• George Henry Charles Hart (1893-1943) was een hoge bestuursambtenaar. Tijdens het eerste oorlogsjaar (dat hij doorbracht in Londen) hield hij een dagboek bij.
Maandag 14 april 1941
Ik ben sedert een tijdje begonnen uitvoering te geven aan mijn eigen ‘ravitailleeringsplannen’, nl. geleidelijk inkoopen te doen van dingen, waaraan in Holland zeker een tekort zal zijn, als we terugkomen en die hier ook langzamerhand schaarsch worden; mijn huishoudster is daarbij een uitstekende hulp; zoo heb ik al toilet-, scheer- en waschzeep, koffie, thee, rijst, cacao, spaghetti, e.a. Ik schreef je vandaag een brief waarin ik je o.m. vertelde, dat ik een ‘antiquiteiten’-verzameling aanleg van 'Parinangka- en Robusta-spullen, ‘saboen’, enz., zooals jij dat zoo leuk had gedaan in je ‘kast en je kleedkamer’ in je vorige huis, je ‘hamsterkast’, nl.; ik hoop, dat de brief doorkomt en dat het duidelijk is! Overigens vlot het met de post tegenwoordig volstrekt niet: sedert begin Maart hoorde ik niets van je (brief van 15/2) en ik vrees jij evenmin van mij. 't Wordt beklemmend.
De Paaschdagen hier op Hatch End zijn niet denderend geweest: op zulke dagen voel je de eenzaamheid dubbel. En 't einde schijnt nog lang niet nabij. 't Gaat ons noch in de Atlantic, noch in de Balkan voor den wind!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten