• Omer Karel De Laey (1876-1909) was een Vlaamse literator. In 1903 hield hij een dagboek bij tijdens een reis door Italië.
Siena, Maandag, 16 November.
Reeds meende ik, over Siena, mijn gedacht kenbaar te maken, met te zeggen, dat ik een prachtig zijdeblinkenden zwarten hond gezien had en buitengewoon groote ajuinen, voor de groenselwinkels. Maar, dan vond ik den weg naar de Citadella, die lag te blaken, in de gulden achternoenzonne. Van hier bekeken, staat het stadje, in een donkerblauwen reuzenring van bergen, waarover hier en daar, grauwe wolken varen, met zilveren voering, lijk gordijnen. 't Is zoodanig rustig, dat geen bladje roert, op de boomen. Langs de hellingen der heuvels, ploegen witte koeien, met lange krinkelhorens. Zij steken aangenaam af op de kastanje-bruine aarde en het citroen-gele druivelaarloover. Te midden deze zwijgende eenzaamheid, speelt een krijgsmuziek, in de verte, Tannhausers begrafenismotief en dit brengt zulk wonderbaar rouwgevoelen mee, dat de slanke cypressen die, langs den gezichteinder, op de bergen staan, schijnen te bewegen en, met trage stappen, lijk pelgrims, naar de vlakte neer te dalen. Toen ik terugkeer, op de wandeling, tusschen de citadella en de stad, is het kermis. Een peerdemolen, met Italia-una-vlaggen en linten gepint, draait en schommelt, nevens Garibaldi's ruiterstandbeeld. Al de bambini van Siena en der omstreken zijn hier t' hoope. Een echt volkstooneel, op zijn Breughels, want ik zie zelfs meiden, die, in omnium conspectu (en van Guiseppe Garibaldi ook) het centrum gravitatis hunner kinderen kuischen, met witte handdoeken. Onnoodig hierbij te voegen dat deze handdoeken, na de operatie, de nuance gekregen hadden ‘de la véritable terre de Sienne’.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten