Droom.
14 Juni, onderweg naar B. maakt de Tjik. [Tjikembang, naam van Slauerhoffs schip] een omweg, vaart dicht en dichter langs de kust in een cirkelboog aan een raaklijn. Banka ligt vlakbij in een heuvelkom, lage huizen, enkle groote gebouwen, er zullen wel families wonen. Het is denkelijk tien minuten zwemmen. Ik heb 20 $ in mijn cigarettenkoker. Als ik 't doe word ik misschien gelukkig. Welk geluk, en hoef ik het niet op een andre manier te worden. Ik behoef niet te beslissen, de T. legt aan, ik bevind mij aan wal, in de eerste straten, merk dat ik toch geen geld bij mij heb en slecht ben gekleed, keer mij om, de T. stoomt de baai uit, voel mij rampzalig, weet niet waarheen. Is dat het nieuwe geluk? Ik kom de 3e comprad. [comprador: tussenpersoon tussen de gezagvoerder en de Chinese passagiers] tegen. Ook achtergebleven? De T. gaat lading halen overzijde baai. Allen zijn op bezoek bij den gouverneur. Ik ga er ook heen. Men zit rondom de gouverneur, congestieus, goedig, vroom, mager, streng, de bezoekers misplaatst. De dochter komt binnen, groet allen, maar mij alleen. Zingt en daar 't voor mij alleen is russisch, zoo zoet bedwelmend en doordringend dat ik half sterf van geluk en weemoed door de gedachte dat het eeuwig afscheid er dadelijk op volgt. Na het zingen néémt ze afscheid, bij mij blijft ze langer staan en staart mij aan met harde oogen... ‘Darf ich Sie begleiten?’ Zij lacht en gaat. Ik neem onmiddellijk daarna haastig en abrupt afscheid, en dan is alles, alles weggezonken. Zij *
Een volmaakte droom is toch verkozen boven de * werkelijkheid.
Te benijden zijn de Japanners die voor gewichtige beslissingen wierook voor de geesten en de voorouders gaan branden en hun uitspraak door de priesters overgebracht blindelings volgen. De voorouders kunnen toch beter weten dan wij hoe wij moeten handelen om geluk te hebben en vooral om niet ongelukkig te worden. Wat weten wij, wat is een weloverwogen beslissing anders dan een coup de dés? Alleen Zeus' dobbelsteenen vallen altijd goed. Kaloos aei piptousin hoi Dios kuboi. Zelfs als ze niet bestaan weten de voorouders het nog beter dan wij.
Het begint grijs te regenen en de stad wordt weggewischt, eerst de lage Chineesche huizen, dan de hooge steenen. Rickshaws rennen door de stralen over het watervlak van de straten, de koelies er voor hebben een bruinrieten mantel aan die breed over de schouders uitstaat en hen een loopende graszode doet schijnen. Wat komt daar aan? Twaalf zwarte paddestoelen in twee rijen schuiven langzaam voort langs de grond, een vreemd boosaardig speelgoed, er tusschen draait een bruine schijf. Het is een kruiwagen, aan weerskanten bengelen voetjes, onder de zwarte kapjes smalle gezichtjes en dikke vlechten. Een koelie kruit ze kreunend voort. Zijn het kostschoolmeisjes? Of afgewerkte fabrieksmeisjes? Of...?.
Volgens Fouletier en Godet is het leven in het Verre Oosten te verkiezen boven het Europeesche, is het geraffineerder; dat is waar wat de zinnen betreft. O, juste, puissant et subtil. Leven als een vorst. Niet naar de geest, deze bloeit alleen in Europa, de westersche althans, wel is men daar gedwongen te leven als asceet. Soit, ça vaut mieux.
De eerste keer wanneer de weldadige rook de longen binnendringt, geeft het [het] gevoel dat een vrouw weet van de eerste omhelzing, een zalig geweld, vreeselijk, dat men nog zou willen ontwijken, omdat het leven daarachter andere gestalte heeft, hoe weet men nog niet. Er is alleen dat geweldige, dat staat als een muur tusschen geboorte en dood, en van beide heeft het veel.
Als de keuze gaat tusschen bezit en niet-bezit kiest men niet-bezit, dus Rusland. Kiezen tusschen Oost en West, nog steeds het Westen al is het bourgeois en rottend. Kiezen tusschen cosmopolitisme en nationalisme, het laatste; het eerste is veelzijdige vervlakking, het laatste geconcentreerde verenging en verdieping. Het eerste is een vlakte, het tweede een mijn. Maar men vindt dan aan een kant Rusland, West-Europa, Holland. Wie reimt sich das zusammen? Een hollandsche Westeuropeesche communistische geest, hoe ziet het daarbinnen uit? Chaos.
En toch moet vóor alles stelling genomen worden tegen bezit. Behalve R.H. [A. Roland Holst] ken ik niemand die ondanks zijn hebben en houden van alle smetten rein is. Alle bezitters in Indië en O.-Azië zijn van een stompzinnige arrogantie die doet wenschen dat de russische sikkel eenmaal door deze rotte aren varen zal, dat de russische hamer eenmaal deze meerendeels kale schedels zal verbrijzelen. Ainsi soit-il.
14 Juni, onderweg naar B. maakt de Tjik. [Tjikembang, naam van Slauerhoffs schip] een omweg, vaart dicht en dichter langs de kust in een cirkelboog aan een raaklijn. Banka ligt vlakbij in een heuvelkom, lage huizen, enkle groote gebouwen, er zullen wel families wonen. Het is denkelijk tien minuten zwemmen. Ik heb 20 $ in mijn cigarettenkoker. Als ik 't doe word ik misschien gelukkig. Welk geluk, en hoef ik het niet op een andre manier te worden. Ik behoef niet te beslissen, de T. legt aan, ik bevind mij aan wal, in de eerste straten, merk dat ik toch geen geld bij mij heb en slecht ben gekleed, keer mij om, de T. stoomt de baai uit, voel mij rampzalig, weet niet waarheen. Is dat het nieuwe geluk? Ik kom de 3e comprad. [comprador: tussenpersoon tussen de gezagvoerder en de Chinese passagiers] tegen. Ook achtergebleven? De T. gaat lading halen overzijde baai. Allen zijn op bezoek bij den gouverneur. Ik ga er ook heen. Men zit rondom de gouverneur, congestieus, goedig, vroom, mager, streng, de bezoekers misplaatst. De dochter komt binnen, groet allen, maar mij alleen. Zingt en daar 't voor mij alleen is russisch, zoo zoet bedwelmend en doordringend dat ik half sterf van geluk en weemoed door de gedachte dat het eeuwig afscheid er dadelijk op volgt. Na het zingen néémt ze afscheid, bij mij blijft ze langer staan en staart mij aan met harde oogen... ‘Darf ich Sie begleiten?’ Zij lacht en gaat. Ik neem onmiddellijk daarna haastig en abrupt afscheid, en dan is alles, alles weggezonken. Zij *
Een volmaakte droom is toch verkozen boven de * werkelijkheid.
Te benijden zijn de Japanners die voor gewichtige beslissingen wierook voor de geesten en de voorouders gaan branden en hun uitspraak door de priesters overgebracht blindelings volgen. De voorouders kunnen toch beter weten dan wij hoe wij moeten handelen om geluk te hebben en vooral om niet ongelukkig te worden. Wat weten wij, wat is een weloverwogen beslissing anders dan een coup de dés? Alleen Zeus' dobbelsteenen vallen altijd goed. Kaloos aei piptousin hoi Dios kuboi. Zelfs als ze niet bestaan weten de voorouders het nog beter dan wij.
Het begint grijs te regenen en de stad wordt weggewischt, eerst de lage Chineesche huizen, dan de hooge steenen. Rickshaws rennen door de stralen over het watervlak van de straten, de koelies er voor hebben een bruinrieten mantel aan die breed over de schouders uitstaat en hen een loopende graszode doet schijnen. Wat komt daar aan? Twaalf zwarte paddestoelen in twee rijen schuiven langzaam voort langs de grond, een vreemd boosaardig speelgoed, er tusschen draait een bruine schijf. Het is een kruiwagen, aan weerskanten bengelen voetjes, onder de zwarte kapjes smalle gezichtjes en dikke vlechten. Een koelie kruit ze kreunend voort. Zijn het kostschoolmeisjes? Of afgewerkte fabrieksmeisjes? Of...?.
Volgens Fouletier en Godet is het leven in het Verre Oosten te verkiezen boven het Europeesche, is het geraffineerder; dat is waar wat de zinnen betreft. O, juste, puissant et subtil. Leven als een vorst. Niet naar de geest, deze bloeit alleen in Europa, de westersche althans, wel is men daar gedwongen te leven als asceet. Soit, ça vaut mieux.
De eerste keer wanneer de weldadige rook de longen binnendringt, geeft het [het] gevoel dat een vrouw weet van de eerste omhelzing, een zalig geweld, vreeselijk, dat men nog zou willen ontwijken, omdat het leven daarachter andere gestalte heeft, hoe weet men nog niet. Er is alleen dat geweldige, dat staat als een muur tusschen geboorte en dood, en van beide heeft het veel.
Als de keuze gaat tusschen bezit en niet-bezit kiest men niet-bezit, dus Rusland. Kiezen tusschen Oost en West, nog steeds het Westen al is het bourgeois en rottend. Kiezen tusschen cosmopolitisme en nationalisme, het laatste; het eerste is veelzijdige vervlakking, het laatste geconcentreerde verenging en verdieping. Het eerste is een vlakte, het tweede een mijn. Maar men vindt dan aan een kant Rusland, West-Europa, Holland. Wie reimt sich das zusammen? Een hollandsche Westeuropeesche communistische geest, hoe ziet het daarbinnen uit? Chaos.
En toch moet vóor alles stelling genomen worden tegen bezit. Behalve R.H. [A. Roland Holst] ken ik niemand die ondanks zijn hebben en houden van alle smetten rein is. Alle bezitters in Indië en O.-Azië zijn van een stompzinnige arrogantie die doet wenschen dat de russische sikkel eenmaal door deze rotte aren varen zal, dat de russische hamer eenmaal deze meerendeels kale schedels zal verbrijzelen. Ainsi soit-il.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten