maandag 28 juli 2025

Julien Piraña • 29 juli 1975

Kees Wielemaker (1938) publiceerde in de jaargang 1975/'76 van Maatstaf onder het pseudoniem Julien Piraña een Afrika-dagboek.

Dakar, 29 juli 1975.
Een week zit ik nu in Dakar. Volgens mij is 't hier te nat. 'k Heb het verkeerd aangepakt en de regentijd hier onderschat. 'T is nu droog in Kenia en Tanzania; als ik er over land heen reis beginnen de regens precies als ik daar aankom. In Casa verbrandde ik, hier rot ik weg. Nog even en m'n kleren laten het stadium van de dode stof achter zich.
Toen ik Doy van me af had geschud kon ik eindelijk gaan rondkijken. Goree, het slaveneiland, ligt vlak voor de kust. Eens in handen van Engelsen, Fransen, Nederlanders en Portugezen. In alle denkbare volgorden. Nauwelijks een vierkante kilometer groot. Er was geen weg terug. Via 't slavenhuis, zo groot als een dorpspostkantoor volgde verscheping. Vierhonderdvijftig stuks op boten van dertig meter lang. Vijfendertig op de honderd slaven komen na een paar maanden aan. Haaien volgen in 't kielzog. Hopend op krankzinnig geworden vluchtelingen, maar genoegen nemend met zwarte lijken. Onder in 't slavenhuis zijn de ruimten. Niet groter dan een huiskamer. Plaats voor zestig stuks. De bovenverdieping van 't postkantoortje is de plaats van de transakties. 't Gewicht van de mannen en de kwaliteit van de spieren bepalen de prijs.
't Eerste staat vast. Over 't laatste valt te discussieren. Knijpend en tastend wordt de koop gesloten. De meisjes gaan naar rato van de hardheid van de borstjes. Als ze hangen is ze vrouw, naar Afrikaans gebruik, en tellen vooral de tanden. Twee kanonlopen markeren de voorkant van 't kantoortje ‘Honi soit qui mal y pense’. (Wee degeen, die er kwaad van denkt). Doy heeft me tot nog toe 87 gulden gekost en een dag hoofdpijn. 't Had erger gekund. Op 't schip hebben w'elkaar even gesproken in 't Kafee. De tweede dag in Dakar wordt m'n gang naar 't postkantoor beloond met weer een brief, maar ook met de aanwezigheid van Doy, die hier niet uit de voeten kan met zijn Joeroeba en z'n Cambridge-Engels. Hij wacht op geld dat er al had moeten zijn en dat ie nodig heeft om door te reizen. Drie minuten bellen om te informeren waar 't blijft kost 45 gulden. Te duur. We gaan naar z'n ambassade in de gammele mg-tweezitter. Achterin een opgevouwen Senegalees die Dakar kent. Ambassades werken alleen van 9 tot 12. We schrijven alle nummers van 't personeel over uit het telefoonboek. Prijs, 's avonds zal de attaché hem komen opzoeken in 't hotel. We rijden er heen en drinken wiskie met steeds meer leidingwater.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten