• Jiddu Krishnamurti (1895-1986) was een Indiase spiritueel leraar. Op latere leeftijd publiceerde hij een boekje met dagboeknotities.
1 april 1975
Zelfs op dit vroege uur in de ochtend was het verzengend heet. Er was geen zuchtje wind en geen blad bewoog. In de oude tempel was het koel en aangenaam; de blote voeten waren zich bewust van de platte, solide rotsen, hun vormen en oneffenheden. Vele duizenden mensen moesten duizenden jaren lang over ze hebben gelopen. Het was er donker na het eerste zonnegloren, in de wandelgangen bleken die ochtend maar weinig mensen te zijn en in de nauwe passage was het nog donkerder. De passage leidde naar een brede wandelgang die naar het binnenste heiligdom voerde. Er hing een sterke, eeuwenoude geur van bloemen en wierook. Een honderdtal brahmanen, fris gebaad, gehuld in schone witte lendedoeken, was aan het zingen. Sanskriet is een machtige taal, met een diepe resonans. De oude muren vibreerden, werden door het geluid van een honderdtal stemmen bijna aan het schudden gebracht. Het geluid was van een ongelooflijke waardigheid en de verhevenheid van het moment was met geen woorden te vatten. Het waren niet de woorden die het onmetelijke tot leven wekten, maar de diepte van het vele duizenden jaren oude geluid, dat deze muren omsloten hielden en de oneindige ruimte erachter. Het was niet de betekenis van deze woorden, noch de helderheid van hun uitspraak, noch de donkere schoonheid van de tempel, maar de kwaliteit van het geluid dat door de muren en de beperkingen van de menselijke geest heenbrak. Het lied van een vogel, een verre fluit, de wind door de bladeren, al deze dingen breken de muren die de mensen voor zichzelf hebben geschapen.
In de grote kathedralen en prachtige moskeeën, de gezangen en de recitatie van hun heilige boeken - is het het geluid dat het hart voor tranen en schoonheid gevoelig maakt. Zonder ruimte is er geen schoonheid; zonder ruimte heb je alleen muren en afmetingen; zonder ruimte is er geen diepte; zonder ruimte is er alleen armoede, innerlijk en uiterlijk. Je hebt zo weinig ruimte in je geest; het zit volgestopt met woorden, herinneringen, kennis, ervaringen en problemen. Er is nauwelijks ruimte over, er is alleen het eeuwig durende gekakel van gedachten. Op dezelfde wijze zijn de musea gevuld en elke plank met boeken. Overeenkomstig vul je plaatsen van amusement, religieus of anders. Je bouwt een muur om jezelf heen, een kleine ruimte van ellende en pijn. Zonder ruimte, innerlijk of uiterlijk, word je gewelddadig en lelijk.
Alles heeft ruimte nodig om te leven, te spelen en te zingen. Dat wat heilig is, kan niet zonder ruimte bestaan. Je hebt geen ruimte als je je vastklampt, als er verdriet is, als je je het middelpunt van het universum voelt. De ruimte die je inneemt is de ruimte die het denken om je heen heeft geschapen en dat is ellende en verwarring. De ruimte waarin het denken meet is de scheiding tussen jou en mij, wij en zij. De scheiding is eindeloze pijn. Er staat een eenzame boom op een uitgestrekt, groen, open veld.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten