woensdag 30 januari 2019

Frans Kellendonk -- 30 januari 1979

• De Nederlandse schrijver Frans Kellendonk (1951-1990) vond zijn dagboeken niet het publiceren waard, maar De Revisor publiceerde er wel een selectie uit.

30 januari 1979
Gisterenavond wezen eten bij Wim Bergmans en Gerard Reve die bij hem logeert. Reve is inmiddels een toch al wat oudere man - gedrongen, met een buikje dat tamelijk hoog op zijn maag zit - schitterende indringende groene ogen, die niet best blijken te zien (voortdurend op zoek naar zijn bril) en die grijze wenkbrauwen en donkerblond grijs doorschoten haar. Spijkerbroek van ouderwetse snit. Gebreid wollen vest, donkerblauw. Hij heeft de neiging naar je te kijken als je niet naar hem kijkt en als je hem vervolgens aankijkt zijn ogen niet af te wenden. Scherpe neus. Dronk veel wijn, toch wel twee flessen al met al, en rookte ook behoorlijk. We aten in de schil gekookte aardappelen (waarvan je prachtige bolussen kan draaien, verzekerde hij me), wortelen en gebakken mosselen, waarbij vooral het vocht niet verloren mocht gaan. Reve moest zoutloos eten. In het begin van de avond was hij vol degelijk advies: dat het heel normaal was jaren stil te liggen na een jubelend ontvangen debuut, dat je je niet, of zo weinig mogelijk, moest inlaten met talentloze mediagieren, contracten moest afsluiten voor vijf jaar die dan per drie jaar stilzwijgend verlengd moesten worden. Ressentiment tegen Nederlandse ambtenaren, die het je zo lastig mogelijk proberen te maken. [...] Vertelde dat hij erelid was van de Bond van Ouden van Dagen. Zeer dominerende man, alle tegenwerpingen werden aangehoord en genegeerd - hij is niet geïnteresseerd in wat zijn beweringen ongelovigen zou kunnen maken. Vertelde dat hij veel 19de eeuws Engels las (wist veel over Dickens te vertellen), ook Zola (de ellenlange architectuurbeschrijvingen sloeg hij over) en Victor Hugo (die onterecht in de verguishoek terecht was gekomen). Nabokov vond hij een briljante ijdeltuit - Onder professoren was het beste boek van Hermans (! - overigens een door en door slecht mens) - het centrale probleem bij Hermans was identiteit. Bij ‘de grote schrijver’ (zijn benaming voor zichzelf) verlossing; bij Wolkers agressie tegen alles wat zijn kutbevrediging in de weg staat. De jongste schrijvers bleek hij niet te kennen. Bewonderde ook Bellow (overigens was Herzog het laatste boek dat hij van hem gelezen had), Humboldt's Gift en Henderson the Rain King kende hij niet). Proust moest hij nog steeds lezen. Engels was zijn ‘tweede moedertaal’, zei hij, maar zijn uitspraak was slecht.

Verder vertelde hij over zijn moeilijkheden om een visum te krijgen voor een halfjaar Indonesië. Hij was er onlangs op bezoek geweest met Matroosje Vos (Joop Schafthuizen), ‘Ons Indië’. Vertelde over de schoonheid van Javaanse Jongens (hield meer van wat vrouwelijke jonge jongens de laatste tijd) en een verhaal, dat ik niet door mocht brieven, over het miskennen van een in matrozenpak gestoken jongetje dat bij uitpakking een veertienjarig meisje bleek te zijn en toen uit mededogen toch werd genomen (hij wist nog wel hoe het moest, ook al was het twintig jaar geleden). Afkeer van negers (er waren uitzonderingen) en Arabieren (een minderwaardig volk).

Het gesprek werd serieuzer naarmate de avond vorderde. Hij leest de laatste tijd veel Schopenhauer, Die Welt als Wille und Vorstellung - en ondanks het feit dat Schopenhauer geen christen was heeft hij toch de beste verdediging geleverd voor de christelijke wereldbeschouwing (leest ook veel vergelijkende godsdienstwetenschap). Kwam te spreken over een bloem in Zuid-Amerika die slechts één dag in het jaar bloeit en een vlindertje dat juist op die dag geslachtsrijp wordt en een meelballetje in die bloem deponeert en zo ook die bloem bevrucht. Overduidelijk Gods werk, zei hij. Wim zei dat er duizenden van die gevallen zijn en dat ze eerder op een aanpassingsvermogen dan dat ze op Gods plan wijzen. Sprak over beesten: slangen, hagedissen, beesten in Artis.

Reve leest behalve Schopenhauer ook Jung en parapsychologie (zo verzekerde Wim me) - hij schijnt die boeken te spellen.

Bekende dat het geïsoleerd leven met de ongeletterde, maar slimme Matroos voor hem moeilijk viel en dat hij erover dacht een huis in Gent te kopen. Afzondering is voor schrijven wel noodzakelijk, beweerde hij, maar niet wanneer je jong bent. Hij had inmiddels zoveel meegemaakt dat hij geen kansen meer nodig had.

Een in zichzelf opgesloten man - zijn gezicht wordt erg verlegen wanneer hij lacht. Overigens kijkt hij stuurs.

Bij zijn eigen werk was de compositie, de spanningsboog, altijd het probleem zei hij en hij meende in Oud en Eenzaam voor het eerst een geslaagde vorm gevonden te hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten