen overhemd; 4e twee paar dikke sokken; 5e Een paar zeer dikke pantoffels; 6e een oud pak van mijn vader (jas, vest en broek); 7e een doek om mijn hoofd; 8e een fluweelen mutsje van mijn vader op met lange afhangende kwast; 9e de pelsjas in questie; 10e een rooye ceintuur, waarmeê hij vastzit; 11e een katoenen deken (gewatteerd) waarin ik mijn beenen stop; 12e een wollen deken om mijn voeten daarover heen; 13e een warm waterstoof, binnen in de dekens geborgen; 14e een kachel op een meter afstand. Zoo zit ik ten minste warm en voel geen tocht, maar je wordt op die manier verschrikkelijk vatbaar om koû te vatten, dat doe ik dan ook successievelijk in mijn wenkbrauwen, in mijn neus, in mijn oor, in mijn keel, in mijn maag, in mijn hoofd, in mijn beenen, enz. Als een muis in een meelpakhuis zwerft de gevatte kou telkens op andere plekken, waar hij begrensd en lokaal blijft, door mijn lichaam. [...]

donderdag 26 december 2024

Anne Frank • 27 december 1943

Anne Frank (1929-1945) was een Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in Amsterdam.

Maandag, 27 December 1943
Lieve Kitty,
Vrijdagavond heb ik voor het eerst van mijn leven iets voor Kerstmis gekregen. De meisjes, Koophuis en Kraler hadden weer een heerlijke verrassing voorbereid. Miep heeft een Kerstkoek gebakken, waar ‘Vrede 1944’ op stond. Een pond boterkoekjes van vooroorlogse kwaliteit verzorgde Elli. Voor Peter, Margot en mij was er een flesje yoghurt en voor de volwassenen elk een flesje bier. Alles was weer zo leuk ingepakt en plaatjes waren op de verschillende pakjes geplakt. De Kerstdagen zijn voor ons verder gauw voorbijgegaan.
Je Anne.

woensdag 25 december 2024

Frits van Egters • 26 december 1946

• De eerste alinea's van hoofdstuk 5 van De avonden van Gerard Reve (1923-2006). Tekening: Dick Matena.

Om negen uur, toen het goed licht was geworden, werd hij wakker. ‘De tweede dag van Christus is aangebroken’, dacht hij. ‘Het is vrijwel zeker’, zei hij hardop, toen hij de hemel boven de huizen bekeek, ‘dat het helder, droog weer wordt. Laat ik niet te lang blijven liggen.’ Om twintig minuten over negen stond hij op.
Terwijl hij zich stond te wassen, kwam zijn vader, geheel aangekleed, de keuken binnen en bleef de wacht houden bij de ketel, waarin het water reeds zong. ‘Goeden morgen, mijn jongen’, antwoordde hij, toen Frits ‘morgen’ had gezegd. Hij deed drie eieren in een leeg pannetje, zette dit op een gasvlam en goot er het water uit de ketel, dat aan de kook was gekomen, in. ‘Wat doe je in godsnaam?’ vroeg Frits’ moeder, die in een roze nachtjapon binnenkwam, ‘kook je eieren? Eieren leg je in het water, als het hard kookt. Dit is geen eieren koken. Nu is het water van de kook en moet je een paar minuten wachten, voor het weer begint. Dan weet je nooit, wanneer ze goed zijn.’ ‘Doe je je witte wollen slipover aan, Frits?’ vroeg ze. Daarna begaf ze zich naar het kloset.
Aan het begin van het ontbijt werd niet gesproken. ‘Het begint goed’, dacht Frits. Zijn vader zuchtte telkens als hij een boterham nam. ‘Alsof het opheffen en inhalen van de arm een zware arbeid is’, dacht Frits. Zijn moeder keek op haar bord en schonk thee in. ‘Hoe lijkt je het weer, vader?’ vroeg Frits. ‘Het lijkt niet zo slecht’, antwoordde de man, een blik naar buiten werpend.
Toen Frits zag, hoe zijn vader langzaam het gepelde ei over zijn brood verdeelde, maar niet wist, waar hij de doppen in de handpalm moest laten en onhandige, hulpeloze gebaren maakte, dacht hij: ‘Ik moet iets doen.’ ‘Waar wacht je op?’ vroeg zijn moeder. Hij stak zijn eigen, nog ongepelde ei in de mond, sloot de lippen en maakte door de neus, steeds luider en sneller, kakelende geluiden. Met opengesperde ogen keek hij zijn ouders om beurten aan en het daarna het ei op zijn bord vallen. Zijn moeder glimlachte, maar zijn vader keek verbaasd, het gezicht vertrekkend als iemand, die tegen de zon inkijkt.
Toen ze gereed waren, stond zijn vader op en liep de gang in. Frits hoorde hem zijn jas van de kapstok nemen, de zijkamer inlopen en op zijn bureau met papier ritselen. Daarna hoorde hij hem weer de gang inkomen, de trapdeur voorzichtig openen en zacht sluiten. ‘Hij is weg’, zei hij. ‘Laat hij in Utrecht maar zijn plezier hebben’, zei zijn moeder, ‘het zal mij een zorg zijn.’ Bij de laatste twee woorden haperde haar stem. ‘Ik ben niet van plan alleen hier de hele dag te blijven zitten’, zei ze, opeens huilend, ‘ik ga naar Den Haag.’ ‘Niemand let je’, zei Frits, ‘God zal je leiden. Je hebt gelijk.’
Ze slikte, kuchte, zette haar bril af, veegde haar ogen uit en zette de bril weer op. Daarna ruimde ze de tafel af en trok haar jas aan. ‘Staat die jas gek bij die muts?’ vroeg ze. ‘God beware ons’, dacht Frits, ‘wat een combinatie.’ ‘Een leuke, eenvoudige dracht’, zei hij, ‘die bij je past. Stemmig en niet opzichtig.’ Ze nam haar leren hengseltas en liep de gang in. ‘Wanneer denk je terug te zijn?’ vroeg hij. ‘Dat weet ik niet’, antwoordde ze hees, zonder om te kijken.
[...]

dinsdag 24 december 2024

Willem Oltmans • 25 december 1993

Willem Oltmans (1925-2004) was een Nederlandse journalist. Zijn dagboeken (76 delen) zullen in hun geheel online worden gezet bij de dbnl.

25 december 1993, Kerstmis
Beatrix heeft weer een kerstrede afgestoken. Ze leert het nooit, precies als het handhaven van haar Wilhelmina-hoeden. Ze was soms weer niet te volgen. Reeksen gemeenplaatsen en Bijbelteksten aan elkaar geregen tot een hocus pocus-praatje zonder weerga. Er wordt geluisterd omdat zij de majesteit is. ‘In plaats van ons af te sluiten moeten wij ons bezinnen.’ Zou ooit iemand de moed opbrengen haar te zeggen om liever er het zwijgen toe te doen dan onzin te verkopen?
Theo van Gogh en Ischa Meijer wedijverden met beroemdheden gisteravond op TV: Gerrit Komrij en Boudewijn Büch, allebei nichten. Komrij vertelde bij Meijer te hebben ontdekt dat homo's te verdelen waren in trutten en schurken. Moet je de man zelf zien. Hij heeft helemaal niets natuurlijks. Bovendien niets opmerkelijks te melden.
Theo liep op een fietspad bij de Wassenaarse Slag met Büch, die ook uit die contreien schijnt te komen. Büch ging op zijn dertiende en veertiende jaar de duinen in om heren met zijn pikkie te laten knoeien. Zo is hij dus ook aan Johan Polak gekomen, die hem uiteindelijk uitbracht en op de zogenaamd literaire rails zette. ‘De duinen waren voor mij een groot rommelhol,’ vertelde hij. Ook bleef hij maar klagen over zijn vader. ‘Tevredenheid heb ik nooit meegemaakt.’ Hij was in de duinen terechtgekomen, om zijn pa te ontvluchten. Er was absoluut niets van enige betekenis te beluisteren tussen Theo en Boudewijn.

maandag 23 december 2024

Benedictus van Doninck • 24 december 1918

Benedictus van Doninck (1858-1940) was een Belgische priester en abt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield hij een dagboek bij.

Maandag 23 december 1918 (dag 1597)
Regen en stormvlagen.
Om 10 uur zijn er 2 boerkes van Lokeren hier aangekomen en waren overgelukkig hier op onze stal hun koebeest, Paula, terug te vinden en er mee huiswaarts te keren, ze werd 2.000 frank geschat. Wij hebben ze omtrent 2 maanden gevoederd en men zegt dat er voor een koebeest – die geen melk of geen kalf aflegde – 5 frank daags schadevergoeding zal gegeven worden door een daartoe ingestelde commissie.
Victor van ’t Wit Paard is gaan wonen in het huis van Cammaert, naast Bapt.Van den Borre.
Maximumprijs van de patatten 23 frank. Ze worden al aan 10 frank de 100 kilo te koop geboden. Boter per kilo 18 frank, melk 60 cent/liter.
Bij gebrek aan geldtoezegging vandaag geen marken uitwisseling. In de stad moet het strop lopen.

Dinsdag 24 december 1918 (dag 1598)
Deze nacht werd op verschillende plaatsen gestolen o.a. bij Jan Van Assche aan de Kaai een zak graan en zijn 8 eenjarige kippen met de haan. Bij Mich.De Ridder een aantal velobanden, bij Bapt.Van den Borre, snoep, artikels. Bij Eug.Peeters-De Groot sigarenwinkel werd er ook gepoogd de vensterruit uit te breken. De 2 dieven verjaagd, een zakje met modder-zeep achterlatend. Theodoor De Maeyer had van de Duitsers bij hun aftocht een electrische motor op een kamion goedkoop afgekocht. De motor in zijn fabriek geplaatst en de wagen voorlopig hier in de abdij. Deed er aangifte van bij de bevoegde Belgische overheid.
Deze voormiddag 10 ½ kwamen 5 Belgische soldaten met 2 paarden de wagen afhalen om hem en de motor naar Mechelen te brengen.
Om 1 uur komt Dr.Convents van Berchem vernemen hoe het met pater Lips gesteld is. De broer van de doctoor was in 1914 naar Holland gevlucht, bij Lips in ’t Haagse lang gelogeerd, werd herhaaldelijk aangevraagd inlichtingen te bezorgen nopens Pater Lips. De familie erg ongerust zijnde, ze hadden namelijk horen zeggen in Holland dat de abdij (nogmaals?) verwoest was en de paters allemaal op de vlucht waren! Pater Lips ging de heer boodschapper gerust stellen en door hem ook zijn familie.
Om 2 uur gaat pater Lips op assistentie naar Mariekerke.
Er is nog geen Belgisch geld ter uitwisseling van marken gekomen.
In de refter 5 ¾ kregen we 2 boterhammen, deze morgen éénen.
Om 7 uur lezing in ’t kapittel, darna visitatio ssmi – hora 7 ½ Angelus Dei

Woensdag 25 december 1918 (dag 1599)
In de missen waren meer mensen tegenwoordig dan verleden jaar. Vespers om 3 uur gezongen. Een 30-tal mensen tegenwoordig.
Deze middag bracht de post een briefkaart van H.H.Abt aan de Prior dat er vooreerst nog geen reispas naar België wordt gegeven. Dominicus nog bedlegerig, maar is toch aan de beterhand. Onze gewezen vluchteling, Leenknecht, schrijft een brief aan de heren der abdij en een aan broeder Alfons ons bedankend voor de gastvrijheid hier genoten, en dat hij na grote omreizen ter bestemming is aangekomen.
De post gaat geregeld ééns daags, ook ’s zondags.
Deze nacht een weinig vorst.

Donderdag 26 december 1918 (dag 1600)
Mistlucht.
Nog altijd geen Belgisch geld om marken uit te wisselen.
De post brengt een pak "moniteurs des intéréts materiels” in het laatste nummer staat dat de markenuitwisseling te Brussel op 2 januari afgelopen zal zijn, en dat de Belgische bankbriefjes der Soc.Générale gelijkwaardig zijn aan die der Banque Nationale.
Het lijk van officier Mannaert wordt vandaag te Bornem verwacht en zal morgen op ’t kerkhof begraven worden.
Tilley, brancardier, subdiaak van ’t seminarie in ’t jaar 1914, neef van Col.Schutters zaliger, hier op bezoek.
Deze avond kalft onze koe een vaars!

Achilles Cools • 23 december 2004

• Achilles Cools (1949) is een Belgische kunstenaar die zijn inspiratie vindt in de biologie. Uitgebroed. Dagboek van een beeldenmaker.

23 december
Ik heb een romantisch beeld van het toeval. Ik geloof dat er voortdurend cadeaus uit de hemel vallen, en dan kan je kiezen: je vangt ze op, of je laat ze te pletter slaan. Maar geen mus valt van het dak zonder commentaar. Wanneer de waarheid op het spel staat, moeten we oppassen voor de doodlopende zijpaden die ons afhouden van de reis die we werkelijk moeten ondernemen. Het geluk van het heden is zo onder handbereik dat we het vaak nauwelijks als werkelijk ervaren. Want iets wat zo dichtbij is kan onmogelijk waar zijn of waarde hebben. En wat dichtbij is blijft niet. Wat eerst nog als een loom zwevend veertje hoog in de lucht hing, is plots veranderd in een furieus duikende jager. Zo moeiteloos spelend met de zwaartekracht, dat kan alleen de havik. Twee, drie soepele vleugelslagen en daar wiekt hij als een pluimpje hemelwaarts door de thermiek op handen gedragen. Even later is hij slechts een stipje in de lucht.
Hij verdwijnt als een nieuwe boodschap, een teken voor morgen. Het toont weliswaar die ene vlucht hier, maar tegelijk zijn er in alle richtingen talrijke berichten verloren gegaan. Als een correspondentie van vele geschriften. Hij kan de spoorloosheid in alle richtingen rondzenden, de circulatie van nog andere mogelijkheden. Op de nok van het dak strijkt een witte duif neer; ze is zelf al een brief.

vrijdag 20 december 2024

Jervis McEntee • 22 december 1888

Jervis McEntee (1828-1891) was een Amerikaaanse schilder. Hij hield van 1872 tot 1890 een dagboek bij.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

Thursday, Dec 20, 1888 — Went to the dentists. Not so much to be done as I feared. Called at Wilmurts but the place was still closed although I saw by the paper his wife was to be buried yesterday. [...]

Friday, Dec 21, 1888 — This is I believe the shortest day of the year. I always think of Taylors "O darkest day of all the year." I love the short, dark days. They never sadden me. They are soothing and quieting. I was surprised to find that one of the French landscape painters expressed the same idea to his friends to their great wonder. I think it was Rousseau but am not sure. [...]

Saturday, Dec 22, 1888 — Very cold. Went to the dentists and have been painting on a little picture of Maurices cottage at Bisby for Robt. Wilkinson. Nicoll has just been in to tell me that Hubbard is dead. I can not realize it. He had no particulars but says Frank the fireman told him his brother had been over and said he died yesterday about noon very suddenly. Another of my old friends gone, and it fills me with sorrow to think of it. Attended a meeting of the Paris jury at the Academy and afterwards went around to the Century.

Sunday, Dec 23, 1888 — Went home with the 9.50 morning train via the Erie and the "short-cut" to Newburgh, taking near four hours to reach Newburgh. Did not get to Kingston until 3. There was no cab and I missed the car and had to walk and carry my heavy valise filled with the Xmas things. I was nearly tired out when I reached home. It was a warm day and I was dressed very warmly.



[Vertaling door ChatGPT}

Donderdag, 20 december 1888 — Ging naar de tandarts. Er moest minder gedaan worden dan ik vreesde. Ging langs bij Wilmurts, maar de zaak was nog steeds gesloten, hoewel ik in de krant zag dat zijn vrouw gisteren begraven zou worden. [...]

Vrijdag, 21 december 1888 — Dit is, geloof ik, de kortste dag van het jaar. Ik denk altijd aan Taylors "O darkest day of all the year." Ik houd van de korte, donkere dagen. Ze maken me nooit verdrietig. Ze zijn rustgevend en kalmerend. Ik was verrast te ontdekken dat een van de Franse landschapsschilders hetzelfde idee aan zijn vrienden uitte, tot hun grote verbazing. Ik denk dat het Rousseau was, maar ik ben niet zeker. [...]

Zaterdag, 22 december 1888 — Erg koud. Ging naar de tandarts en heb geschilderd aan een klein schilderij van Maurices cottage in Bisby voor Robt. Wilkinson. Nicoll kwam net langs om me te vertellen dat Hubbard overleden is. Ik kan het niet bevatten. Hij had geen details, maar zegt dat Frank, de brandweerman, vertelde dat zijn broer hier was geweest en zei dat Hubbard gisteren rond het middaguur zeer plotseling is overleden. Weer een oude vriend weg, en het vervult me met verdriet om eraan te denken. Woonde een vergadering van de Parijse jury bij in de Academie en ging daarna naar de Century.

Zondag, 23 december 1888 — Reisde met de ochtendtrein van 9.50 via de Erie en de "short-cut" naar Newburgh, wat bijna vier uur duurde om Newburgh te bereiken. Ik kwam pas om 3 uur in Kingston aan. Er was geen taxi en ik miste de tram, waardoor ik moest lopen en mijn zware koffer met de kerstcadeaus moest dragen. Ik was bijna uitgeput toen ik thuis aankwam. Het was een warme dag en ik was erg warm gekleed.

Samuel Pepys • 21 december 1663

Samuel Pepys (1633–1703) was een Britse hoge ambtenaar, die vooral beroemd is geworden vanwege zijn dagboeken. Hieronder doet hij verslag van een hanengevecht.

[CahtGPT-vertaling onderaan]

Monday 21 December 1663
[eerder die dag]
There parted in the street with them, and I to my Lord’s, but he not being within, took coach, and, being directed by sight of bills upon the walls, I did go to Shoe Lane to see a cocke-fighting at a new pit there, a sport I was never at in my life; but, Lord! to see the strange variety of people, from Parliament-man (by name Wildes, that was Deputy Governor of the Tower when Robinson was Lord Mayor) to the poorest ’prentices, bakers, brewers, butchers, draymen, and what not; and all these fellows one with another in swearing, cursing, and betting. I soon had enough of it, and yet I would not but have seen it once, it being strange to observe the nature of these poor creatures, how they will fight till they drop down dead upon the table, and strike after they are ready to give up the ghost, not offering to run away when they are weary or wounded past doing further, whereas where a dunghill brood comes he will, after a sharp stroke that pricks him, run off the stage, and then they wring off his neck without more ado, whereas the other they preserve, though their eyes be both out, for breed only of a true cock of the game.

Sometimes a cock that has had ten to one against him will by chance give an unlucky blow, will strike the other starke dead in a moment, that he never stirs more; but the common rule is, that though a cock neither runs nor dies, yet if any man will bet 10 £ to a crowne, and nobody take the bet, the game is given over, and not sooner. One thing more it is strange to see how people of this poor rank, that look as if they had not bread to put in their mouths, shall bet three or four pounds at one bet, and lose it, and yet bet as much the next battle (so they call every match of two cocks), so that one of them will lose 10 £ or 20 £ at a meeting.

[later die dag]


[Ongecorrigeerde ChatGPT-vertaling]
Ik nam afscheid van hen op straat en ging naar mijn heer, maar aangezien hij niet thuis was, nam ik een koets. Aangetrokken door aankondigingen op de muren, ging ik naar Shoe Lane om daar een hanengevecht bij te wonen in een nieuwe arena, een sport waar ik in mijn leven nog nooit geweest was. Maar, Heer! Wat een vreemde verzameling mensen om te zien, van parlementsleden (waaronder ene Wildes, die plaatsvervangend gouverneur van de Tower was toen Robinson Lord Mayor was) tot de armste leerlingen, bakkers, brouwers, slagers, bierwagensbestuurders en nog veel meer; en al deze mannen samen, vloekend, tierend en wedden afsluitend. Ik had er al snel genoeg van, maar toch wilde ik het minstens één keer zien, omdat het vreemd is om de aard van deze arme schepsels te observeren, hoe ze blijven vechten tot ze dood neervallen op de tafel en zelfs nog slaan terwijl ze bijna sterven. Ze proberen niet weg te rennen, zelfs niet als ze uitgeput of zwaargewond zijn, terwijl een mesthoophaan na een scherpe klap die hem prikt van het podium zal rennen. Die krijgt dan zonder pardon zijn nek omgedraaid, terwijl de andere haan, zelfs als beide ogen eruit zijn, bewaard wordt om ermee te fokken, omdat hij een ware vechthaan is.

Soms zal een haan, waarop tien tegen één gewed wordt, bij toeval een ongelukkige klap uitdelen die de andere haan op slag dood maakt, zodat die geen enkele beweging meer maakt. Maar de algemene regel is dat, hoewel een haan niet wegloopt of sterft, als iemand bereid is 10 pond tegen een kroon te wedden en niemand de weddenschap accepteert, het spel beëindigd wordt en niet eerder. Nog iets vreemds is hoe mensen uit deze arme klasse, die eruitzien alsof ze geen brood te eten hebben, drie of vier pond inzetten op één weddenschap, het verliezen en toch bij het volgende gevecht (ze noemen elke wedstrijd tussen twee hanen een 'battle') net zoveel inzetten, zodat één van hen gemakkelijk 10 tot 20 pond kan verliezen op één bijeenkomst.

donderdag 19 december 2024

William Soutar • 20 december 1932

• Bij de Schotse dichter William Soutar (1898-1943) werd op jonge leeftijd de ziekte van Bechterew geconstateerd. De laatste veertien jaar van zijn leven was hij aan zijn bed gekluisterd. In die periode hield hij een dagboek bij, waaruit gedeelten zijn gepubliceerd onder de titel Diaries of a dying man (Nederlandse vertaling (van Harry Oltheten): Dagboek van een stervende).

donderdag 8 december
Ik geloof dat het voor het merendeel van de christenen een goede zaak zou zijn als ze hun bijbels eens een aantal jaren opborgen, en daarna naar de woorden van Jezus zouden terugkeren, woorden die dan hopelijk van hun stoffige spinnenwebben ontdaan zouden zijn. Het is jammer dat bijna niemand op natuurlijke wijze tot de bijbel komt, hem ziet als een gave die door de hemel is gezonden, als een bloem. Helaas is hij zo bezoedeld door degenen die hem tot ons brengen dat de frisheid eraf is. De belangrijkste boeken in je leven zijn uiteindelijk degene waartegen je zelf bent aangelopen. Je krijgt er een band mee die je nooit zult krijgen met 'aanbevolen boeken'.

zaterdag 10 december
In de religieuze mythe die alle andere voorafgaat hield de mens zich het liefst bezig met tuinieren en poëzie, want Adam was een dichter die de dingen een naam gaf. Misschien is deze verwantschap tussen aardgebondenheid en poëzie wel van fundamentele betekenis en is het voor een schepper van woorden niet natuurlijk alleen maar een schepper van woorden te zijn en moet hij daarbij nog een of ander witteboordenbaantje hebben. Dichters moeten dicht bij de aarde blijven, want de verraderlijkste verleiding waaraan zij blootstaan is het luchtruim, waarin zij zichzelf verliezen in een ideale wereld. Wanneer we ervan uitgaan dat iedereen een potentieel dichter is, geldt voor de jeugd hetzelfde als voor de dichter - wanneer je je louter en alleen overgeeft aan intellectueel werk breng je jezelf uit balans. Iedereen zou een handwerk moeten beheersen.

dinsdag 13 december
De dichter behoudt altijd iets van de ontvankelijkheid van een kind - daar is geen ontsnappen aan, zelfs al zou hij willen. Zo kan ik zomaar ineens in een liedje of een lachbui uitbarsten, of me bewust worden van een slecht humeur dat diep in mij voortwoekert als een brokje gist. En nu je de kerstklokken al bijna kunt horen, voel ik in ieder geval een heel klein beetje de onderdrukte opwinding die opborrelt in het kind.

dinsdag 20 december
Nietzsche is een van de zeer weinige filosofen die te midden van al het gefilosofeer dichter blijft; misschien is hij wel de enige. Zijn woorden staan zo dicht bij de actualiteit van het leven als voor woorden maar mogelijk is - ze zijn bijna vlees geworden. Vaak voel je je, als je Nietzsche leest, alsof je op een heldere, winderige dag op een hoge heuvel staat; wij zijn ons altijd bewust van actie, ruimte en een atmosfeer die het best weergegeven kan worden met het woord Verfrissend. Je kunt Nietzsches filosofie pantomimisch noemen — ieder woord is een fors gebaar, een moment in een indrukwekkende dans.

woensdag 18 december 2024

Jan Hanlo • 19 december 1968

Jan Hanlo (1912-1969) was een Nederlandse schrijver. Uit: Tirade.

Ik wil van het Christelijke geloof af. Ik kan, na al die intense langdurige pogingen om de tegenstrijdigheden met elkaar in overeenstemming te brengen (Genesis o.a.), deze tegenstrijdigheden niet langer aanvaarden als een soort van ‘openbaring’.
Het enige dat blijvend en tenminste echt schijnt, is je eigen ik. Je eigen verdriet, pijn, onzekerheid, ervaringen.
Ik heb er genoeg van, van het Christelijk geloof.
Ja, dat zeg ik nú, de 19e dec; morgen krabbel ik misschien - waarschijnlijk - weer terug.
Omdat ik een religieus-denkend type ben, zal ik het zonder godsdienst wel niet stellen. Ik wil mij dan meer inpassen in de leer - waar ik overigens nauwelijks iets van weet - van Ormoesd en Ariman. De Botisjava heeft (?) daarin ook een plaats. De leer van de strijd tussen een Goede en een kwade God, lijkt mij eigenlijk voor de hand liggend. Dat ‘credo quia absurdum’ is eigenlijk iets ziekelijks. Het ziekelijke is verdrietig en leidt tot meer verdriet. AVESTA.

19-12 Het gaat tenslotte maar om het (mijn) Gods-beeld. Ormoesd en De Vader (of de Christelijke God) zijn geen twee verschillende Goden! Er is maar één Ormoesd. Het gaat er maar om een zuiverder Gods-beeld te vormen. Het Gods-beeld van de Christelijke massa (en theologen en geestelijken!) voldoet mij niet. Ik heb lang genoeg geprobeerd er mee uit te komen, maar het is iets tegenstrijdigs en daarom verwerpelijk als drager van een theorie of religie, ook al zit er nog zoveel goeds - zelfs specifiek-goeds, dát wat je in een ander geloof niet eens zo geprononceerd vindt - in.

19-12 Mysteries zijn goed, kunnen juist zijn; tegenstrijdigheden zijn verkeerd.

19-12 Dat kat-en-muis spel van het Christelijk geloof breekt me toch eindelijk op.

19-12 Ik bedoel: ik wil niet meer op die manier in een God geloven. Misschien bid ik het Onze Vader nog wel, of veel zinnen eruit. Maar dan tot Ormoesd. Niet tot een reeds Al-goede, Al-machtige God.

Dus dan probeer ik een Manicheeër te worden. (Mani werd, evenals Christus gekruisigd). En ik was altijd zo sterk tegen ketterij.

Augustinus was ook enige jaren Manicheeër.

Later, toen hij weer Christen werd, heeft hij zich misschien wijsgemaakt dat hij iets van de Christelijke leer (Genesis bv.) begreep.

Misschien is het zo dat juist de oudheid - het lange bestaan - van het Christendom pleit tegen zijn waarheid, want de miserabele onwaarachtige inkonsekwentie van de mens koestert misschien zo'n geloof (Genesis).

Zou je dan niet gelukkiger zijn? als je niet krijgt wat je graag wil, maar je hebt ook niet gekropen? (..) 19-12-68

Maar dan moet je het kruipen ook durven opgeven en dan maar met krijgen, of riskeren dat je niet krijgt wat je wil hebben. 20-12-68

 Stop in ieder geval het kruipachtig gebed, 'n God als 'n dictator wil ik niet hebben; ik zou ook niet kunnen of mogen geloven in zijn hulp. We kunnen wel vervloekten zijn (zoals Dostojevski zegt), maar een vervloekte hoeft nog niet te kruipen als voor 'n tiran. 19-12-68

dinsdag 17 december 2024

Ronald Reagan • 18 december 1981

Ronald Reagan (1911-2004) was van 1981-89 president van de VS. Hij hield toen ook een dagboek bij.

Friday, December 18, 1981
Had to be the heaviest schedule & most frustrating day yet. One long series of meetings on bud. on Nat. Security and half a dozen other things. Broke the routine in late afternoon to go over to the W.H. [White House] for W.H. staff party. It was nice. All these good people who take care of us & tend the place with their families. Most important meeting with heads of Auto Co’s. That industry is facing total disaster. I’m recommending that we tell Japan we are going to impose same restrictions on their exports as they do on import of Am. cars in Japan. Auto makers need passage of Clean Air Act changes which can reduce price of Am. cars. Met with Sen. leaders who are beginning to panic on taxes. They want us to raise or impose new ones. I’m resisting. D**n it our program will work & it’s based on reduced taxes.

Dagprogramma hier.

maandag 16 december 2024

Ernst Jünger • 17 december 1943

• Op een beklemmende, transparante manier beschrijft de Duitse schrijver Ernst Jünger  (1895-1998) in zijn Parijs dagboek 1943-1944 (vertaald door Tinke Davids) de noodlotsjaren 1943 en 1944. De naderende catastrofe is overal voelbaar en dringt dominant door in Jüngers conversatie met Parijse kunstenaars en intellectuelen.

Kirchhorst, 17 december 1943
Gebladerd in de dagboeken van de Goncourts. Merkwaardig zijn de veranderingen bij de lezer, die met deze oorlog gepaard gaan – men voelt dat enorme massa's boeken de geestelijke douanegrens die hij trekt, niet zullen overschrijden. [...] Men neemt een boek ter hand en ziet dat het zijn aantrekkingskracht heeft verloren als een geliefde aan wie men vaak verlangend heeft gedacht, maar wier schoonheid bepaalde crises, bepaalde avonturen niet heeft doorstaan. De verveling zal een schrikwekkender schifting teweeg brengen dan elke censor, dan elk verbod van boeken. Verwacht mag echter worden dat dit opnieuw de boeken van de eerste rang, vooral dus de bijbel, ten goede zal komen.
In de notitie van 16 mei 1889 vond ik een mooie droom van Léon Daudet. Charcot was aan hem verschenen, en hij had de Pensées van Pascal voor hem meegebracht. Tegelijkertijd liet hij hem als bewijs in de hersenen van deze grote denker de cellen zien waar die gedachten hadden gewoond – ze leken op de raten van een verdroogde bijenkorf. [...]
Edmond de Goncourt maakt melding van gesprekken met Octave Mirbeau, en die heeft weer Sacha Guitry gekend, met wie ook ik een paar maal heb gesproken. Zo slaat het toeval bruggen tussen doden en levenden – over tussenpijlers weg. Ik denk dan vaak aan de erotische keten: twee mannen kunnen één en dezelfde vrouw hebben omhelsd, en een van hen kan in de achttiende eeuw vóór de Franse Revolutie zijn geboren, terwijl de ander in de twintigste eeuw na de Eerste Wereldoorlog is gestorven.

zondag 15 december 2024

Galeazzo Ciano • 16 december 1939

Galeazzo Ciano (1903-1944) was een Italiaans fascistisch staatsman. Hij was de schoonzoon van Benito Mussolini en een van de personen die hem ten val brachten. Zijn dagboek over 1939-1943 is vertaald (door A. van Dorp) als Ciano's dagboek 1939-1943.

10 December 1939
Mussolini wordt meer en meer verbitterd door de blokkade van de Engelsen. Hij dreigt met tegenmaatregelen en wraaknemingen. Ik geloof echter, dat wij er heel erg weinig aan kunnen doen. Als wij in staat zijn om op te treden, betekent dat oorlog en anders moeten wij onze mond houden en trachten de moeilijkheden op vriendschappelijke manier op te lossen. De Duce wordt steeds zenuwachtiger, maar hij verklaart fier, dat hij kalm is. Zijn positie als neutrale [leider] in een Europa, dat aan het vechten is of zich gereed maakt om te vechten, vernedert hem, maar ik zie geen andere oplossing. Het feit, dat wij in militair opzicht volkomen onvoorbereid zijn, ons gebrek aan geldmiddelen en onze economische afhankelijkheid zullen ons er toe dwingen om deze rol nog lang te blijven spelen en daar heb ik niet het minste bezwaar tegen. Er zal een dag aanbreken, waarop iedereen in zal zien hoe voordelig deze houding van afzijdigheid voor Italië is geweest.

11 December 1939
Geen nieuws.

12 December 1939
Toen de Duitsers er achter kwamen, dat wij de mijn in Lokris exploiteren, de enige plaats waar wij nikkel kunnen vinden, vroegen zij ons er om. Ik had gedacht, dat de Duce er sterk tegen in opstand zou komen, maar er gebeurde niets van dien aard. Al is hij dan niet bereid om aan hun verzoek te voldoen, hij heeft er geen bezwaar tegen om tenminste een gedeelte van de productie af te staan. Alles goed en wel, maar we kunnen er in ieder geval uit leren dat deze heren optreden als een bende dieven en struikrovers. Hoelang zullen we dit nog verdragen?

13 December 1939
Een lange conferentie met den Koning over de onderscheiding vanwege Albanië. Daarna praten wij over allerlei dingen. Hij vertelt mij niets nieuws, maar hij maakt me duidelijk, dat hij neutraal is, maar in zijn hart door en door anti-Duits. Van de Fransen moet hij ook niets hebben en hij heeft geen hoge dunk van hun leger. Het lijkt hem wel waarschijnlijk, dat het Duitse offensief grote resultaten zal hebben, hoewel hij dat niet hoopt. De Duce liet mij in mijn rede een verwijzing opnemen naar zijn rede voor de fascistische militie, als bewijs van mijn bewering, dat ons bondgenootschap met Duitsland nog niets van zijn waarde verloren heeft. Wij moeten aan de pers duidelijk maken, dat deze aanhaling alleen van belang is in aansluiting op wat er over de internationale verplichtingen is gezegd en niet naar aanleiding van de beschouwing over Frankrijk, want anders zouden wij ons moeilijkheden op de hals halen, die wel eens ernstig zouden kunnen worden.
Von Mackensen is teruggekomen op het geval van de nikkelmijn. In mijn antwoord heb ik hem duidelijk bewezen, dat wij er maar een gedeelte van kunnen afstaan en dat zal dus neerkomen op een kleine hoeveelheid nikkel. Hij is daar niet voldaan over, maar ik nog minder dan hij.

14 December 1939
In de Kamer wordt de dood van mijn vader herdacht. Grandi** houdt een schitterende rede en de Duce uit woorden, die voor hem heel ongewoon zijn. Ik heb deze zaal nog nooit zonder mijn vader gezien. Vandaag stond er een grote lauwerkrans op zijn zetel, maar hij was me nog nooit zo nabij geweest als vandaag.

15 December 1939
Geen nieuws.

16 December 1939
Ik heb de Kamer toegesproken. Mijn rede had groot succes, ook al merkte niet iedereen op, dat hij geheel doortrokken was van een venijnig anti-Duits gif. Op het eerste gezicht leek hij alleen maar anti-bolsjewistisch, maar in wezen was hij anti-Duits. Men heeft mij verteld, dat de Duitse ambassadeur hem doodstil heeft aangehoord en dat hij zo nu en dan niet in staat was om zijn teleurstelling te verbergen. Zo moet het.
In de avond heb ik Sir Percy Loraine ontvangen, die er bijzonder over te spreken was en mij zijn compliment heeft gemaakt.

** Voorzitter van het parlement

Sergej Prokofjev • 15 december 1925

Sergej Prokofjev (1891-1953) was een Russische musicus en componist. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij, waaruit gedeeltes in het Nederlands zijn gepubliceerd onder de titel Dagboek 1907-1933 (vertaling Arie van der Ent). Eind 1925 was hij op tournee in Nederland.

13 december
Moeders sterfdag. Aan haar gedacht. Ze heeft de verdwijning van de formule 'maar ik heb het niet breed', die haar zo dwarszat, niet mogen meemaken!
's Middags de Scythische, daarna het Derde, in Amsterdam: het belangrijkste optreden in mijn Hollandreis. Het is eigenlijk geweldig om het concert te beginnen met de Scythische suite, die voor het eerst op het programma staat. Hij werd goed ontvangen, zij het een tikje gereserveerd. Daarna speelde ik het Derde pianoconcert, beter dan gisteren, ik maakte er geen potje van en voerde zelfs het tempo op. Een buitengewoon succes: de zaal (voor driekwart vol) stond op en klapte staand; een deel van het orkest stond eveneens op. Dat was voor het eerst in mijn leven en ik was er opgewonden van. Daarna dronken we thee bij Schmuller. De avond bracht ik thuis door.

14 december
's Morgens herhaalde ik wat gisteren en eergisteren misging in het Derde pianoconcert. Een brief van Ptasjka waar ik al een paar dagen op had gewacht. Ze komt waarschijnlijk morgen aan.
's Avonds vertrek ik naar Rotterdam, op dezelfde manier als eergisteren naar Den Haag, alleen nu een stukje verder. De zaal in Rotterdam is kleiner en dit optreden is ook minder belangrijk. Het is voor het eerst dat ik drie dagen achter elkaar speel. Ik voel de vermoeidheid, ben in een slaperige stemming. Ik koos iets tragere tempi. Ik speelde correct, maar tijdens een langzame variatie viel ik bijna in slaap en maakte een gevaarlijke fout door een verkeerde sprong te maken. Het succes was echter enorm: de hele zaal rees op, net als het hele orkest (Wat een orkest! Een van de beste van Europa!) Het maakte grote indruk op mij. Daarna anderhalf uur terug in de sneltrein naar Amsterdam.

15 december
's Avonds arriveerde Ptasjka uit Parijs; een tedere ontmoeting. Maar ze is nerveus en vermoeid: ze had gedoe gehad met haar jurken voor Amerika. Bovendien is ze schor.

zaterdag 14 december 2024

Julien Green • 14 december 1959

Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse, religieus ingestelde schrijver. Uit zijn zorgvuldig geformuleerde dagboeknotities komt hij naar voren als een gewetensvolle denker en zoeker. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.

14 december — Is er nog iemand ter wereld die zich twee liedjes herinnert die omstreeks 1905 zeer in de mode waren in Engeland en Amerika: Nola en Narcissus? Het waren aanstellerige, aandoenlijke, lachwekkende liedjes, waarbij je een weids gebarenspel kon spelen door niet alleen je handen, maar ook je armen te kruisen [bij het spelen op de piano]. Ik hoorde ze vaak in ons appartement in de rue de Passy, waar ik nu in gedachten terugkeer. Een Engelse, Hilda, in een lange jurk van zwarte kant, droeg daar 's avonds na het eten voor uit Shakespeare, in de salon met de gaslampen (en het zachte suizen van het gas begeleidde haar stem, die beurtelings daalde tot een gemompel en weer aanzwol). Ze trakteerde ons op de lange monoloog van koningin Catharina, uit Henry VIII. Dat bezorgde mijn vader, weggedoken achter de papieren muur van Le Temps die hij met gestrekte armen voor zich held, de slappe lach. Zouden er vandaag de dag nog dames zijn die op avondjes komen voordragen? Ik betwijfel het. Hilda, met de ogen ten hemel geslagen, ging zo volledig op in haar dichter dat zij de onbedaarlijke vrolijkheid van mijn zusters, die openlijk lachten, niet eens merkte. En ik begreep er niets van, ik keek met open mond naar die dame die zulke verbazingwekkende narigheden scheen te hebben, en zulke luide kreten slaakte dat de kamer ervan galmde.

donderdag 12 december 2024

Wolfhilde von König • 13 december 1939

Wolfhilde von König (1925-1993) was als meisje lid van de Hitler-Jugend en hield in de oorlogsjaren een dagboek bij, dat in het Engels is vertaald als Wolfhilde’s Hitler Youth Diary 1939-1946.

Munich, 13 December 1939
Heavy naval engagement between the German armor-plated battleship Admiral Graf Spee and three British cruisers at La Plata Bay. After inflicting severe damage to the stronger opponent, Graf Spee enters the Uruguay harbor of Montevideo to repair its damages.

Munich, 16 December 1939
Reich's Street Collection. A huge success. Over half a million beautiful wooden figurines were sold in Munich alone. Not to mention the many old medals, which were also sold rapidly. It was really cold. The wind blew fiercely and there was heavy snowfall, but we pulled it off anyway.

Munich, 17 December 1939
On Saturday afternoons and Sunday mornings, our school has Day of Home Music, during which we girls sing and play instruments. Vati is not coming for Christmas. The Fatherland demands this sacrifice and we accept it. Countless others make this sacrifice as well. Admiral Graf Spee has been destroyed by its own crew. The Führer gave this command after the Uruguayan government denied the port-time which would have been necessary to repair this battleship.

Munich, 18 December 1939
An extraordinary victory for the German Air Force above the German Bay [The Bay of Heligoland], After a hard-fought battle, fighters of the Schuhmacher Squadron shot down 36 out of 52 English warplanes.

Munich, 20 December 1939
Last Jungmädel home afternoon gathering before Christmas. We had a small Christmas party. Christmas tree branches and candles decorated the room. We sang our beautiful old Christmas songs. Our little ones performed "Snow White" and "Goose Girl," both old German fairytales. The childlike sincerity of their performance was a joy to behold. With best wishes for Christmas and the New Year, we said good-bye to each other.

Munich, 23 December 1939
Vati came home unexpectedly. He will stay with us for a while. The Christmas season will now be even better.

woensdag 11 december 2024

Dirkje Kuik • 12 december 196x

Dirkje Kuik (1929-2008) was een Nederlands schrijfster, graficus, illustrator, tekenaar en transvrouw. Uit: Het dagboek van een beeldhouwer.

12 december
Wat een ongemak. Het wordt met de dag moeilijker om je op onze sociëteit te vertonen. Toen ik binnenkwam zag ik tot mijn groot genoegen dat W. aan mijn uitnodiging gehoor had gegeven om samen met Mevrouw Malkö en de chinese secretaris eens een bezoek te brengen aan onze sociëteit. Na enig heen en weer gebabbel, wat heeft Mevrouw Malkö toch een fraaie stem, ze zal zeker aardig zingen, begon ik met haar te converseren over het samengaan der kunsten, een heerlijk onuitputtelijk onderwerp. Iets luider dan mijn gewoonte is, om het onbelangrijke dooreen gepraat te overstemmen. Er zijn altijd nog mensen, die niet weten wat je verschuldigd bent aan een gezelschap van gewicht. Ik haalde juist de architectuur en de beeldhouwkunst als voorbeeld aan, toen F., een van de weinige ongewenste leden die dan net aanwezig moeten zijn, dat zul je altijd zien, me met zijn schelle stem in de rede viel. De kerel zwijgt òf als een potvis òf zegt iets onbehoorlijks, en gaat tot overmaat van ramp uit pure nervositeit omdat hij zijn mond open durft te doen, kraaien, zodat iedereen zijn stommiteiten goed kan horen De vlegel! Natuurlijk kwam hij weer aandragen met het tractaat over de schilder- en beeldhouwkunst van Da Vinci. Nu wil ik de kwaliteiten van Leonardo niet in twijfel trekken, dat zou al te dwaas zijn, maar ik persoonlijk vind Michel Angelo veel groter en men moet niet vergeten dat Da Vinci eigenlijk een corrupte figuur was, die geheel onder druk stond van de hoge adel en de geestelijkheid. Een volmaakte eerlijkheid, bezonnenheid is bij hem eenvoudig niet te verwachten. En al is iemand eventueel een genie, dan kun je toch wel idiote dingen beweren zeg ik maar. Enfin, F. had het weer aardig voor elkaar, verpestte het gesprek volkomen en ging toen weg. Vermoedelijk naar een café.

Daarna begon nota bene, de heren hadden onderhand de nodige kratjes bier verzwolgen, de criticus B. met zijn duim in zijn gat, als betrof het een boerenbruiloft, op de tafel rond te dansen en ordinaire liedjes te zingen zodat de glazen omvielen. Ik geneerde me voor W., die het gelukkig niet al te hoog opnam, ja zelfs zo vriendelijk was om het spelletje mee te spelen. De chinese secretaris was gelukkig in slaap en Mevrouw Malkö kon ik wat aan de praat houden.

B. is een van die in kranten schrijvende heren, die je met een paar borrels kunt omkopen. Alles halen ze uit boekjes en ieder jaar hebben ze een andere mening terwijl ze geen hamer in hun poten kunnen houden. Druktemakers!

Op het laatst werd het echter te bar en besloten we te vertrekken. Jammer genoeg bleek op mijn atelier de kachel uit te zijn en de drie flessen oude tokayer waren verdwenen. Dat had mijn vrouw me weer geleverd. Alles bij elkaar een vreselijke afgang; een onaangename avond. Ik denk er hard over als lid van onze vereniging te bedanken.


14 december
Een prachtige opdracht, de photographieën heb ik al gekregen. Ik moet een ontwerp maken voor een borstbeeld van Anna Paulina, de oudste dochter van onze leider. Daarom heeft de leider me verleden jaar op de ledententoonstelling gegroet. Mijn waarde Anton Pawel hoe gaat het U toch zei hij, ik hoor het nog. Welk een genadige glimlach, wat een bronzen voorhoofd, mijn hart zwelt nu van trots. Oh, mocht ik ooit de goddelijke ingeving krijgen zijn portret te maken. Het beeld wordt geplaatst voor de nieuwe staatszeepfabriek en men heeft het plan tijdens de opening een aantal kleine afgietsels van toiletzeep aan de genodigden te geven. Dus snel aan het werk, geen verder gedroom. Wat zullen ze jaloers zijn als men het bericht in de krant leest. Ik heb B. direct gebeld; hij zorgt wel voor een treffend stukje. Ik voel er veel voor deze keer geen werk in te zenden naar de komende ledententoonstelling.

dinsdag 10 december 2024

Marilyn Monroe • 11 december 19??

Marilyn Monroe (1926-1962) was een Amerikaanse actrice. Ze schreef gedachten en gedichten op in schriften en op losse blaadjes papier. Wat er overgebleven is, is verzameld in Fragments: poems, intimate notes, letters

11 Dec.
Always admired men who had many women.
It must be that to a child of a dissatisfied woman the idea of monogamy is hollow.

Origineel.-2016>

maandag 9 december 2024

Hendrik Groen • 10 december 1995

• Uit het fictieve dagboek Zolang er leven is. Het nieuwe geheime dagboek van Hendrik Groen, 85 jaar.

Donderdag 10 december
Mumba is dood. Ze was niet zo lekker en is toen zomaar doodgegaan. Haar moeder Thong Tai en zusje Yindee zijn steeds aan haar ziekbed gebleven. Heel ontroerend. Mumba is, sorry was, een peuter-olifant in Artis. We waren er stil van tijdens de koffie. Artis heeft laatst aangekondigd dat ze de dieren niet langer namen wil geven om het niet te persoonlijk te maken. Eigenlijk een soort betutteling van de bezoekers. Als dat al ingevoerd was geweest, hadden we alleen kunnen zeggen: 'Heb je het al gehoord? Olifant 3 is dood.' Ik moet toegeven: dat maakt het wel minder erg. Er is een nieuwe natuurserie op tv waar veel naar gekeken wordt: The Hunt. Er vallen altijd slachtoffers en er vloeit veel bloed, want de serie gaat alleen maar over jagen. Ik hou erg van de natuur maar The Hunt laat ik, na anderhalve aflevering gekeken te hebben, verder aan mij voorbijgaan. Het is me te gruwelijk. Mijn sympathie ligt altijd bij de underdog: het hertje dat rent voor zijn leven tegen de leeuw, het zeehondje dat achterna wordt gezeten door de ijsbeer. Als dat zeehondje dan uit de bek van die beer bungelt, kan ik niet blij zijn voor de beer. De serie wordt nota bene uitgezonden door de Evangelische Omroep. Ik vind een bloedende en spartelende Bambi nou niet bepaald bijdragen aan de eer en glorie van de Heer, maar blijkbaar denken de evangelisten daar anders over. Bij mij versterkt het vooral het onbegrip over de schepping: altijd eten of gegeten worden, dood en verderf. Wie, bij zijn volle verstand, schept nou zoiets? Maar als ik, zoals gisteren, met mijn scootmobiel in de stralende winterzon door natuurgebied het Twiske rijd, dan denk ik weer: knap staaltje werk, Schepper.

Vrijdag 11 december
Ik neuriede vanmorgen, misschien onbewust, een lied van Bach.
Komm, süßer Tod, komm selge Ruh!
Komm führe mich in Friede,
weil ich der Welt bin müde
Na drie regels gaf ik me rekenschap van de tekst.
Heb je niets vrolijkers op je repertoire, Groen?

zondag 8 december 2024

Peter Matthiessen • 9 december 1973

Peter Matthiessen (1927-2014) was een Amerikaanse schrijver. In De Sneeuwluipaard (vertaling Victor Verduin) doet hij verslag van een trektocht door de Himalaya.

9 december.
De yak-man zei dat hij een paar dagen niet verder ging om zijn beesten te laten eten. 15-20 cm sneeuw op het pad. Hij zei dat hij een vracht naar de volgende pas zou brengen voor 60 roepi's, vooruit betalen. Ik was achterdochtig, maar weinig keus. Een uur van het kamp viel hij met opzet en zei dat hij zijn been had bezeerd, geld was bij vriend in het kamp. Zonnig vandaag en we moeten verder. Jang-bu liet zijn ergernis blijken door de man een pak rammel te geven. Dat genas het been, maar hij wou niet naar de pas gaan. Hij stelde voor de Khola af te dalen naar het meer. Beviel me niet, wetende hoe de ravijnen zijn. Maar de sherpa's kozen voor die route — en Gyaltsen heeft geen schoenen gekocht met het schoenengeld, merkte ik. Hij droeg gympen en het was erg koud. Ik wou geen bevroren voeten op mijn geweten hebben. We dwongen onze yak-vriend de vracht door de vallei te dragen tot hij om 2 uur de benen nam. Maar we hebben toch redelijk waar voor ons geld gehad zo. Een helse tocht. IJsvallen, gladde stenen met sneeuw bedekt, paden van 1,80 m breed over richels onder de sneeuw met kliffen boven en onder. Daar ik het zwaarst was, vond iedereen het logisch dat ik voorop ging en het ijs probeerde bij het telkens oversteken van stromen. Logisch, maar niet altijd plezierig: een keer zakte ik erdoor en was tot aan mijn borst doorweekt, verschillende keren natte voeten. Tegen de avond grootste deel ravijn achter de rug: in ieder geval hadden we een groot vuur.

Ilse Wentholt • 8 december 1946

Ilse Wentholt (1922-2012) woonde in 1946 in Makassar op Celebes en leidde daar een vrolijk leven. Kort na onderstaande passage (uit Hollands Maandblad) kreeg ze verkering met Raymond Westerling, precies in de periode dat hij zijn oorlogsmisdaden beging. Toelichting door J.J. Peereboom.

Makassar, 19-11-46
... Ik heb een stel ontzettend aardige vrienden opgeduikeld, waar ik altijd van op aan kan. Het zijn getrouwde mannen van 33 jaar maar te lelijk om verliefd op te worden, reuze aardig van karakter, zitten in mijn hotel en zijn reuze op me gesteld. Het is erg fijn en ik hoop van harte dat ik dat zo houden kan.
Als er een of andere voorstelling is, waar ik graag naar toe wil, en waar ik geen uitnoodiging voor krijg van een jonge man, dan kan ik altijd op hen terugvallen, en zij vinden het ook niet erg dat ik voor mezelf wil betalen. Dit schept een prettige basis.
... Het vliegtuigdekschip de ‘Karel Doorman’ is hier, ik ben er vrij vaak aan boord geweest. Er is een aardige jonge administratie-officier, waar ik vrij vaak mee op stap geweest ben... Ik zat in een reuze kring officieren, allemaal van de ‘Karel Doorman’, die allemaal walgelijk verengelst waren. Allemaal willen ze weg van Holland, praten over niets anders dan over hun Engelse trainingstijd en hun vrouwen of sweethearts. Geen enkele uitgezonderd.

Makassar, 8 December, zondag
... Als Henk nu ook zo zijn zinnen op mij had gezet, door dik en dun, wat zou ik dan gelukkig geweest zijn. Ik ben nog steeds dol en dol op hem, en kan hem maar niet uit mijn hoofd zetten. Ik heb vandaag de hele dag op bed gelegen, in elk geval mijn kamer gehouden. Heb nl. een lelijke influenza-aanval te pakken, mijn keel doet zo'n pijn dat ik absoluut geen stem meer heb.... Ik ben helemaal zo akelig somber, dat ik zoëven in mijn eentje heb zitten huilen. En nu zit ik waarachtig alweer met tranen in mijn ogen.
Zoëven was Binnert S. hier. Dat is iemand uit het hotel waar ik grote vriendschap mee heb gesloten, op een gezonde basis. Hij heeft vrouw en kinderen waar hij dol op is in Holland. Ik stortte mijn hart uit over Henk, en hij zei tegen mij: als je toch zo volkomen overtuigd bent van jullie geluk samen, waarom ga je hem dan niet halen?... Maar ik heb geen vertrouwen meer in de theorie: als een vrouw wat wil, dan lukt het haar ook. Ik heb met Geis een te gevoelige klap gehad, dan dat ik dat weer zou proberen. Daarbij heb ik inderdaad geen avonturiersaard, wat je nodig hebt om zomaar een man achterna te reizen. Meerdere vrouwen hebben het gedaan, met goede resultaten....

Ginger X • 7 december 1942

Uit het dagboek van een 17-jarige middelbare scholier die op Hawaii woonde ten tijde van de Japanse aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941. Alle achternamen van bestaande personen zijn verwijderd, behalve die van bekende mensen.

[DeepL-vertaling onderaan]

Sunday, December 7, 1941
BOMBED! 8:00 in the morning. Unkown attacker so far! Pearl Harbor in flames! Also Hickam hangar line. So far no houses bombed here.

5 of 11:00. We've left the post. It got too hot. The PX is in flames, also the barracks. We made a dash during a lull. Left everything we own there. Found out the attackers are Japs. Rats!!! A couple of non-com's houses demolished. Hope Kay is O.K. We're at M's. It's all so sudden and surprising I can't believe it's really happening. It's awful. School is discontinued until further notice...there goes my graduation.

Shortwave: Direct hit on barracks, 350 killed. Wonder if I knew any of them. Been quiet all afternoon. Left Bill on duty at the U. Blackout all night of course!

The following was typed on a separate piece of paper attached to the diary page:

I was awakened at eight o'clock on the morning of December 7th by an explosion from Pearl Harbor. I got up thinking something exciting was probably going on over there. Little did I know! When I reached the kitchen the whole family, excluding Pop, was looking over at the Navy Yard. It was being consumed by black smoke and more terrific explosions. We didn't know what was going on, but I didn't like it because the first explosion looked as if it was right on top of Marie's house. I went and told Pop that (He in the meantime had gotten dressed and was leaving) and he said, "Who cares about Marie when you and Mom might be killed!". Then I became extremely worried, as did we all. Mom and I went out on the front porch to get a better look and three planes went zooming over our heads so close we could have touched them. They had red circles on their wings. Then we caught on! About that time bombs started dropping all over Hickam. We stayed at the windows, not knowing what else to do, and watched the fire works. It was just like the news reels of Europe, only worse. We saw a bunch of soldiers come running full tilt towards us from the barracks and just then a whole line of bombs fell behind them knocking them all to the ground. We were deluged in a cloud of dust and had to run around closing all the windows. I got back to the front door just in time to see pop calmly walking back to the house through it all. He said we could leave if a lull came. Also that a Mrs. B was coming down to our house and to wait for her. Then he left again. In the meantime a bunch of soldiers had come into our garage to hide. They were entirely taken by surprise and most of them didn't even have a gun or anything. One of them asked for a drink of water saying he was sick. He had just been so close to where a bomb fell that he had been showered with debree. He said he was scared, and I was too, so I couldn't say that I blamed him. I saw an officer out in the front yard, so Mom said to ask him if he thought it would be wise for us to try to leave. He said, "I would hate to say because we don't know whether they are bombing in town or not, and besides this is your home." I no sooner got back into the house then a terrible barrage came down just over by the Post Exchange. That's just a block kitty corner from us, so the noise and concussion was terrific. Mom and I were still standing in the doorway and we saw the PX get hit. I was getting more worried by the minute about this time as they seemed to be closing in the circle they had been making around us. (The Japs were flying around in a circle bombing us, Pearl Harbor, and machine gunning Fort Kam.) A second terrific bunch of explosions followed the first by a few minutes only. I found out later these had landed in the baseball diamond just a second after Dad had walked across it. He ran back to see if the men in a radio truck there had been hit. All but one had and they were carted off in an ambulance. I went dashing into my room to look and saw that the barracks was on fire, also the big depot hangar. I hated to go into my room because the planes kept machine-gunning the street just outside my window and I kept expecting to see a string of bullets come through my roof any minute. We had all gotten dressed in the meantime and had packed a suitcase and were ready to leave any time. Finally, after two and a half hours, the planes went away and we left. I gave the soldiers in the garage two and a half packages of my chewing gum before I left and they nearly died of joy at sight of it. Poor guys!!

As we left the Post, we looked around to see what damage had been done to the place. The barracks was all on fire, the big depot was on fire, the theater was burned to the ground already, the PX was wrecked, the whole hangar line was blown up on the far side of Operations, a couple of the non-coms houses were very badly blown out, there was debris all over everywhere, and Pearl Harbor was just a solid wall of smoke which we found out later was burning oil from the boats that had been hit. Reports are that nothing was hit there except boats.

As we drove into town we found the highway blocked solid in all three lanes coming out to the Post as the radio had been calling for all personel of the Army or Navy to return to their posts at once. We were forced to drive out in the gutter, and every now and then we had to move aside from there to let an ambulance go by. The people in town were standing along the street watching it all with very dazed looks. Of course, they didn't know what was going on as the radio hadn't said a thing about it. (We turned it on at home before we left and there amidst all the concussion and noise all we could get was church music.) We ran into Bill on the way into town and made him come back with us. (He had been at the University practicing shooting and had missed it all.) He was mad because he wanted to go and see the fireworks. Ha! Lowyd was with us so we dumped him at the U. where he had a room. Left Jack with him, and Mom and I went up to the M's in Moana Valley. Decided to stay there until further notice so we went back and got Jack. Bill stayed at the U. on duty in the ROTC.


[DeepL-vertaling]

Zondag 7 december 1941
GEBOMBARDEERD! 8:00 in de ochtend. Onbekende aanvaller tot nu toe! Pearl Harbor in vlammen! Ook Hickam hangarlijn. Tot nu toe zijn hier geen huizen gebombardeerd.
5 van 11:00 uur. We hebben de basis verlaten. Het werd te heet. De PX staat in brand, ook de barakken. We hebben een sprintje getrokken tijdens een stilte. Alles wat we bezaten hebben we daar achtergelaten. We ontdekten dat de aanvallers Jappen zijn. Ratten!!! Een paar huizen van niet-com's zijn gesloopt. Ik hoop dat Kay in orde is. We zijn bij M. Het is allemaal zo plotseling en verrassend dat ik niet kan geloven dat het echt gebeurt. Het is verschrikkelijk. School is gesloten tot nader order... daar gaat mijn afstuderen.
Kortegolf: Directe inslag op kazerne, 350 doden. Ik vraag me af of ik een van hen ken. De hele middag stil geweest. Bill had dienst op de U. De hele nacht verduistering natuurlijk!

Het volgende werd op een apart stuk papier getypt dat aan de dagboekpagina was vastgemaakt:
Ik werd op de ochtend van 7 december om acht uur gewekt door een explosie vanuit Pearl Harbor. Ik stond op met de gedachte dat daar waarschijnlijk iets spannends aan de hand was. Wat wist ik daarvan! Toen ik bij de keuken kwam, keek de hele familie, behalve pap, naar de marinewerf. Het werd opgeslokt door zwarte rook en nog meer vreselijke explosies. We wisten niet wat er aan de hand was, maar ik vond het niet leuk omdat de eerste explosie precies boven het huis van Marie leek te zijn. Ik ging naar pap toe en vertelde hem dat (hij had zich inmiddels aangekleed en ging weg) en hij zei: “Wie geeft er nou om Marie als jij en mam misschien wel doodgaan!”. Toen werd ik extreem ongerust, net als wij allemaal. Mam en ik gingen de veranda op om het beter te kunnen zien en drie vliegtuigen vlogen over onze hoofden, zo dichtbij dat we ze hadden kunnen aanraken. Ze hadden rode cirkels op hun vleugels. Toen hadden we het door! Rond die tijd begonnen overal in Hickam bommen te vallen. We bleven voor het raam zitten, niet wetend wat we anders moesten doen, en keken naar de vuurwerken. Het was net als de nieuwsuitzendingen uit Europa, maar dan erger. We zagen een groep soldaten vanuit de kazerne op ons af komen rennen en juist op dat moment viel er een hele rij bommen achter hen die hen allemaal tegen de grond sloegen. We werden bedolven onder een stofwolk en moesten rondrennen om alle ramen te sluiten. Ik was net op tijd terug bij de voordeur om te zien hoe pap rustig terugliep naar het huis. Hij zei dat we konden vertrekken als er een stilte kwam. Ook dat een mevrouw B naar ons huis zou komen en dat we op haar moesten wachten. Toen vertrok hij weer. Ondertussen was een groep soldaten onze garage binnengekomen om zich te verstoppen. Ze waren totaal verrast en de meesten hadden niet eens een geweer of iets dergelijks. Een van hen vroeg om water en zei dat hij ziek was. Hij was net zo dicht bij de plek geweest waar een bom was gevallen dat hij onder de ontbinding had gelegen. Hij zei dat hij bang was en ik ook, dus ik kon niet zeggen dat ik het hem kwalijk nam. Ik zag een agent in de voortuin, dus mam zei dat ik hem moest vragen of hij dacht dat het verstandig zou zijn als we probeerden te vertrekken. Hij zei: “Ik zou het niet graag zeggen, want we weten niet of ze in de stad aan het bombarderen zijn of niet, en bovendien is dit jullie huis.” Ik was nog maar net terug in het huis of er kwam een verschrikkelijk spervuur naar beneden net voorbij de Postbeurs. Dat is maar een blokje om bij ons vandaan, dus het lawaai en de hersenschudding waren geweldig. Mam en ik stonden nog steeds in de deuropening en we zagen de PX geraakt worden. Ik werd met de minuut ongeruster toen ze de cirkel die ze om ons heen hadden gemaakt, leken te sluiten. (De Jappen vlogen in een cirkel rond en bombardeerden ons, Pearl Harbor en beschoten Fort Kam met machinegeweren). Een tweede geweldige reeks explosies volgde op de eerste, slechts een paar minuten later. Ik kwam er later achter dat deze op het honkbalveld waren geland, net een seconde nadat pap er overheen was gelopen. Hij rende terug om te zien of de mannen in een radiowagen daar geraakt waren. Op één na waren ze allemaal geraakt en ze werden in een ambulance afgevoerd. Ik rende mijn kamer in om te kijken en zag dat de kazerne in brand stond, ook de grote hangar van het depot. Ik haatte het om mijn kamer in te gaan, want de vliegtuigen bleven de straat voor mijn raam beschieten en ik verwachtte elk moment een reeks kogels door mijn dak te zien komen. We hadden ons ondertussen allemaal aangekleed en een koffer gepakt en waren klaar om te vertrekken. Uiteindelijk, na tweeënhalf uur, gingen de vliegtuigen weg en vertrokken we. Ik gaf de soldaten in de garage twee en een half pakje van mijn kauwgom voordat ik vertrok en ze stierven bijna van vreugde bij het zien ervan. Arme jongens!!! 

Toen we de basis verlieten, keken we rond om te zien wat voor schade er was aangericht. De barakken stonden allemaal in brand, het grote depot stond in brand, het theater was al tot de grond toe afgebrand, de PX was vernield, de hele hangaarlijn was opgeblazen aan de andere kant van Operations, een paar van de non-coms huizen waren erg uitgeblazen, er lag overal puin en Pearl Harbor was slechts een muur van rook waarvan we later ontdekten dat het brandende olie was van de boten die geraakt waren. Volgens de rapporten was daar niets geraakt behalve boten.

Toen we de stad inreden, zagen we dat de snelweg op alle drie de rijstroken naar de basis was geblokkeerd omdat de radio had opgeroepen dat al het leger- en marinepersoneel onmiddellijk naar hun post moest terugkeren. We werden gedwongen om in de goot te rijden en af en toe moesten we aan de kant om een ambulance te laten passeren. De mensen in de stad stonden langs de straat en keken erg verdwaasd toe. Natuurlijk wisten ze niet wat er aan de hand was, want de radio had er niets over gezegd. (We hadden hem thuis aangezet voordat we vertrokken en te midden van alle commotie en lawaai konden we alleen maar kerkmuziek horen). We kwamen Bill tegen op de weg naar de stad en lieten hem met ons mee terugkomen. (Hij was boos omdat hij naar het vuurwerk wilde gaan kijken. Ha! Lowyd was bij ons dus we dumpten hem bij de universiteit waar hij een kamer had. Jack bleef bij hem en mama en ik gingen naar de M's in Moana Valley. We besloten daar te blijven tot nader order, dus we gingen terug en haalden Jack op. Bill bleef op de U. in dienst van de ROTC.

donderdag 5 december 2024

Fernando Pessoa • 6 december 1915

• Uit een brief van de Portugese dichter Fernando Pessoa (1888-1935) aan zijn jonggestorven collega-dichter Mário de Sá-Carneiro. Uit: Mijn droom is van mij. Brieven, dagboeken, beschouwingen (vertaald door Harrie Lemmen).

Lissabon, 6 december 1915
Ik moest een paar theosofische boeken vertalen. Ik wist niets, helemaal niets van theosofie, maar zoals voor de hand ligt, ken ik er nu het wezen van. En dat heeft mij dooreengeschud op een manier die ik voor onmogelijk had gehouden bij een geloofsstelsel. [...] De mogelijkheid dat daar, in de theosofie, de echte waarheid zit, obsedeert me. [...] Welnu, als je bedenkt dat de theosofie een ultra-christelijk stelsel is – in de zin dat het de christelijke beginselen bevat, verheven tot een punt waar ze gegrondvest zijn op iets dat verder ligt dan God – en denkt aan wat wezenlijk onverenigbaar is met mijn fundamentele heidendom, dan heb je het eerste ernstige element dat zich bij mijn crisis heeft gevoegd. Als je vervolgens ziet dat de theosofie, omdat ze elke godsdienst toelaat, exact hetzelfde karakter heeft als het heidendom, dat in zijn pantheon alle goden toelaat, dan heb je het tweede element van mijn ernstige zielecrisis. De theosofie maakt mij bang door haar mysterie en haar occulte grootsheid, stoot mij af vanwege haar wezenlijke humanitarisme en ‘apostolisme’ (begrijp je wat ik bedoel?), trekt me aan omdat ze zo lijkt op een ‘transcendentaal heidendom’ (zo noem ik de manier van denken waar ik op uit was gekomen), stoot me af omdat ze zo lijkt op het christendom, dat ik niet duld. Het is de afschrikking en de aantrekkingskracht van de afgrond aan gene zijde van de ziel. Een metafysische angst.

woensdag 4 december 2024

Matthijs Vermeulen • 5 december 1944

Matthijs Vermeulen (1888-1967) was een Nederlandse componist en muziekcriticus. Toen zijn vrouw in augustus 1944 in het ziekenhuis werd opgenomen, ging hij haar briefjes schrijven, en hij ging daarmee door nadat ze korte tijd daarop overleden was. Ze laten zich lezen als een dagboek en zijn gepubliceerd als Het enige hart.

5 dec. 1944
De nalatenschap van [zijn gesneuvelde zoon] Josquin. Welk een sinistere, macabere, honende, benauwende spotternij! Een handvaliesje, los omwonden met een touw, nauwlijks geknoopt en onverzegeld. Het bijna lege valies bevatte: een wollen zwembroekje, waarin gewikkeld een scheerkwast en veiligheidsscheermesje. Een klein rechthoekig spiegeltje zonder lijst. Enkele naalden, gebonden in een halve meter garen. Een geel leren zakje, waarin een stukje gedraaid hout aan een koordje. Een tabakspijp. Een twintigtal kralen van een gebroken rozenkrans. De vier Evangelies. Een Gebedenboek. Een Bloemlezing der romans in verzen van Chrétien de Troyes. Zijn portefeuille. De portefeuille bevatte niets dan zijn identiteitspapieren, de briefkaart, geheel verbleekt, uitgewist, welke jij [zijn echtgenote] hem eind april zond naar Lerida (het enige wat hij van ons ontving na zijn vertrek?) en een brief aan ons, geschreven in een cantonnement, gedateerd van 24 sept., en, wegens de militaire censuur, zonder inhoud, daargelaten enkele psychologische en filosofische opmerkingen. Hij hield een dagboek. Wat is ervan geworden? Alvorens in de vuurlinie te gaan schreef hij zonder twijfel enige woorden van afscheid. Waar zijn ze gebleven? Hij had een horloge, een ring; hij had stellig geld in zijn portefeuille. Wat is ermee gebeurd? Wat beduidt die uiteengereten rozenkrans? Dat houtje aan een koordje? Tergend. Men laat mij de voorwerpen die niemand benuttigen kon, en de rest verdwijnt. Treurig. Treurig, martelend, ontredderend, desespererend, om van de ganse Josquin niets te zien weerkeren dan zulk een sjofel valiesje, en een paar dingen welke men niet de moeite waard vond te stelen. Van de ganse Josquin. Hij had de offerzin in 't bloed. Geen offer leek hem groot genoeg, zwaar genoeg. Vanavond ben ik 't die offer. Opnieuw. De laatste woorden van zijn brief luidden: `Met Kerstmis allen rondom de tafel.' lk lees dat nog, ik hoor dat nog. En uit mijn diepten roep ik. Maar mij geeft niemand antwoord.

dinsdag 3 december 2024

Johnny van Doorn • 4 december 1987

Johnny van Doorn (1944-1991) was een Nederlandse schrijver-performer. Uit: Door de weken heen: dagboeken.

Tegen Sinterklaas, koopavond:
Mijn schoenen zijn op. Uitgelubberd, meer gat dan zool. lk behoor tot het slag mensen dat altijd tot het laatst wacht met een nieuwe aanschaf. Nagenoeg op mijn sokken dus been ik, soppend door de natte straten, of op een Italiaanse schoenenzaak. Laat ik nou meteen slagen ook! Glimmend zwart schoeisel, puntig, en met een leren zool; onontbeerlijk voor mijn optredens — als ik op de bühne sta maak ik af en toe een dansje. `Ze zitten perfect, ik hou ze maar aan,' zeg ik tegen de verkoopster. 'Pak die oudjes maar in.' Het meisje durf ik niet te vragen of ze dat afval in de vuilnisbak wil gooien. Eenmaal uit de winkel ben ik er blij om. lk houd er nog een mooie doos en een leuk tasje aan over, waarop fel gekleurd: Sophia Loren, Marcello Mastroianni, La Lola en Claudia Cardinale ... Voorzichtig glibber ik op mijn gladde zolen naar de Kalverstraat. Ik merk dat ze snel stroever worden, waag me zelfs aan een looppas, al jojoënd met 't koordje waaraan de tas bungelt. In V&D zoek ik naar een paar surprises. Ik snak naar zuurstof in die drukte. Een make-upsetje lijkt me wel wat. Maar hoe kom ik bij de toonbank? Opeens hoor ik iemand roepen: 'Opzij, opzij! Houdt de dief!' De achtervolger struikelt terwijl ik in een flits een kaalhoofdig ventje naar de uitgang zie rennen. Dan sta ik perplex omdat de achtervolger met een gezicht van 'hij is me verdorie ontsnapt' regelrecht op mij afstevent. 'Heer, ik zag dat de schurk met een scheermes de hengsels van uw tasje doorsneed! Ik had hem bijna te pakken!' Het duurt een ogenblik voor het tot mij doordringt dat ik het slachtoffer ben. Vreemd dat ik 't niet merkte ... Onthutst staar ik naar de domme eindjes touw welke ik nog steeds in mijn hand heb. `In ieder geval bedankt, meneer.' `Uitroeien dat tuig,' zegt de man. Hij neemt me nader op. 'Zie ik het goed? U bent beroofd en u moet er nog om lachen ook! Ach ja, ik snap het. Doet me aan de oorlog denken — komt van de zenuwen, is het niet?' `Het is niet zo erg,' zeg ik. 'De rakker heeft gelukkig een paar oude versleten schoenen van mij gejat die ik toch al wilde weggooien. Kijk, de nieuwe heb ik aangehouden.' 'O zit dat zo ... Aha ... Dag heer.' lk spoed me naar buiten ... Jammer, denk ik, wat had ik graag de woedende kop van de dief willen zien als hij vol verwachting in een steeg of koffiehuis de schoenendoos opent en mijn vieze bemodderde trappers aanschouwt.

's Nachts:
Sedert de jongensjaren niet zo behaaglijk geslapen. Wollig als een beertje tussen de naar lavendel geurende lakens ... Buiten reed door weer en wind de goedheiligman over de daken.