3e Dag Neuhaus, 20 April
Deze dag bleef ik in Neuhaus en dus is er van dezelve niet veel bijzonders te melden. Neuhaus is een soort van middelwezen tusschen eene stad en een dorp. Men is hier zooals de tuinman in de fabel van La Fontaine: Demi bourgeois, demi manant.
Verder gaat het hier zooals in de meeste kleine steedjes. Men heeft eene comedietroep van... marionetten, nu en dan eens een bal, een haven, een kerk. Men bepraat elkander, komt bij elkander in een collegie of liever herberg en leeft bijna gelijk als op 't land. Neuhaus is zeker een der fraaiste plaatsen die ik tot nu toe in Kehdingenland zag. - En dit zij dan ook genoegzame eer voor Neuhaus.
4de Dag. Geversdorf, Kehdingenland
Geversdorf was het oord dat ik heden bezocht en dat ook niet onder de meest bekende behoort. Schoon is de ligging aan de Oste voor binnen en buitenlandschen handel. Hier woonde voormaals een man die door koornhandel rijk geworden is, en nog vele gedenktekens van kleingeestige trotschheid à la Siegfried* nagelaten heeft. Zijn huis praalt met eenen toren, terwijl het huis Gods er genen heeft. Dit huis Gods is eene kerk die reeds een paar eeuwen telt en waar de zitbanken zoo oud zijn, dat het mij verwondert dat zij niet reeds onder den last der gelovigen ingezonken zijn. Hier had nu gemelde heer eenen verhevenen zitbank doen plaatsen alwaar - Etalant son néant en face des autels - alle zijne bezittingen, waaronder een olymolen konstiglijk in hout uitgesneden waren, welke zitbank eens op last van kerkmeesters afgebroken, en naderhand weder hersteld wierd en dus voor eenen dichter de stof tot een twede Lutrin** zou kunnen opleveren. Op het kerkhof vindt men de eerzuil voor den bezitter van den nooit volbouwden olymolen. Nog een eerzuil rijst hier door eene bedroefde weduwe aan haren egtgenoot opgerigt, welke nabij Geversdorf door eenen booswicht voor eenige jaren omgebragt wierd. De laatste stichting eindelijk is een armenhuis hetwelk misschien beter den meer gepasten naam van varkenshok verdiende te dragen.
Al dit beschrevene behoort tot het land Kehding wiens midden geest- of zandgrond en wiens kant heerlijke korenvelden bevat. Men leeft hier meestal zeer eenvoudig. Klütjes of meel-proppen die wel iets naar de Liba*** der Romeinen gelijken, zijn hier een bekende spijze. Het diner wordt in eenen groten pot opgebragt, en vader, moeder en kinderen tasten op 't felst toe. De taal is hier bijna onverstaanbaar. Het land is een paradijs voor de verkondigers des Woords, die hier tegelijk den wereldlijken en geestelijken akker beploegen. Terwijl het aanlokkelijke waardoor een vader zijnen zoon tot het bestudeeren der godgeleerdheid aanvuurt, steeds is: Dan kunt gij in eenen wagen met vier paarden rijden, 'tgeen dan ook werkelijk gebeurt.
* Held uit het Middelhoogduitse Nibelungenlied (omstr. 1205) door De Clercq gebruikt als het gestalte krijgen van de Duitse (Germaanse) pralerij.
** Komisch heldendicht van Nicolas Boileau (1636-1711). [p. 53]
*** Liba, vermoedelijk wordt hier bedoeld libamen, een Romeins plengoffer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten