• Nicolaas Beets (1814-1903) was een Nederlandse schrijver. In zijn studententijd hield hij van 1833-1836 een dagboek bij.
Haarlem, dinsdag 4 augustus 1835
145 verzen aan Kuser toegevoegd.
Haarlem, woensdag 5 augustus 1835
232 verzen aan Kuser.
Het nu voltooide dichtverhaal Kuser aan Hasebroek toegezonden met het volgende schrijven:
My dear H!
Ik zend u bij dezen den nieuwgeboren telg mijner ziele, die eindelijk voldragen is. Ik gevoel een buitengewone vadervreugde daar ik mijn deel nogal redelijk in de moederweeën gehad heb. Over 't geheel heeft dit dichtstuk mij oneindig meer moeite gekost dan de Jose , wiens roem ik hoop dat het zal kunnen staande houden. Mijne gewone kwaal, te overvloedige toevoer van gedachten heeft mij bij 't schrijven vooral gehinderd. Meer dan ooit. Gij ziet dat het stuk 1332 verzen telt en dus bijna 400 meer dan Jose. 't Is toch niet te lang wil ik hopen. De afdeelingen onder de verschillende namen geven geschikte rustpunten voor aamborstige lezers en wien 't boek verveelt, kan het weggooien, als hij 't maar niet door mijn glazen of in mijn gezicht werpt. 'k Heb mij wel eens bezwaard gevoeld over mijne digressies, maar 't is mij moeielijk ze te besnoeien, omdat er in die uitwassen doorgaans de meeste poëzie zit, en Byron's afwijkingen en détails spreken voor mij. De rechte lijn is voor de mathematici. Voor ons, als 't u belieft, de slingerende lijn van schoonheid! De 26ste, 27ste, 28ste en 29ste sectie zijn mij 't zwaarst gevallen; ik weet niet waar ik dit aan toe te schrijven heb. Ik kon de schreiende Bertha maar niet weg krijgen. De 9de, 12de, 16de, 25ste, 33ste, 34ste sectiën zijn mij als van de hand gevlogen; con amore; vooral die twee lieve vrouwen portretjes! Gij kunt zien dat ze onder inspiratie van schoonheden geschreven zijn. (‘Dichtgloed’ zou Beynen zeggen). Vers 580-591 heb ik 't goddelijk lichteffekt beschreven dat ik telken avond in den Hout bewonderen ga. 't Is heerlijk in de natuur, en niet onaardig in de kunst, dunkt mij. De Afdeeling ‘Liefde’ begon ik heden morgen om tien, en was te drie uren voltooid. Tweehonderd en dertig verzen! Mannewerk! maar het ging mij zeer gemakkelijk af, en te beter omdat het het laatste gedeelte was, en ik dus niet meer vooruit kon loopen.
Doch genoeg over dit werk gesproken. Mijn verzoek aan u ten opzichte er van is als volgt: Ik zou gaarne zien, dat gij mij geheel uw oordeel over het stuk en zijne bijzondere deelen uitbracht. Waar u iets gebrekkigs voorkomt in de behandeling of in de versificatie moet gij 't zeggen. Vooral, vooral mij veranderingen voorstellen. Doe dit uitvoerig en op uw gemak. Ik zal terwijl naar Nijmegen gaan (morgen vertrek ik) en 't met de aanmerkingen terugvinden bij mijn wederkomst. Want gij zult zoo goed zijn het naar Haarlem te zenden. Doch draag zorg voor de kopij. Ik heb niet andere dan gebrekkige brouillons, en daar ik zeker over acht dagen niet meer uit kan komen. Ik hoop te Nijmegen nog eenige kleine stukjes te schrijven, die mij door de ziel dwalen, en de aanteekeningen voor Kuser in order te brengen. De Byronniana worden intusschen afgedrukt, en dan zullen wij de poëzie voor een geruimen tijd vaarwel zeggen.
Ik ben thans geheel agitatie. Dat pas voltooide gedicht maalt mij door 't hoofd en ik heb veel te doen, eer ik morgen vertrekken kan. Want ik heb alles laten wachten tot dat mijn kind geboren was. Ik kan hier dus niets meer bijvoegen. Vaarwel, enz.
P.S. Gij kunt het uwe familie en Brill wel voorlezen. Maar vertel verder niemand iets van den inhoud. De menschen moeten nieuwsgierig blijven. Als zij iets geroken hebben, zeggen zij zoo gauw: Ik heb geproefd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten