• Renia Spiegel (1924-1942) was een Pools Joods meisje, dat in de oorlog een dagboek bijhield, dat pas ver na de oorlog gepubliceerd werd.
Een ontmoeting. Vergelijkbaar met alle andere, maar nog steeds heerlijk Zygu kuste me bijna waar Maciek bij was, en Maciek — waar Zygu bij was. Ik kan je wel vertellen dat Z. erg boos was. Hij stuurde Arianka weg, sleepte mij naar boven (zo knap in die witte jas), en toen gingen we wandelen. Zoals gebruikelijk spraken we over de oorlog, over geneeskunde, complimenten en ogen. Ik weet dat we allebei nog steeds wachten, dit maak ik op uit zijn verschillende zinspelingen. Ik ben een ontzettende lafaard. Ik probeer dat te overwinnen, maar het valt niet mee. Z. baalt ervan dat ik niet vertrouw op de kracht van zijn armen en zijn beschermende vleugels. We hebben het ook over de toekomst gehad. Dat doen we altijd, en daarmee bedoelen we, hoewel vaag (in elk geval ik), onze gezamenlijke toekomst. Ik flapte er iets lelijks uit, namelijk dat hij probeert van me af te komen met zijn nerveuze gegaap. Toen trok hij me zo stevig en zo dicht tegen zich aan dat... Ik weet het niet. Maar toen ik hem vertelde dat mijn nichtje zou komen — tja, toen raakte hij helemaal opgelaten. In het verleden hadden we een plek, maar wisten we niet hoe, en nu weten we hoe, maar hebben we geen plek; en ik weet zeker dat we er allebei op wachten. Weet je, het is zo stom, we hebben steeds heerlijke ontmoetingen, ik rijg ze als prachtige glanzende parels aan de grijze draad van mijn leven, een voor een, gelijkmatig, glad, rond, en soms groeien ze en streven ze, streven ze onvermoeibaar naar die ene die er het meest toedoet, de grootste, de mooiste. Het is waar wat ik je heb verteld, ik ben ongeneeslijk ziek, en je weet heel goed wat ik mankeer, Zygu, want je hebt me er niet naar gevraagd, je lachte alleen maar, en hoe — goddelijk, charmant. Er is iets heerlijks waar ik niet over kan schrijven, het is gewoon wat ik voel en wat ik tevergeefs in woorden probeer uit te drukken, omdat ik het alleen maar zou vervormen. Z. is gek op kinderen, hij heeft me voorgesteld aan een lief klein ding dat hij angst aanjaagt met injecties. Ik ben God dankbaar dat Zygu bestaat en Zygu dankbaar dat onze liefde bestaat, en de liefde dankbaar dat ze harten in vuur en vlam zet, harten dankbaar dat ze in staat zijn lief te hebben. En weet je, uiteindelijk komt het allemaal neer op dat ene betoverde woord: liefde. We zien elkaar maandag, ook al regent het dat het giet. Ach, kon mama maar voor maandag komen, ooo... Jullie zullen me helpen, Bulus en God.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten