woensdag 5 februari 2025

Wouter Jacobsz • 6 februari 1573

Dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579.

Dit is een zo getrouw mogelijke modernisering van de tekst, waarbij de zinsstructuur en betekenis behouden blijven. De tekst weerspiegelt de onzekerheid en chaos van de tijd, waarin de strijd tussen de Spanjaarden en de Geuzen grote onzekerheid bracht. [Aldus ChatGPT, die ook de moderne - ongecorrigeerde - vertaling maakte. Het origineel staat onderaan, voor de liefhebbers.]

Op de zesde van deze maand kwam bij mij de bode uit Leerdam, die in Delft bij de prior van Syon was geweest om een boodschap van het klooster van de Lelie over hun vaderschap over te brengen. Deze goede man was echter in handen gevallen van de Geuzen, die hem alles hadden afgenomen wat hij bij zich had, inclusief de brief van de prior van Syon met het antwoord op hetgeen wij hem hadden geschreven. Dit nieuws bracht ons in een diepe neerslachtigheid, omdat we nu zonder antwoord bleven.
Deze bode vertelde mij dat hij de prior persoonlijk had gesproken in het klooster van Sint-Anna, waar hij nog steeds in zijn geestelijk habijt (kloosterkleding) was. Hij bleef daar voor de lunch van elf uur tot even na één uur. Hierdoor bleek onwaar te zijn wat eerder werd rondverteld, namelijk dat deze goede heer met nog twee anderen bij de moeder van broeder Jeroen zou hebben gelogeerd, terwijl hij in werkelijkheid met een geschoren hoofd en een baard rondliep. De bode bevestigde ook dat dezelfde geruchten die eerder in Delft en in de prinselijke rechtbank werden verspreid vals waren, en dat er in Leiden daadwerkelijk oproer was geweest. Dit kwam doordat men zei dat enkele eerzame mensen verraad beraamden om de stad onder de gehoorzaamheid van de koning te brengen.
Op deze dag kwam ook S. Anna Zandersdochter uit het Agnietenklooster in Gouda naar Amsterdam en ging wonen bij de Magdalenenzusters. Diezelfde dag heb ik opnieuw een brief gestuurd aan de prior van Syon namens het klooster van de Lelie.
Uit Gouda werd mij verteld dat daar onrust begon te ontstaan en dat de rebellen eisten dat men de pastoor uit de stad verdreef, of anders zouden zij opnieuw soldaten in de stad willen hebben.

Verder gebeurde er op deze dag dat een timmerman, geheel naakt, werd binnengebracht vanuit de stad Amsterdam. Hij was vermoord door de Spanjaarden, omdat zij hadden gezien dat hij veel geld bij zich had, dat hij had verdiend door handel te drijven in het leger van de koning. Twee van de Spanjaarden werden hiervoor opgehangen en nog eens twee werden gevangengenomen.
Lezer, neem kennis van alles wat hier geschreven staat en verwonder u over deze benarde, onderdrukte en wilde tijd waarin wij leven. De last was zwaarder dan men zou kunnen geloven, zelfs als het perfect kon worden opgeschreven. Wij worden bovendien steeds banger en onzekerder, omdat het leger van de koning zo weinig vooruitgang boekt. De ene dag ging voorbij, de andere kwam, zonder dat we hoorden dat er iets wezenlijks werd gedaan, wat vreemd was. Ondertussen zagen we dat de Geuzen steeds brutaler werden en zich nergens zorgen om leken te maken, omdat ze er steeds zekerder van werden dat niemand hen zou kunnen schaden.
Bovendien spraken zij openlijk uit dat er geen twijfel over bestond dat de Geuzen eerder de heerschappij over Amsterdam zouden krijgen dan dat het koninklijke leger Haarlem zou kunnen versterken. Hierdoor verkeerden alle eerzame mensen in groot gevaar, voortdurend verscheurd tussen angst en hoop, zonder enig vooruitzicht op troost of hulp. Alles wat aan onze zijde werd ondernomen, liep immers anders en tegengesteld dan gehoopt.
Toch hadden wij altijd nog God, tot wie wij onze ogen en ons hart konden opheffen om hulp, bijstand, genade en vergeving te verkrijgen.


Op den sesten deser maent is bij mij gecoemen die bode van Leerdam, die tot Delft bij den prior van Syon geweest was om die bootscap van tconvent van Lely roerende haer paterschap, ende was dese goede man onder den gosen haer handen geweest, die hem al ontnoemen hadden soe wat hij hadde met den brief doer den prior van Syon roerende tantwoert van tgunt wij hem gescreven hadden. Ende vonden ons doer dien sijn nederlage seer verslaegen, alsoe wij sonder bescheyt bleven. Dese bode seyde mij, dat hij den prior selver gesproken hadde int convent van sint Anna, wesende noch in sijn geestelick habijt, blivende int selfde convent ten eten van des middachs te elven tot over eenen toe. Ende bevonden hier gelogen te sijn die fame, die voerens gegaen hadde, dat dese goede heer met sijn driën tot broeder Jeroens moeder gelogeert soude sijn, gaende int waerlick met een gescoeren hooft ende een baert. Affirmeerde oeck dese selfde wuytstel te sijn die fame die van Delft ende van den prinsch recht voerens gespreyt was ende dat waerachtelick binnen Leyden oproer geweest hadde, doerdien dat geseyt werde, dat sekere goede menschen verraet wuytstelden om den stadt onder des conincks obediëntie te brengen.
Quaeme oeck op desen dach binnen Amstelredam S. Anna Zandersdochter van dAgnieten binnen der Goude ende ginck tot den Magdaleenen om daer te woenen. Hebbe noch op desen dach wederom een missive gesonden an den prior van Zyon wuyt den naeme van tconvent van der Lelie.
Van der Goude werde mij vertelt, dat die warre daer mede began te rijsen ende dat die rebelle wilden dat men den pastoer2 daer wuyt den stadt verdreef, of dat sij wederom daerinne soudaeten wilden hebben.

Geboerde voerts op desen dach, dat binnen gebracht werden geheel naeckt een timmerman wuyt die stadt Amsterdam ende was vermoert van den Spaengers, omdat sij gesien hadden dat wel gelt bij hem was, van hem vercregen doerdien dat hij int conincks leger soetelde. Ende waeren van die Spaengers twee gehanghen ende noch twee gevanghen. Merckt leser alt gunt hier an malcander gescreven wert ende verwondert u van dese benaude, geperste ende woeste wilde tijt, daerinne wij geweest sijn. Die last was swaerder dan men wel soude konnen geloeven, al waert perfectelick mocht gescreven werden. Wij worden oeck voerts altijts meerder vervaert ende verbaest, om reden dat des conincks leger soe weynich vordelde. Want die een dach voer ghinck ende dander nae, sonder dat wij hoerden datter yet gedaen worde twelck sonderling was. Ende vermerckten den goosen noch altijts het hooft meer ende meer op te steken, als die niet eens en troerden maer meerder seker waeren dat haer nyemant crencken soude mogen. Oeck waeren onder haerluyden al die opelick wuyt die mont spraken, dat niet te twivelen en stonde of die gosen souden eer meesters werden van Amstelredam dan des conincks leger Haerlem soude mogen becrachtighen. Stonden hier om alle goede menschen in swaere dangier, tusschen vreese ende hoepe gestadelick ghepinicht, niet siende eenigen middelen vanwaen wij troost mochten wachten, alsoe toch soewat an onse sijde angerecht werde geheel anders ende contrarie liep. Hoewel wij noch altijts God hadden, tot wiens wij ons oogen ende ons hart keeren mochten om hulp, bijstant, genaede ende gracie te verwerven.

Mensje van Keulen • 5 februari 1976

Mensje van Keulen (1946) is schrijver. In 1976 hield ze een dagboek bij dat is gepubliceerd als Alle dagen laat (2006).

5 februari
Op de nu al weken opengebroken Keizersgracht kwam een wiel tijdens het achteruitrijden, toen ik een grote buis ontweek, met een dreun in een kuil. Gas geven hielp me er niet uit. Een man in een auto achter me belde aan bij een pand om hulp van een paar collega's.
'Dat gaat nooit.'
'Hopeloos. Zal wel helemaal stuk zijn ook.'
'Moet minstens een plank bij.'
Ze probeerden de auto met zijn drieën op te tillen, hijgend, met rode koppen, in hun witte overhemden en keurige pantalons. Plotseling verscheen een rijzige heer met een hoge, ouderwetse fiets en zei: 'Heren, dit gaat heus wel. Als we maar aan de rechterkant gaan staan met zijn vieren.' En het werkte. Ik heb wel tien keer bedankt. Ik kon weer rijden. 'Het zand mag je gratis meenemen,' riep iemand me na.

Ik volg een cursus Spaans voor beginners. Ik zit in een lokaal, achter een tafeltje, evenals nog zo'n dertig cursisten. Als ik overhoord wil worden, druk ik op een knop en dan luistert een lerares achter glas naar me. Ze heeft een vreemd, onderaan uitdijend gezicht alsof ze het kunstgebit van een ander in heeft.

Lon zou om negen uur thuis zijn, nadat hij op de Weesperzij gegeten had. Nu, over twaalven, is hij er nog niet. Omdat ik bits tegen hem deed aan de telefoon? (Je ziet maar wat je doet, ik eet wel een uitsmijter, je ziet maar, dag.') Heb je haar hand vastgehouden? Dan doet mijn hand nu pijn. Raak je haar hals, haar arm, wat dan ook aan, dan wordt het daar bij mij ijskoud.

Vlagen van ongerustheid verdringen de woede. Ik probeer te dichten. Een ballade van elf kwatrijnen. Omarmend, noem het maar dwangmatig rijm. Een dichter is al snel een aansteller. Ik houd meer van dieren. En van Stan Laurel.

Toen Lon thuiskwam was het halfvier. Ik kon me niet in houden, schold tegen hem. Maar net als in sprookjes waarin een zekere vraag niet gesteld of een zeker woord niet gezeg mag worden, stelde ik die ene vraag niet.

maandag 3 februari 2025

Annie Romein-Verschoor • 4 februari 1942

• Annie Romein-Verschoor (1895-1978) was een bekende geschiedkundige, net als haar (nog bekendere) man Jan. In Omzien in verwondering heeft ze haar herinneringen neergeschreven: “halve eeuw sociale en culturele geschiedenis van Nederland, en tegelijk een intellectueel en emotioneel zelfportret”.

4 februari 1942
Het voorjaar van ’42 was uitzonderlijk koud, de sneeuw lag hier en daar meters hoog en werd slecht geruimd. Op mijn verjaardag ging ik met Annelies naar Hoog-Laren om Bart [zoon, opgenomen wegens tbc], die we al een kort berichtje hadden gestuurd over Jans [echtgenoot Jan Romein] arrestatie, verslag te doen. Voor dag en dauw in een bijna stapvoets rijdende lijn 8 met zijn doodse blauwe lichtpitjes door de verduisterde stad naar het station, van Bussum af lopen. Maar lopen was gewoon in de oorlog. Op de rijksweg ter hoogte van de Gooise Boer werd ik eens aangesproken door een keurige mevrouw – ze had zelfs nog een hoedje op en niet het uniform geworden hoofddoekje – die met een gebaar in oostelijke richting vroeg: ‘Is dat de weg naar Zwolle?’ en ik even gewoon terug; ‘Ja zeker, loopt u maar rechtuit.’ [...] De bewoners van het kamp Amersfoort mochten eenmaal per maand een brief schrijven en ontvangen: Jan op een ouderwets gevouwen en roodgelijnd velletje postpapier, ik mocht niet meer dan één kwarto vel vullen. Het waren puzzels, waar je aan weerskanten uren mee bezig was, om op dat éne vel en die tergend wijd getrokken lijntjes alles te zeggen en te suggereren wat je wilde overbrengen. Hetty Tielrooy kwam huilend met Johannes’ eerste brief bij me: hij had alleen maar op de eerste bladzijde geschreven dat hij zo’n kiespijn had. Je werd hard in die dagen. Ik zei: ‘Troost je, hij kan het niet zo slecht hebben als hij over niets anders heeft te klagen.’

zondag 2 februari 2025

Wim Hazeu • 3 februari 2006

• Wim Hazeu (1940-2024) was een Nederlandse schrijver en biograaf. In het tijdschrift Liter publiceerde hij Een jaar voorafgaande aan de Lucebertbiografie Fragmenten uit een dagboek.

3 februari 2006
- Ik heb de afgelopen dagen, op grond van mijn archief, de levens en werken van Elburg en Schierbeek bestudeerd, met name hun uitspraken. Zij waren per slot van rekening nauw bij het leven van Lucebert betrokken. Zo vul ik de tweede cirkel om Lucebert heen in (de eerste wordt gevormd door zijn familie, onderwijzers, leraren en jeugdvriendjes). Aan de biografie van Elburg werkt Jan van der Vegt, aan die van Schierbeek Ernst Bruinsma. Je zou je kunnen voorstellen dat de drie biografen met elkaar in een schoolgebouw zitten, elk in een lokaal, met een centrale archiefruimte waarin alle materiaal betreffende de Vijftigers is samengebracht. Je kan elkaar dan van informatie voorzien. Maar zo werkt het niet; als het erop aankomt zijn biografen even individualistisch als romanschrijvers.

Morgenavond receptie van De Bezige Bij in De Rode Hoed aan de Keizersgracht te Amsterdam. Ik zal erheen gaan. Misschien kan ik Remco Campert of Rudy Kousbroek inlichten dat ik hen eventueel zal bellen voor een afspraak over Lucebert. Het contract heb ik nog niet getekend. De uitgever vraagt er ook niet naar.

Julien Green • 2 februari 1970

Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse, religieus ingestelde schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.

2 februari - Ik ben Gilgamesj aan het lezen, het schitterende Babylonische epos uit oeroude tijden, drieduizend jaar geleden geschreven, zeggen sommigen, vierduizend, zegt de Britannica. Het vindt, wat betreft de schoonheid van het verhaal, de prachtige taal, de diepzinnige vragen die het opwerpt, zijns gelijke alleen maar in de bijbel. Vol verrukking heb ik de circa honderd bladzijden gelezen die omstreeks 1830 door Engelse geleerden aan de vergetelheid ontrukt zijn - en wat is er sindsdien een speurwerk verricht, hoeveel tonnen aan kleitabletten vol spijkerschrift naar Londen verzonden... Het gevecht met Chuwawa in het cederwoud, de dood van Enkidu, de voorspellende dromen, de zondvloed die opgeroepen wordt door een god die zich stoort aan het gedruis van de mensheid, de liefde van Gilgamesj voor Enkidu, zijn reis door gevaarlijke streken om in het land der onsterfelijkheid te komen, zijn panische angst voor de dood, het is ons allemaal vertrouwd.
Als ik dood ben zal in mijn dagboek van 1948 het verhaal van een bijzondere nacht worden gevonden. Alles wat ik er nu over kan zeggen, is dat ik leef van de herinnering aan Gods pracht.

Honoré Blijdenstijn • 1 februari 1941

• Op vrijdag 10 mei 1940 begon de 57-jarige directeur van de Rijkskweekschool in Amersfoort, Honoré Blijdenstijn, in een eenvoudig schriftje, dagelijks te noteren wat hem bezighield. Vijf jaar en 23 schriftjes later hield hij daar mee op.

1 Februari '41. ’t Geval Lyceum-Baarn wordt thans als volgt verteld: de Opbouw (N) had een gezelligen avond in de aula van ’t Lyceum; opbouwers maakten daarvan misbruik door schoolborden en muren vol te kladden met voor de Duitsers beledigende opschriften. Hun kapitein had een verontwaardigde strafpreek gehouden, naar den geest van velen te Deutsch-freundlich. Daarom is hij gedood.

Zo handelt ’t plebs, dat door de gemeenschap onderhouden wordt, met een verantwoordelijk leider, die zijn plicht doet! Velen houden zulke laffe misdaden voor heldenmoed. Het doden van N.S.B - ers (men zegt, dat er reeds 750 „koud gemaakt” zijn), wordt ook door orthodoxe Christenen als een loffelijke daad beschouwd!

Ik heb 31 Jan en 1 Febr gecollecteerd voor de Winterhulp-Nederland, daarmee de mening van zeer velen trotserend. De lastercampagne tegen deze instelling is buitensporig geweest. Evenwel: persoonlijke onaangenaamheden heb ik op mijn gang niet ondervonden. Ik had als rayon den Utr. weg van de „Witte” tot de Westerstraat. ’t Totaalbedrag was matig: 66 woningen f 39.–. Slechts zeer enkelen gaven niet; verder waren de giften zeer uiteenlopend. Een dokter met een grote praktijk gaf ... een kwartje. De vrouw van een pover banketbakkertje f 2,00. (Toch was uit de vorige opbrengst voor Amersfoort f 10.400 beschikbaar gesteld, plm. 2 maal ’t bedrag dat in de plaats zelf bijeen-gebracht was.)


donderdag 30 januari 2025

Willem Frederik van Nassau-Dietz • 31 januari 1649

* Dagboeken van Willem Frederik van Nassau-Dietz
* Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664)

31 jannuarii/10 februarii woensdach ben ick in de kerck geweest; de pijne iss
gedaen. - Mit colonel Alua gegeten en officiren. - Den gehelen naedemiddach geschreven ende gelesen. - Mit de secretariss van de crijgsraet [Edo Henrici] gesproocken oover het intrommelen en over de citatie [dagvaarding] en om die te veranderen. - Mit Maré gegeten en daernae geschreven. - En soo iss desen maent godtloff doorgebracht sonder sieckte ofte swaericheit; onse Here Godt helpen mij de toekomende maent oock dahr geluckelich en gesont door, doch vooral heilich, godtsalich, rechtveerdich en soober, amen, amen; sterckt mij mit uwen heiligen geest. - Haubois bij mij geweest, iss volmacht, wass heel beleeft, wass geern staete-general, doch liever gedeputeerde, iss heel tegens Sjouck Burmania. - Hij sal de acte van de heeren van de steden vrijer helpen maecken, sonder restrictie.



woensdag 29 januari 2025

Joseph Goebbels • 30 januari 1933

Joseph Goebbels (1897-1945) was Hitlers rechterhand en minister van propaganda. Hij hield jarenlang een dagboek bij. 30 januari 1933 was de dag dat Hitler tot rijkskanselier van Duitsland benoemd werd.

DeepL-vertaling onderaan.


30. Januar 1933. (Mo.)
Kaiserhof: Göring teilt mit, daß alles perfekt: Hitler Kanzler, Papen Vize, Frick Reichsinnen, Göring preuß. Innen. Hugenberg Krisen etc. Ich verzichte noch, um Wahlkampf zu führen. Reichstag soll aufgelöst werden. Das letzte Mal. Das werden wir fingern.
Hitler heute beim Alten.
Man wagt noch nicht, es zu glauben. Ist Papen ehrlich? Wer weiß?
Ich schleunigst heim. Hitler ruft mich gleich zurück: im Beisein von Frick feierlich erklärt, daß mir mein Ministerium sicher, jetzt nur ein Strohmann als Platzhalter. Das genügt mir. Also an die Wahl!
Wollen zum Reittournier. Hitler im letzten Augenblick abgesagt. Gut so. Denn Alvensleben kommt mit tollen Mären: Hindenburg werde heute ein Papen-Minderheit-Kabinett einsetzen. Reichswehr lasse sich das nicht gefallen. Hindenburg blind und untauglich. Sein Sohn sollte schon morgens verhaftet werden. Diese Nacht noch Telegramme an die Generäle. Hindenburg nach Neudeck verfrachtet. Heute um 10.45h passiert etwas.
Also Staatsstreich. Drohung, Ernst, Kinderei? Ich orientiere gleich Hitler und Göring, die im Nebenzimmer wanen. Göring gleich Meißner und Papen verständigt. Der die Generäle. Schade, Göring macht die Sache ohne Phantasie, bringt Papen nicht heran, sonst hatten wir uns hier den Absprung verschafft.
Wir überlegen lange. Hitler in ganz großer Fahrt. Helldorff zitiert. Er trifft Maßnahmen mit Pol.Maj. Wecke. Aber ich glaube nicht daran, daß Schleicher den Mut hat. Hammerstein schon. Auch der hat am Telephon [zu] Hitler gedreht. Also abwarten!
Bis nachts 5h sitzen wir. Es passiert nichts.
Eben ist es 11h. Chef geht gleich zum Alten.
Soll tatsächlich die große Stunde da sein?
Ich wage noch nicht daran zu glauben.


31. Januar 1933. (Di.)
Es ist so weit. Wir sitzen in der Wilhelmstraße. Hitler ist Reichskanzler. Wie ein Märchen!
Gestern mittag Kaiserhof: wir warten alle. Endlich kommt er. Ergebnis: Er Reichskanzler, Frick Reichs-, Göring preuß. Innen. Der Alte hat nachgegeben. Er war zum Schluß ganz gerührt. So ist's recht. Jetzt mussen wir ihn ganz gewinnen. Uns allen stehen die Tränen in den Augen. Wir drücken Hitler die Hand. Er hat's verdient. Großer Jubel. Unten randaliert das Volk.
Gleich an die Arbeit. Reichstag wird aufgelöst. In 4 Wochen Neuwahl. Ich bis dahin frei vom Amt.
Zum Büro. Alles feierlich. Magda angerufen. Sie springt bald an die Decke. Vor Redaktion und Kr. Leitern gesprochen. Wie in einer Kirche. Die erste Etappe! Weiter kampfen. Hugenberg Krisen. Papen Vizekanzler. Seldte Arbeitsminister. Das sind Schönheitsfehler. Mussen ausradiert werden. Zum Kaiserhof. Hitler verhandelt mit neuem Wehrminister v. Blomberg. Er ist sehr zufrieden mit ihm. Hitler phantastisch. Ganz groß. So wünsch ich ihn mir. Zu mir sehr gütig. Er geht zur ersten Kabinettssitzung.
Mit Auwi und Hanfst. zu Magda. Sie platzt fast vor Jubel. Morgen wird sie frei.
Kaiserhof. Warten auf den Fackelzug. Von der Polizei vemommen in Sachen Alvensleben. Heute soll er verhaftet werden. Dieser feige Intrigant. Hammerstein wollte Blomberg abfangen. Mißglückt.
Die Fackeln kommen. Um 7h beginnt's. Endlos. Bis 10h am Kaiserhof. Dann Reichskanzlei. Bis nach 12h. Unendlich. Eine Million Menschen unterwegs. Der Alte nimmt den Vorbeimarsch ab. Im Nebenhaus Hitler. Aufbruch! Spontane Explosion des Volkes. Unbeschreiblich. Immer neue Massen. Hitler ist weg. Sein Volk jubelt ihm zu.
Ich spreche im Rundfunk über alle deutschen Sender. "Wir sind maßlos glücklich." Auch Kubisch spricht. Einmal als Stahlhelmer, dann als mein Chauffeur. Der Stahlhelmer selbst fallt aus wegen Nebel.
Ich rede noch zu den Massen von der Reichskanzlei. Nach Mitternacht. Heil auf Hindenburg und Hitler. Sinnloser Taumel der Begeisterung.
Mit Hitler überlegt. Heute soll Reichstag aufgelöst werden. Morgen Proklamation an das Volk. Da werden wir schon aufpolieren.
Noch nach Potsdam zu Auwi. Alles im Rausch.
Um 3h nach Hause. Sturmf. Hahn da. Maikowski erschossen. Ein Schupo ebenfalls. Von Kommune. Nun aber Schluß! Göring muß ausräuchern.
Ins Bett. Tot hingefallen. Ich kann nicht mehr.
Ausgeschlafen. Jetzt an die Arbeit. Wahlkampf vorbereiten. Der letzte. Den werden wir haushoch gewinnen.


Ongecorrigeerde vertaling door DeepL

30 januari 1933 (ma.)
Kaiserhof: Göring kondigt aan dat alles perfect is: Hitler kanselier, Papen vice-kanselier, Frick Reichsinnen, Göring Pruisisch minister van Binnenlandse Zaken. Binnenlandse Zaken. Hugenberg crises etc. Ik doe nog steeds afstand om campagne te voeren. Rijksdag wordt ontbonden. De laatste keer. Dat gaan we vingeren.
Hitler als vanouds.
Je durft het nog niet te geloven. Is Papen eerlijk? Wie weet het?
Ik haast me naar huis. Hitler belt me meteen terug: in aanwezigheid van Frick verklaart hij plechtig dat mijn ministerie veilig is, nu alleen nog een stroman als plaatsvervanger. Dat is genoeg voor mij. Dus naar de verkiezingen!
Ik wil naar het paardrijtoernooi. Hitler heeft op het laatste moment afgezegd. Maar goed ook. Want Alvensleben komt met mooie verhalen: Hindenburg zal vandaag een minderheidskabinet van Papen benoemen. De Reichswehr zou het niet pikken. Hindenburg blind en ongeschikt. Zijn zoon zou 's ochtends gearresteerd worden. Telegrammen naar de generaals die nacht. Hindenburg afgevoerd naar Neudeck. Vandaag om 10.45 uur gebeurt er iets.
Staatsgreep dus. Bedreiging, ernst, kinderachtigheid? Ik oriënteer me onmiddellijk bij Hitler en Göring, die in de kamer ernaast lopen. Goering informeert meteen Meissner en Papen. De generaals. Het is jammer, Göring doet het werk zonder fantasie, hij haalt Papen er niet bij, anders hadden we hier de sprong gewaagd.
We denken lang en hard na. Hitler in beweging. Helldorff citeert. Hij neemt maatregelen met Pol.Maj. Wecke. Maar ik geloof niet dat Schleicher de moed heeft. Hammerstein wel. Hij heeft Hitler ook gebeld. Afwachten dus!
We zitten tot 5 uur 's nachts. Er gebeurt niets.
Het is nu 11 uur. De baas gaat meteen naar de oude man.
Is het grote uur echt aangebroken?
Ik durf het nog niet te geloven.


31 januari 1933 (dinsdag)
Het is zover. We zitten in de Wilhelmstrasse. Hitler is Rijkskanselier. Net een sprookje!
Gisteren lunchtijd Kaiserhof: we wachten allemaal. Eindelijk komt hij. Resultaat: Hij is Rijkskanselier, Frick Rijkskanselier, Göring Pruisisch Kanselier. Binnen. De oude man gaf toe. Hij was nogal ontroerd aan het einde. Dat klopt. Nu moeten we hem helemaal voor ons winnen. We hebben allemaal tranen in onze ogen. We schudden Hitlers hand. Hij verdient het. Groot gejubel. Beneden zijn de mensen aan het rellen.
Direct aan het werk. Reichstag wordt ontbonden. Nieuwe verkiezingen over 4 weken. Tot dan ben ik vrij.
Naar kantoor. Alles ceremonieel. Magda gebeld. Ze gaat tegen het plafond. Sprak voor de redactie en Kr. leiders. Als in een kerk. De eerste fase! Doorvechten. Hugenberg crises. Papen vice-kanselier. Seldte minister van Arbeid. Dit zijn smetten. Moeten uitgewist worden. Naar het keizerlijk hof. Hitler onderhandelt met nieuwe minister van Defensie v. Blomberg. Hij is erg blij met hem. Hitler fantastisch. Heel geweldig. Zo wil ik hem hebben. Heel aardig voor mij. Hij gaat naar de eerste kabinetsvergadering.
Met Auwi en Hanfst. naar Magda. Ze barst bijna van vreugde. Morgen is ze vrij.
Keizerlijk hof. Wachten op de fakkeltocht. Genomen door de politie in de zaak Alvensleben. Hij wordt vandaag gearresteerd. Deze laffe intrigant. Hammerstein wilde Blomberg onderscheppen. Mislukt.
De fakkels komen eraan. Het begint om 7 uur. Eindeloos. Tot 10 uur aan het keizerlijk hof. Dan Rijkskanselarij. Tot na 12 uur. Eindeloos. Een miljoen mensen op de weg. De oude man loopt de mars voorbij. Hitler in het volgende gebouw. Laten we gaan! Spontane explosie van het volk. Onbeschrijfelijk. Meer en meer nieuwe massa's. Hitler is weg. Zijn volk juicht hem toe.
Ik spreek op de radio over alle Duitse stations. “We zijn ontzettend blij.” Kubisch spreekt ook. Eenmaal als Stahlhelmer, dan als mijn chauffeur. De Stahlhelmer zelf wordt afgelast wegens mist.
Ik praat nog met de menigte bij de Rijkskanselarij. Na middernacht. Hulde aan Hindenburg en Hitler. Een zinloze razernij van enthousiasme.
Besproken met Hitler. Vandaag wordt de Rijksdag ontbonden. Morgen proclamatie aan het volk. Dan zullen we de zaken oppoetsen.
Nog naar Potsdam om Auwi te zien. Alles in een roes.
Om 3 uur thuis. Sturmf. Hahn daar. Maikowski neergeschoten. Ook een Schupo. Van de gemeente. Maar nu is het voorbij! Göring moet uitroken.
In bed. Hij is dood neergevallen. Ik kan niet verder.
Uitslapen. Nu aan het werk. Voorbereiden op de verkiezingscampagne. De laatste. Die winnen we zonder twijfel.     
 

Vertaald met DeepL

dinsdag 28 januari 2025

Sophia van Württemberg • 29 januari 1853

Sophia van Württemberg (1818-1877) was de eerste vrouw van koning Willem III. Ze schreef brieven aan een hartsvriendin, Lady Mallet, die door het ontbreken van enige terughoudendheid gelezen kunnen worden als een dagboek.

Den Haag, 29 januari 1853
Ja, ik ben ook ingenomen met het huwelijk [van Napoleon III met de Spaanse gravin Eugenie de Montijo]. Als zij haar rol van society-schoonheid opgeeft — een kwalijke positie voor een keizerin! — kan zij niet alleen een schitterend sieraad voor de troon, maar ook een briljante raadgeefster zijn, geliefd en vereerd bij de Fransen. Ik merk al dat de publieke opinie op haar hand is, zij wordt geprezen! Het moet haar wel duizelen wanneer zij denkt aan de dag van morgen, de ceremonie in de Notre Dame, en dan de toekomst waarin misschien een schavot of een dodelijk schot haar wacht. Napoleon schrijft me veel goeds over haar; dat zij 'vol charme' is, 'aardig, fier, in bepaalde opzichten een echte garçon'.

De koning heeft deze winter nog geen een feest gegeven, sinds 1851 heeft hij geen enkele dame uit het corps diplomatique voor diners uitgenodigd. Dat is allemaal de schuld van de koningin-moeder. Zij verbiedt hem bals te geven, verbiedt hem met mij te dineren (hij doet dat maar tweemaal in de maand), en dwingt hem door dergelijke adviezen haast uitsluitend om te gaan met vulgaire mensen, vrouwen van lichte zeden, en bedienden. Nooit eerder heeft hij zich zo immoreel gedragen; in de ogen van het volk verliest hij steeds meer van zijn prestige. Zij vernietigt al zijn betere gevoelens, zijn liefde voor zijn kinderen; de dag zal komen dat dit alles zich tegen haar zal keren; de algemene chaos, het verval, zullen haar de ogen openen.

maandag 27 januari 2025

Friedrich Hebbel • 28 januari 1840

Friedrich Hebbel (1813-1863) was een Duitse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeken is in het Nederlands verschenen als Een blinde bij zonsopgang.

28 januari
Vandaag heb ik de laatste scène van mijn Judith voltooid. Gisteren ontving ik van Rousseaus zuster een bijzonder aardige brief vergezeld van 100 goudgulden in Pruisische schatkistbewijzen. Hiervan heb ik de 70 fl. aan Elise terugbetaald die ze voor mijn jas had bijgedragen. 41 fl. moet ik naar Dithmarschen sturen en bovendien nog twee derde aan Johann die brandschade heeft geleden. Alles bij elkaar gaat het om 142 goudgulden. Als ik maar niet met die verdomde Campe zat! Dat Judith nu af is geeft me een gevoel van opluchting. Het belooft veel goeds dat Jahnens er zo van onder de indruk was. Hij heeft een zeer goed en onkreukbaar gevoel voor literatuur. Ik ben het meest verheugd dat hij het stuk wat betreft vorm en inhoud bijzonder origineel vond en dat hij er niet slechts een triomf des geestes over een weerbarstige stof van mij persoonlijk in zag, maar van de kunst in het algemeen.

Komisch tafereel
Een burger die op een vogel staat te mikken. Zijn jachtgeweer is geladen. Achter hem staan zijn zoon en zijn vrouw. De eerste houdt zijn oren dicht opdat hij de knal niet hoort. Zijn vrouw staat er met uitgestrekte armen bij teneinde hem, mocht hij achterover vallen, op te vangen. Op enige afstand de meid met reukzouten om eventuele flauwtes te verdrijven.

zondag 26 januari 2025

Een Tilburger • 27 januari 1814

Uit het Dagboek van een Tilburger 1774-1851 (Laurentius de Lelie en J.B. de Beer?).

Den 23 januari, zijnde zondag, kwamen 500 kosakken, die zijn ingekwartierd in de Veldhoven en hebben zich als kosakken gedragen. Mijn vader had er zes van gelogeerd.
Op den 25 januari passeerde door Tilburg van Loon op Zand naar Hoogstraaten 1200 Pommeren; den zelven avond komen hier binnen die 700 jagers, komende van Hoogstraten.
Den 26 januari 's morgens half 7 is den Bosch overgegaan en des namiddags te 4 uren den Papenbril met fort met de bepaling dat de Franschen die op dit fort waren gevangenen moesten wezen te weten 900.
Den 28 januari, wird alhier doorgebracht in een rijtuig met 6 paarden van Breda naar 's Bosch een generaal, 2 goeverneurs en enen Commissaris-generaal. Ik heb hen gezien.


August Willemsen • 26 januari 1963

August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.

26 jan.
Logeer momenteel in de Achillesstraat: kamer bevroren.
Een van de laatste avonden op de Binnenkant had ik Judith en Pieter op bezoek. Judith en ik zaten op de rand van het bed, Pieter op een stoel tegenover ons. Hij was erg dronken. Op een gegeven moment ging hij weg om te piesen. Onmiddellijk tilde Judith haar truitje op, een licht auberginekleurig truitje dat heel mooi staat bij haar bruine huid en dat ze over haar blote lichaam droeg. Geen beha, niets. Ik kuste haar borsten en ze deed het truitje weer omlaag. We verwachtten elk moment Pieter terug, maar die kwam niet. Truitje weer omhoog, weer kuste ik haar borsten, truitje naar beneden — geen Pieter. Toen ging ik kijken op de wc: hij was zo dronken dat hij óp zijn jas, die hij had aangehouden, op de plee was gaan zitten, in zijn jas had gekakt en in slaap was gevallen. En het was zó koud op de wc dat hij in die korte tijd met de stront aan zijn jas was vastgevroren.
We hebben hem wat warm water gegeven om zichzelf los te weken.
De borsten van Judith zijn niet heel groot, maar ze staan hoog, ze zijn erg mooi en stevig, zoals trouwens haar hele lichaam. De tepelhof is licht glanzend, donkerbruin met a.h.w. een violet waas — Jezus Christus, ik zou niet zoveel over de borsten van Judith en over borsten in het algemeen moeten schrijven. Maar ja, het is nu te laat om over iets anders te schrijven.
Brief gekregen van Anabela, uit Sylt. Brief teruggeschreven.

Sofia Tolstoj • 25 januari 1888

Sofja Andrejewna Tolstaja (1844-1919) was de echtgenote van de Russische schrijver Lev Tolstoj. Gedeeltes uit haar dagboeken zijn gepubliceerd in Dagboek (vertaling Tom Eekman).

25 Januari
[...] Bij het corrigeren van de Kreutzersonate (de drukproeven) kwam vanavond de gedachte in me op dat de vrouw, als ze nog jong is, gewoon met haar hart liefheeft en zich graag aan haar geliefde geeft omdat ze ziet wat een genot ze hem daarmee verschaft. Maar op rijpere leeftijd begrijpt zo'n vrouw opeens, als zij omziet, dat de man haar altijd alleen beminde als hij haar nodig had, dat hij plotseling van een vriendelijke toon kon overgaan op een bars-strenge of een knorrige toon, onmiddellijk nadat hij bevredigd was. En wanneer de vrouw, die de ogen voor dat alles lange tijd gesloten heeft, zelf die behoefte begint te voelen, gaat die sentimentele, uit het hart komende liefde over en zij wordt net zo als de man, dat wil zeggen in bepaalde periodes voelt ze hartstocht voor hem en verwacht ze bevrediging van hem. Als hij dan niet meer van haar houdt — des te erger voor haar; en als hij niet meer in staat is haar verlangens te bevredigen — des te erger voor hem. Vandaar al die familiedrama's en onverwachte nare scheidingen op latere leeftijd. Het geluk kan alleen stand houden waar de geest en de wil het lichaam en de hartstochten overwinnen. En de Kreutzersonate is onjuist in alles wat betreft de vrouw in haar jonge jaren. Een jonge vrouw heeft niet die geslachtsdrift, speciaal een barende en voedende vrouw niet. Zij is immers slechts één keer in twee jaar vrouw! De hartstocht ontwaakt tegen dat ze dertig is. [..]

donderdag 23 januari 2025

Klaus Mann • 24 januari 1936

Klaus Mann (1906-1949) was een Duitse schrijver. Zijn dagboeken uit de periode 1933-1949 zijn vertaald als Opgejaagd, gedoemd, verloren (vertaald door W. Hansen).

[Amsterdam] 24 januari 1936
Naar Den Haag geweest, met koffers en al, om vandaar naar Londen door te reizen, maar er worden pas weer visa verstrekt na de koninklijke begrafenis. Lange taxiritten voordat ik het juiste consulaat had gevonden. Lunch in Café Riche. Wandeling met een vijftienjarige jongen.
Telefoontje met Menno ter Braak. Gelezen: Ein Mensch fällt aus Deutschland van Konrad Merz (pseudoniem). Vaak heel onjuiste, pretentieuze beelden. Maar ook dingen die indruk maken. Een talent.
Laat in de middag teruggereisd. Eten met E. Brief geschreven aan Brian en uitvoerig aan oom Heinrich over de Bermann-Schwarzschild-affaire. (Dilemma: moet je je in die schrijversverklaring die Schwarzschild wil, tegen Bermann uitspreken, of moet je dat met het oog op T. niet doen?)
Vanavond: met Landauer naar een oerdomme film met Alpár, Ball im Savoy. Daarna naar de Astoria-bar.

[Amsterdam] 25 januari 1936
Vreselijk verkouden. Post: Miro, heel arm en terneergeslagen, wat een ellende! Heel ellendig ook brief van Mielein aan E en van E aan Mielein: de familietwist vanwege Bermann, was dat nu nodig geweest?
Het vervelende Engelse verzoekschrift aan de 'pass-control' in Den Haag, voor mijn Engelse visum, opgesteld. Naar de uitgeverij, te voet terug met E. Nu heb ik lichte koorts.
Gelezen in het manuscript van Heinrichs Deutsches Lesebuch. Er komen wat herhalingen in voor, maar steeds ook prachtige dingen; heel ontroerend, bijvoorbeeld de scholierendialoog uit het jaar 1950. Ondanks de gezwollenheden geboeid gelezen in Ein Mensch fällt aus Deutschland.
Geschreven aan Miro en Mielein. Het Engelse verzoekschrift aan het Home Office in het net geschreven.
Vanavond: plotseling bezoek van Henk - in een prachtig matrozenuniform (hij doet dienst als onderzeebootmatroos). Mooi als een jonge oorlogsgod. Samen met F. en Landauer, genomen. Telefoontje van E uit St. Gallen.

dinsdag 21 januari 2025

Karel van de Woestijne • 23 januari 1915

Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hield hij enige maanden een dagboek bij.

23 Januari.
‘Pour la dame qui a un accordéon à vendre: 20 francs’.
Ik vind deze aankondiging in de weldadigheidslijst van een Brusselsch blad. En de eerste indruk is natuurlijk: ‘Een barok idee, zelfs bij een dame, harmonica's te gaan verkoopen in oorlogstijd!’ Maar onmiddellijk daarop de gedachte: ‘Welk een ellende! Een arme vrouw, heel zeker een weduwe, die van allen officieelen steun verstoken is of den weg niet kent om er deelachtig in te worden, en die haar laatste centen gebruikt voor de advertentie, waarbij ze haar laatste bezit te koop biedt: een accordeon, een armzalig stuk speelgoed, misschien een herinnering aan een gestorven kind, of aan den zoon die in den oorlog is’...
Ik weet wel: dat is gefantazeer. Maar zal wel niet veraf zijn van een, zeker niet mildere, misschien hardere waarheid, - o potsierlijke harmonica van alle weeën, tragisch speeltuig vol zang en zuchten...
Gelukkig zijn er liefdadige zielen: de dame behoudt haar accordeon en krijgt twintig frank toe. En aldus wordt veel misère gelenigd. Al hoort men soms van vreemde liefdegaven. Zoo ontving hetzelfde blad voor zijn behoeftigen een groote doos vol schoenen. Maar al die schoenen waren voor denzelfden voet. Geen enkel paar: allemaal unilaterale schoenen.
Weliswaar zijn er in het Belgische leger heel wat soldaten, die na den vrede met éen enkel been terug zullen keeren. Moge het, te laatsten trooste, het goede been zijn: dat waar de eenzijdige schoenen aan passen!...

Shireen Strooker • 22 januari 1974

Shireen Strooker (1935) is een Nederlands actrice en regisseuse. In 1974 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad een week lang een 'Hollands Dagboek' bij. 

22 januari
Vandaag net of ik alles droomde, 's Morgens een uur later van huis, uurtje genieten van die lekkere poezels, strontkonten, vlezige baby's, opvreten kan ik ze. Toen naar Leusden. Yolande afgehaald bij station in Amersfoort. Pas op, dat we niet melig worden zo vroeg op de dag op weg naar een voorstelling. Soms ben ik wel iets te gevoelig voor het bizarre in situaties en ook in mensen, dan moet ik of erg lachen of heel hard huilen. Maar ik hou me in. Toestanden gespeeld voor mensen van de Verpleegkundige Akademie. Het ging erg gebundeld, ook door de bespreking van tevoren, Hans was ziek, Marja deed zijn rol in de eerste scène met Helmert, ze leek heel kwetsbaar en klein bij hem; plotseling dingen van elkaar overnemen kan geloof ik, doordat we ons niet onmisbaar maken. Aardige mensen, helemaal stil na afloop. Ja kunst, wat wij laten zien, moeten zij over een tijdje in praktijk brengen. God zegen ze.


maandag 20 januari 2025

George Gissing • 21 januari 1888

George Gissing (1857-1903) was een Britse schrijver. Zijn treurige leven wordt uit de doeken gedaan door Geerten Meijsing in Tirade, aan de hand van dagboekfragmenten van Gissing.

Zat. 21 januari [1888]. Niet helemaal zes bladzijden. Wat flesjes bier gekocht in de hoop dat ik beter kan slapen als ik wat drink voor ik naar bed ga.

Zon. 22 januari. Bij Roberts. - Hoofdpijn gekregen van het bier. Duidelijk onbruikbaar. Zal een glas warm water proberen voor het slapengaan. Lees nog steeds “M. Antoine”. [Een verhaal van George Sand, “Le Péché de M. Antoine”.]

Maan. 23 januari. Een verknoeide dag. Dat plotselinge onvermogen om te werken dat mij vaak overvalt, bijna altijd zeker vlak voor een verandering in mijn dagindeling (morgen de laatste les van Graham). De poging tot schrijven opgegeven zodra ik ervoor ging zitten. Moet geen thee meer drinken; ik geloof waarachtig dat die verantwoordelijk is voor mijn trage spijsvertering, constipatie etc. Heb een idee voor mijn dagindeling die woensdag moet ingaan. In Forsters Dickens gelezen, een boek dat ik voortdurend oppak om me te stimuleren als het werk stilligt. - De hele dag uitnemend weer; warm en zonnig. Knoppen gezien aan de takken van de bomen toen ik afgelopen zondagmiddag door het park liep. - Rugpijn; ongetwijfeld het resultaat van mijn bad gisteravond. Durf niet elders een bad te nemen, toch loop ik er thuis altijd een kou van op. - Ook gemelijk geworden doordat ik Ierse stoofschotel had voor het avondeten. Er zijn nog maar weinig dingen die ik ongestraft kan eten.

zondag 19 januari 2025

Frans Kellendonk • 20 januari 1980

• De Nederlandse schrijver Frans Kellendonk (1951-1990) vond zijn dagboeken niet het publiceren waard, maar De Revisor publiceerde er wel een selectie uit.

20 januari 1980
Gelezen:

Toergenjev: Een Koning Lear van de steppe
V. Woolf: To the Lighthouse (herlezen)
E. Hemingway: Fiesta
Paul Valéry: Monsieur Teste
Arthur Koestler: The Roots of Coincidence
F. Scott Fitzgerald: The Great Gatsby (herlezen)
Janik & Toulmin: Wittgenstein's Vienna
William James: The Variation of Religious Experience
William Faulkner: The Sound and the Fury (herlezen + commentaren)
Henry James: The Pupil
Graham Greene: The Power and the Glory
Samuel Beckett: More Pricks than Kicks
Saul Bellow: Seize the Day
Italo Calvino: Invisible Cities
Botho Strauss: Marlenes Schwester, Die Widmung, Rumor
Richard Buckle: Diaghilev
R.D. MacDonald: Chinchilla (vertaald)
F. Dostojevski: Demonen

Julien Green • 19 januari 1970

Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.

6 januari - Een eerste liefde die teleurgesteld wordt verwoest je hart voor altijd. Er is een halve eeuw voorbijgegaan zonder dat iets ooit de wond van mijn eerste liefde heeft kunnen genezen, en die open wond was de mond waarmee ik mijn hele werk lang mijn wanhoop heb uitgezongen, por la boca de su herida ['door de mond van zijn wond'].

19 januari- [...] In Lille heeft een jongen van zestien jaar zichzelf in brand gestoken om te protesteren tegen het feit dat Biafra verpletterd wordt. Met een verschrikkelijk gezag heeft hij helemaal alleen een misdadige politiek veroordeeld die Nigeria in de gelegenheid gesteld heeft een moedig volk uit te roeien.
Drukproeven gecorrigeerd van mijn dagboek, Les années faciles. Het wemelt van toespelingen op de politiek, terwijl mij altijd verweten is dat ik mij daar niet voor interesseer.

Klaas Hoekstra • 18 januari 1827

• Nadat zijn schip in het ijs was vastgelopen en gezonken, kwamen gezagvoerder Klaas Hoekstra en zijn bemanning op Groenland terecht, waar ze met sloepen probeerden verder te komen. Het verslag van de tocht vol ontberingen is vastgelegd in Dagverhaal van het verongelukken van het Galjootschip Harlingen, in Straat-Davids. Ondertitel: De togt van de Equipagie met sloepen over en langs het ijs, en overwintering van dezelve in het Noordelijk gedeelte van Groenland.

Den 18 Januarij 1827 vertrokken vijf personen K. Hoekstra, J. Oom, S. Hoekstra, P. Hassing en P. Langenveld, des morgens te half negen uren, met mooi doch koud weer van Niakonak naar Ommenak met de hondeslee, zijnde 10 mijlen afstand, hebbende voor iedere slede 6, 8 a 10 honden. Wij bevonden het ijs zeer veel op elkander geschoven, zoodat wij door de vlakste plaatsen te zoeken, de weg veel moesten verlengen, kwamen dan weder op andere plaatsen daar het ijs zeer zwak was, zoo zwak, dat het als een zee voor de slede op en neder rees. Des avonds half vijf uren bereikten wij Ommenak, werden daar zeer vriendelijk ontvangen, vertellende de koopmans ons, dat wij over ijs gekomen waren, dat daags te voren nog water was. Wij bezochten onze lieden en vonden ze allen gezond, behalven drie, die bevroren geweest, nog niet geheel hersteld waren, doch buiten gevaar. Des anderen daags zouden de hondesleden weder vertrekken, en met eenige proviand, de overige manschappen van Niakonak af, te Ommenak te brengen.

Den 19 Januarij ʼs morgens mooi weer, keerden onze hondesleden naar Niakonak terug, zonder te willen wachten tot dat de koopman eenige provisie konde klaar maken. Voor reden van het schielijk vertrek gaf men, dat wij nu mooi weer hadden en voor den middag nog stormweer zouden hebben, en het ijs zwak zijnde, dan zoude opbreken. Tegen den middag de wind Z.O. haalde dezelve sterk aan. Na den middag stormweer hetwelk het ijs ook deed opbreken. Tegen den avond was het, zoo ver men zien kon, alles water, zoodat het gelukkig was, dat zij vertrokken waren, misschien waren anders, had men naar provisie gewacht, menschen en provisie verloren geweest. De overige manschappen moesten nu weder wachten, tot het digt gevroren, of zulk mooi weer was, dat zij met de sloep konden komen. Van dien tijd tot den 18 Februarij had men zeer ruw weder en de winden veel Zuidelijk, hoewel niet heel koud, enkele dagen zoo zacht, dat het regende. Den 18 Februarij zeer mooi weer hebbende, kwamen onze overige manschappen van Niakonak te Ommenak met de sloep, zijnde: J. Hannema, Arie Rab, Jan de Lange, Jan Visser, Johannes Visser, Jan Park en Jurjen Hoffius, zoodat nu allen, die te Niakonak overwinterd hadden, te Ommenak waren. Wij hielden mooi zacht weer tot in het laatst van Februarij en vele Zuidoostelijke winden, dat ons deed denken, dat er in Europa een harde winter zoude zijn.

donderdag 16 januari 2025

C. Buddingh' • 17 januari 1968

C. Buddingh' (1918-1985) was schrijver en dichter. Hij publiceerde vijf boeken met dagboeknotities.

17-1
Er zijn mensen wie de mislukking naar het hoofd gestegen is.
Een paar boeken uitzoekend, die ik dubbel heb en die ik morgenavond aan Gerard wil geven, zie ik - wat ik weer totaal was vergeten - dat Somerset Maugham in de inleiding tot A Writer's Notebook over Jules Renard en diens Journal schrijft. Hij moet niet zo erg veel van Renard hebben, omdat deze ‘creativiteit’ zou missen en ‘creativiteit’, blijkt al heel spoedig, is voor Maugham het verzinnen van verhaaltjes. Poil de Carotte wil hij half-schoorvoetend dan nog wel accepteren, maar Renards andere romans zijn volgens hem ‘either fragments of autobiography or are compiled from the careful notes he took of people with whom he was thrown into close contact and can hardly be counted as novels at all.’ Als men zo redeneert, is Komedianten trokken voorbij een beter boek dan Si le grain ne meurt, en Jouhandeau, die nooit ook maar iets heeft kunnen - of willen - verzinnen, ja, wat? Misschien wel helemaal geen schrijver en zeker niet zo'n coryfee natuurlijk als Maugham zelf, die ook wel nooit beweerd heeft ‘to create something out of nothing’, maar, voegt hij er dan fier aan toe: ‘I have exercised imagination, invention and a sense of the dramatic to make it something of my own.’ Van a tot z typisch de redenering waarmee tweederangs auteurs altijd weer komen aandragen. Ik merk dat ik me de laatste tijd steeds meer begin te ergeren aan bepaalde lieden en Somerset Maugham is er daar een van. Zijn verwaten opmerkingen bijv. over Henry James (waar hij 25 keer uit kon) in An Introduction to Modern English and American Literature.

18-1
De bediende gisteren in de woninginrichtingszaak, toen ik naar een vloerkleed was wezen kijken dat Stientje er gezien had en mijn naam en adres opgaf: ‘Als ik zo vrij mag zijn... is u van de Forsyte Saga?’

woensdag 15 januari 2025

Graham Greene • 16 januari 1954

• Graham Greene (1904-1991) was een Britse schrijver. In Vluchtwegen zijn ook dagboekfragmeneten van hem opgenomen.

13 januari 1954
Verder weer naar Luang Prabang. Heeft Vientiane nog twee straten, Luang Prabang heeft er maar één, een paar winkels, een piepklein, eenvoudig, koninklijk paleis (de koning is al even arm als het land) en tegenover het paleis een steile heuvel, bekroond door een pagode waarin zich - naar wordt geloofd - de reuzenvoetafdruk van Boeddha bevindt. Zijstraatjes lopen af naar de Mekong, hier vol water. Je krijgt de indruk van bomen, tempels, kleine, rustige woonhuizen, de rivier en vredigheid. De hele stad kun je lopend in een half uur bekijken, en je hebt het gevoel dat je hier wekenlang zou kunnen wonen, werken, wandelen, slapen, als de Viet Minh niet vanuit de bergen in opmars was. "We hebben besloten om voor we morgen teruggaan met de boot de Mekong op te varen naar de grot en het standbeeld van Boeddha dat Luang Prabang tegen zijn vijanden beschermt. Er hangt meer gebedssfeer in een pagode dan in de meeste kerken. De gelaatstrekken van Boeddha kunnen niet geromantiseerd worden zoals die van Christus, er hangen geen afschuwelijke schilderijen aan de muren, geen kruiswegstaties, geen belustheid op martelingen die men niet voelt. Ik betrapte mij erop dat ik tot Boeddha bad, zoals altijd wanneer ik een pagode betreed, want hij moet zich nu toch zeker bij onze heiligen bevinden en zijn bemiddeling moet even krachtig zijn als die van de Kleine Bloem — misschien nog wel krachtiger hier, te midden van een ras dat verwant is aan het zijne.
Na het eten was ik zeer vermoeid, maar vijf pijpen minderwaardige opium — bitter, met slakken — gerookt bij een chauffeur thuis — maakten dat ik mij weer fit voelde. Het was een huis op palen en aan het eind van de lange veranda zat, afgeschut tegen de muskieten in de duisternis buiten, een zoontje aan een tafel geknield zijn lessen te leren terwijl zijn moeder naast hem hurkte. Het zachte opzeggen van zijn les begeleidde het geruis en gepruttel van de pijp.

16 januari 1954. Saigon
Laos bleef tot het eind toe het zorgeloze Laos. Ik maakte mij ongerust omdat de auto te laat kwam en haalde nog maar net het vliegtuig dat om 7.00 uur in het donker opsteeg. Twee tussenlandingen naar Saigon. Om ongeveer 12.30 uur was ik er. Hoe komt het dat het altijd weer goed is om in Saigon terug te zijn? Ik herinner mij dat ik op mijn eerste reis naar Afrika, toen ik Liberia te voet doorkruiste, vaak droomde van een warm bad, een goede maaltijd en een gerieflijk bed. Ik had wel regelrecht van de Afrikaanse hut waar de ratten 's nachts langs de wanden omlaag renden naar het een of andere luxe-hotel in Europa willen gaan om van het contrast te genieten. In werkelijkheid ervoer je dat contrast nooit zoals je het zou willen in Liberia, noch later in Mexico. Je kreeg de beschaving stukje bij beetje toegediend — de handelspost in Grand Bassa was een heel stuk beter dan het oerwoud, het consulaat in Monrovia was beter dan het huis van de handelaar, de vrachtboot kwam al heel dicht bij de beschaving, en tegen de tijd dat je in Engeland aankwam was er van een contrast geen sprake meer. Hier in Indo-China heb je dat contrast nog wel: Vientiane is een eeuw verwijderd van Saigon.

dinsdag 14 januari 2025

Cees Nooteboom • 15 januari 1963

Cees Nooteboom (1933) is een Nederlandse schrijvers. Reisjournalen van zijn hand zijn verschenen in Waar je gevallen bent, blijf je. In het fragment van vandaag beschrijft hij hoe hij in 1963 de Duits-Duitse grens overging..

[15 januari 1963]
[...] West-Berlijn. Je rijdt over de met hoog, wit licht versierde Kurfürstendamm tot aan de uitgevreten, verminkte Gedächtnis-kirche, en dan verder. Tot je bevreemding zie je dat er ook in het Westen ruïnes staan, prachtige uitgeholde monumenten met lege ramen zonder kamer erachter, stolsels oorlog, dichtgemetselde deuren waar vader nooit meer lachend uit naar buiten komt met Werner, de hond. De enige overgang voor niet-militaire niet-Duitsers(!) is in de Friedrichstrasse, maar door een vergissing komen we bij de Brandenburger Tor terecht. Sneeuw en maan-licht. Op het verstarde veld ervoor niets, geen mensen, geen auto's. Aan het eind van dat veld de zwarte zuilen, daarop de zegewagen. Razende paarden trekken iemand met vleugels die een krans hoog in de lucht houdt naar het Oosten. Daaronder, tot op een vierde van de zuilen, de blinde tanden van de muur. Een Westduitse politieman houdt ons tegen en gebaart dat we nu niet verder mogen rijden. We blijven dus staan en kijken naar wat er niet gebeurt. Twee Russische tanks staan op hoge sokkels in de lucht opgetild, herinnering aan '45. We zien de twee Russische schildwachten, schimmen tussen het marmer.

De Friedrichstrasse is hier niet ver vandaan. Dezelfde controle als bij Helmstedt, papieren, papiertjes, geld tellen, slagbomen, een klassieke gravure waar we ons zo menselijk mogelijk doorheen bewegen. Over de straat zijn twee lage muurtjes gebouwd zodat een auto twee krankzinnige zwenkingen zou moeten maken als hij er snel door zou willen rijden. Als al het Duitse zand gemalen is mogen we erdoorheen, en dan zet de stad zich voort zoals steden dat doen na muren hetzelfde, maar anders. Overgevoeligheid zal er niet vreemd aan zijn, maar het ruikt hier anders, en het is er bruiner. Wij rijden er maar wat doorheen, Wilhelmstrasse, Unter den Linden, namen waar ik nooit iets mee te maken heb gehad, maar die alleen al door de manier waarop anderen ze uitspreken een bepaalde, al dan niet weemoedige smaak hebben. Het is natuurlijk niet vreemd dat ik me bij Unter den Linden altijd iets heel lichtgroens heb voorgesteld. Vreemder is dat ik onmiddellijk aanneem dat het niet de winter is waardoor dat groen er niet is. Gebouwen, soms ook weer ruïnes, straten, de Karl Marx-allee met de hoge gebouwen aan twee kanten. Weinig verkeer. Veel lichtreclames. Valt het tegen? Had ik het dramatischer gewild? En met welk recht trouwens? Voor een monument staan twee soldaten versteend op wacht. Bij de Alexandeplatz rijdt een stoomtrein over een viaduct, verder valt er niets te vertellen — af en toe borden met leuzen die er wat ongelezen uitzien, spreuken die in zichzelf praten. [...]

maandag 13 januari 2025

Nescio • 14 januari 1950

Nescio (J.H.F. Grönloh, 1882-1961) was een Nederlandse schrijver. In zijn Natuurdagboek (1946-1955) deed hij verslag van onder meer zijn wandelingen.

Zaterdagmiddag 14 Januari.
Met den trein van 1 uur 7 naar Leiden. Rede van Mej. Dr. Muusses over vertaling van Nederlandsche poëzie in het Zweedsch en vice versa. Nix an (d.w.z. aan die rede was nix). Lentezonnetje. Aardig studentje in den trein, die z'n kandidaats in Leiden had gedaan en nu in Amsterdam verder studeerde. Mee gepraat, verteld o.a. over de onhebbelijkheden van het Nederlandsche publiek en over het leven in kleine stadjes 50 jaar geleden. Met den trein van half 5 terug, mooi dageinde (de beide Katwijken in de verte). Toen we over het Spaarne reden gingen net de lantaarns aan. Even buiten Haarlem mooi gezicht op de duinenrij ten Noorden van Haarlem en de wolkenlucht, blauw-grijze weemoed.
Weiden heel mooi groen in dezen tot dusver zachten winter. Mooi gezicht met zwarte boomen.

zondag 12 januari 2025

Constantijn Huygens jr. • 13 januari 1690

Constantijn Huygens jr. (1628-1697) was een Nederlandse staatsman. Hij was daarnaast bekend om zijn werk aan wetenschappelijke instrumenten en als kroniekschrijver van zijn tijd.

13 Vrijd.
Liet mij de Con. smergens te Kinsington komen, en mij werk gegeven hebbende, laste mij savonts weder te komen, gelijck dede.
Isac, uyt Hollandt weder gekomen, noode mij te gast als Green Cloth.
Sr Edward Sutton, den ouden Gentleman Usher, vertelde dat hij, 13 jaer oudt zijnde, met de Heydens van sijn vader was weghgeloopen, en wel 3 a 4 maenden met haer geloopen had, maer nooyt hem hadde willen laten swart maecken. Dat den oppersten daer hij, Sutton, bij was, sijn eygen dochter aen sijn eygen soon getrouwt hadde met een stuckje rookend papier, en̅ dat op die bruyloft de geheele compagnie naeckt gedanst hadde.

14 Saterd.
Was beter van̅ hoest en̅ van een koude pisse, die mij 6 of 8 dagen gequelt hadde.
Smergens waeren bij mij Boision, Hagedoorn, Romer, Berck en Sylvius, mij de gansche voormiddagh ophoudende.
Kreegh een brief van mijn vrouw, daerin schreef, dat Jacoba Bartolotti noch qualijck daer aen was, en̅ dr Kock niet veel moet tot haer genesingh hadde; dat sij geduerigh lamenteerde over 't gheene met haer man most uytstaen, en over 't gedeelte van haer goedt, dat sij met sijn malle concepten verloren had, en̅ dat dit laetste haer soo in 't hooft lagh, dat het haer apparentelijck de doot soude aendoen.
Schreef mede, dat de Philosoof Heemskerck apparent was om te sterven van bloedtspuwen, dat hem over dry a 4 maenden eerst was overgekomen, naer een hevigh dispuyt, dat hij met van Beuningen gehadt had.
Naemiddagh was Berckesteyn bij mij, en rijdende op 4 plaetsen om visiten te doen, vonden niemant thuys, gingen doe tot sijnent eenighe van sijne teeckeningen sien.
Was goedt weder en apparent dat Bentingh daermede was in zee geloopen.

Ralph Josselin • 12 januari 1651

* Dagboek van Ralph Josselin
* Ralph Josselin (1616-1683)

Jan: 12. This week past the Lord was good to me and mine for soul and body in outward mercies, good in giving me an insight into my estate and condition and in a heart to eye him as my chief joy, the lord good in my dear wife , who is somewhat better than formerly apprehends she breeds, oh that my heart could delight in thee, let it not be shut up nor my heart straightened towards thee I entreat thee oh my god, the Lord was good and merciful to me in the Sabbath, and in the work of the day for which I bless his most, holy name, preached on phil. 4. 19. and Rom: 8. 21: liberty from sin and freedom in holiness heard of the death of Mrs Elizabeth King who married Mr Potter , and died in childbed, thy goodnesses to me in mine are great and many teach me to value them.

[ongeredigeerde vertaling door ChatGPT]

12 januari:
Deze week is de Heer goed geweest voor mij en de mijnen, zowel voor onze ziel als ons lichaam, in uiterlijke zegeningen. Hij was goed door mij inzicht te geven in mijn staat en conditie, en door mij een hart te geven om Hem te beschouwen als mijn hoogste vreugde. De Heer is goed geweest voor mijn dierbare vrouw, die enigszins beter is dan voorheen. Ze vermoedt dat ze in verwachting is. Oh, dat mijn hart in U vreugde zou kunnen vinden! Laat mijn hart niet gesloten zijn of verkrampt tegenover U, ik smeek U, o mijn God.
De Heer was goed en genadig voor mij op de Sabbat en in het werk van die dag, waarvoor ik Zijn meest heilige naam zegen. Ik heb gepreekt over Filippenzen 4:19 en Romeinen 8:21: bevrijding van de zonde en vrijheid in heiligheid. Ik hoorde van het overlijden van mevrouw Elizabeth King, die met meneer Potter was getrouwd en tijdens de bevalling is gestorven. Uw goedheid jegens mij en de mijnen is groot en talrijk; leer mij deze op waarde te schatten.

Arnold Bennett • 11 januari 1918

Arnold Bennett (1867-1931) was een (destijds bekende) Britse schrijver. Zijn dagboeken staan hier online.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

Comarques, Friday, January 11th.
Marguerite bought a pig at the end of the year. It was a small one, but we have been eating this damned animal ever since, in all forms except ham, which has not yet arrived. Brawn every moming for breakfast. Yesterday I struck at pig's feet for lunch, and had mutton instead. They are neither satisfying nor digestible, and one of the biggest frauds that ever came out of kitchens. All this is a war measure, and justifiable. I now no longer care whether I have sugar in my tea or not. We each have our receptacle containing the week's sugar, and use it how we like. It follows us about, wherever we happen to be taking anything that is likely to need sugar. My natural prudence makes me more sparing of mine than I need be. Another effect of war is that there is a difficulty in getting stamped envelopes at the P.O. [Post Office] The other day the postmaster by a great effort and as a proof of his goodwill, got me £1 worth, which won't go far.
It occurred to me how the war must affect men of 70, who have nothing to look forward to. The war has ruined their ends, and they cannot have much hope.

Comarques, Sunday, January 13th.
I outlined in the bath this morning an idea of a play about a man being offered a title and his wife insisting on his accepting it against his will. Spender told me that such a man had once asked him for advice in just such a problem, and he had advised the man to suppress his scruples and accept the title. Ross said that this would be a good idea for a play, and it is.

[ongeredigeerde vertaling door ChatGPT]

Comarques, vrijdag 11 januari
Marguerite heeft aan het eind van het jaar een varken gekocht. Het was een kleintje, maar we eten dit verdomde dier sindsdien in alle mogelijke vormen, behalve ham, want die is er nog niet. Elke ochtend hoofdkaas bij het ontbijt. Gisteren weigerde ik varkenspootjes bij de lunch en nam ik in plaats daarvan schaap. Ze zijn noch bevredigend, noch goed verteerbaar, en behoren tot de grootste oplichterijen die ooit uit keukens zijn voortgekomen. Dit alles is een oorlogsmaatregel, en dus gerechtvaardigd. Ik geef nu niet langer om suiker in mijn thee. We hebben elk ons eigen bakje met de suiker van de week, en gebruiken het zoals we willen. Het volgt ons overal waar we iets drinken dat suiker nodig zou kunnen hebben. Mijn natuurlijke zuinigheid zorgt ervoor dat ik zuiniger ben met mijn suiker dan nodig is. Een ander gevolg van de oorlog is dat het moeilijk is om bij het postkantoor aan gestempelde enveloppen te komen. Laatst heeft de postmeester, met veel moeite en als bewijs van zijn goede wil, voor £1 aan gestempelde enveloppen voor me geregeld, maar dat is niet veel.
Het kwam bij me op hoe de oorlog mannen van 70 jaar moet raken, die niets meer hebben om naar uit te kijken. De oorlog heeft hun levenseinde verpest, en ze kunnen weinig hoop meer hebben.

Comarques, zondag 13 januari
Vanmorgen in bad schetste ik een idee voor een toneelstuk over een man die een titel aangeboden krijgt en wiens vrouw erop staat dat hij die accepteert, tegen zijn zin in. Spender vertelde me dat zo’n man hem ooit om advies had gevraagd bij precies zo’n probleem, en dat hij de man had aangeraden zijn bezwaren te onderdrukken en de titel te accepteren. Ross zei dat dit een goed idee voor een toneelstuk zou zijn, en dat is het ook.

donderdag 9 januari 2025

Wies Roosenschoon • 10 januari 1958

Wies Roosenschoon (1929-2015) was lerares Nederlands met een passie voor literatuur. In Tirade zijn dagboekfragmenten van haar gepubliceerd.

januari 1958
Elvis Presley
Een middagvoorstelling in Rembrandt. Jongetjes van 10 tot 25: gymnasiumjochies en slagers-knechts, chewing, meisjes van ‘Wij zijn zeventien’, een soort dierentuin. Er wordt geroepen en gefloten, rijtjes jongens verhuizen om met onverschillige gezichten naast bepaalde meisjes te gaan zitten. Apen die op hun buik overglijden naar een stoeltje voor hen. En in de pauze neemt iedereen een chocolade-ijsje, pooier of geen pooier. De tunes bij de reclame worden meegezongen. En daar zit je met je goeie gedrag. Dan gaat het beginnen. ‘Hij’ sjeest binnen in een vehikel zonder motorkap. Een zucht gaat door de jonge garde: ‘Daar is ie.’ Achterover allemaal. Nou kunnen we gerust zijn.

Wat je dan ziet... Een slappe knul van een jaar of zeventien met een vreselijk dom achterhoofd, een onmiskenbaar arbeiderstype. Jammer dat ik niet kan horen of hij beschaafd Amerikaans spreekt. Een jongen met een nare, scheve grijns, een vuil hemd en nog vuilere blue jeans waar lange benen uit steken. En met die benen zingt hij. Die benen beginnen al voordat hij eigenlijk met zingen is begonnen. Orgastisch zingen. Hier staat Amerika in zijn hemd.

Een foto in de krant: Françoise Sagan, wie de oude Jean Cocteau met het profiel van een grauwe havik de hand kust. Gala-avond van haar ballet in Monte-Carlo, waarvan verschillende gedeelten eigenlijk beneden de drempel der vertoonbaarheid vallen volgens sommige recensenten. Het ballet gaat o.a. naar Londen en Parijs. Arme donders.

En ondertussen strooit Chris Bos vanuit zijn verlichte hemellift in de Domtoren handenvol carillontonen uit over het preutse Utrecht - en maakt de wereld in één adem wijd en vertrouwd.

Theo.
‘En dan kruip ik een hele ochtend lang rond tussen de glibberige kleiklompen van een hellinkje waar een straaltje water neersiepelt tussen de blote wortels van een boom. Heel fijntjes hangen de haarworteltjes in het water. En ik kruip er een middag rond. En ik denk: morgen dan maar. Je komt thuis met de beste plaat nog in je hoofd.’

woensdag 8 januari 2025

Jeroen Krabbé • 9 januari 1984

Jeroen Krabbé (1944) is een Nederlandse acteur en schilder. In 1984 hield hij vanwege zijn rol in een tv-serie over Willem de Zwijger een week lang een 'Hollands Dagboek' bij voor NRC Handelsblad. In die week was hij ook alweer aan het repeteren voor de theaterproductie 'Anne Frank'.

Maandag
Lichtelijk verlept type met klein gebrek aan rechterschouder zoekt rustig werk, liefst thuis, is mijn eerste gedachte vandaag. De auto voor dag en dauw naar de garage gebracht. Vandaag begin ik om 10 uur met 'mijn kinderen' Jip (Anne), Wilka (Margot) en Frank (Peter). Werken met ze is fantastisch, maar de moeilijkheid is om in stand te laten wat ze zelf hebben, en het ze toch zó bewust te maken dat 't met dezelfde onbevangenheid steeds maar weer opnieuw gespeeld kan worden.
Tegen 11 uur lopen we het tweede bedrijf door. De moed zinkt me in de schoenen. Zou dit ooit nog goed komen? Na de lunch (± 3 min.) schiet het vuur er weer in, en doen Nellie (mevr. Van Daan) en Adriënne (mevr. Frank) plotseling wonderbaarlijk mooie dingen. Iedereen wordt erdoor meegenomen. Vincent Mentzel neemt zijn foto voor dit dagboek op het moment dat ik van de rep. naar de taxi loop die me komt halen om in Bussum Cinevisie te gaan opnemen. Ik ben daarin ditmaal de hoofdpersoon. Een hele eer, omdat ik dit programma van Cees van Ede als beste van alle filmprogramma's beschouw. Tot mijn verbazing hoor ik dat 't volgend seizoen verdwijnt... Zouden ze gek zijn geworden bij de NOS? Je ziet maar weer hoe noodzakelijk zo'n evt. 3de Net kan zijn! Een leuk gesprek van meer dan een uur, waaruit Cees 20 min. moet halen... Eigen schuld, dikke bult. 's Avonds komt Eelka (prod. secretaresse Anne Frank) met reisschema voor Avoriaz (gaat dus door!) en allemaal zaken betreffende de produktie. Ze is haar gewicht in goud waard. Ik ga maar 's in bad, en daarna in bed wat tekst leren. Zoals meestal val ik onmiddellijk in slaap. Gelukkig word ik door mijn topvriendin Winnie wakker gebeld. Het gesprek verloopt zo geanimeerd dat ik na afloop klaarwakker ben. Zoals meestal in dat soort gevallen krijg ik gelijk honger. Ik doe een ongeremde aanval op de ijskast.

dinsdag 7 januari 2025

Hielke de Haan • 8 januari 1945

• In januari 1945 heeft onderwijzer Hielke de Haan (1911-1986) tien dagen doorgebracht in Cel 11 van het Huis van Bewaring te Leeuwarden. Hij heeft in die cel een dagboek bijgehouden, geschreven op de toen verstrekte dunne velletjes papier voor de toiletemmer.

Maandag 8 januari 1945
Nu ga ik eens vertellen hoe we hier de dag doorbrengen. Elke morgen om half acht gaat de bel. Dan is het: bedden opruimen – wassen en eten. In de regel dan al snel 2x luchten, ongeveer 2 x 20 minuten, met een tussenpoos van een kwartier.

Als het ons lukt wordt voor het luchten eerst de vloer geveegd. Dan kan tijdens het luchten het stof ‘bezinken’. Na het luchten heeft ieder zijn bezigheden. We hebben hier een damspel – achtergelaten door de heer Volkers. Verder krijgen we 2x per week een boek – dat betekent voor ons 10 boeken per week. Ook moeten we ons nog tijdig scheren en dat is hier erg omslachtig. En zoo, met lezen, dammen, praten en een beetje lopen enz. brengen we de dag door.

En dan het eten niet te vergeten. Twee keer per dag krijgen we ‘kuch’ met een kopje melk – flink verdund. Zo’n ‘kuch’ is zowat 12 cm lang – men kan er 10 stukjes van snijden. Het rantsoen boter is zo ongeveer een ½ ons per week. Dat is al met al niet veel en als we geen pakjes van thuis kregen, dan was het voor veel hongerige jongemannen te weinig. Daarom zijn we zo gesteld op een pakje, want zo krijgen we tussen de gewone maaltijden nu en dan ook eens een hapje.

En het warme eten? 4x per week ‘soep’. 2x daarin groene erwten, 2x met wat gort en gehakt. Dat smaakt niet slecht. We krijgen ook niet te weinig. Ik kan het tenminste nooit op, maar het bevat minder dan thuis. En de andere 3 dagen krijgen we rats. Genoeg, maar wat te weinig zout en vet.
Van thuis kreeg ik vandaag een pakje met scheergerei, een laken – schoenen en dergelijke. Later op de dag nog wat eten van thuis en een Nieuwe Testament waarom ik had gevraagd. Ook een briefje van Tine waar ik erg blij mee was.

We hebben vandaag onze cel schoongemaakt – gedweild – afgestoft – en het losse stro heeft plaats moeten maken voor twee stromatrassen. Oostra werd vandaag verhoord. Dat was niets voor hem. Toen hij terugkwam was hij zo beroerd als wat – ging met zijn hoofd op de tafel liggen en wilde niets zeggen.

En toch hadden ze hem niets aangedaan. Maar als een zuinige boer zo’n 2 -3 duizend wordt ontnomen, dan gaat dat je door merg en been. Met wat water en een stukje brood probeerden wij hem er weer wat bovenop te helpen.

maandag 6 januari 2025

Italo Svevo • 7 januari 1896

Italo Svevo (1861-1928) was een Italiaanse schrijver. In 1896 hield hij enige maanden een dagboek bij, op verzoek van zijn toekomstige echtgenote, Livia Veneziani (1874-1957). 

7 januari 1896
9½ uur v.m.
Natuurlijk herinner ik me bij het wakker worden noch het gezicht noch de liefde van Livia. Soms moet ik om me het een zowel als het ander te binnen te brengen de foto zien die daar rustig is blijven toekijken terwijl ik sliep. En dan wordt de rust van het ontwaken eensklaps verbroken door de herinnering aan het leven, aan het hele leven, en tegelijkertijd bestormt me de volle vreugde van het bezit en de ongerustheid die mijn liefde altijd begeleidde en zal begeleiden. Vervolgens roep ik me alle gesprekken voor de geest die ik de vorige dag in jouw gezelschap heb gevoerd of alleen maar woordloos, tegen jou naast me, om mezelf gerust te stellen, en als ik opsta fluit ik Wagner, de musicus van de liefde en van de smart, maar ik voel daarbij alleen de eerste. Ik ga de deur uit met mijn hoed zwierig op mijn hoofd en... een sigaret in mijn mond. Arme Livia! Elk genoegen en elk ongenoegen dat je me geeft doet mijn keelontsteking toenemen.

10 januari 1896
4 uur 7 minuten
Nee ik wacht niet tot morgen met je te schrijven. Vandaag (nog steeds 10) is me iets overkomen waar ik diep van onder de indruk ben. Al denkend aan jou heb ik bijna 24 uur lang niet gerookt. Als je lief, heel lief bent neem ik me nu, steeds aan jou denkend, opnieuw voor, me van al mijn slechte gewoonten te bevrijden en een echtgenoot voor je te worden zoals je die verdient, eeuwig en evenwichtig minnaar die niet tegen je zeurt, die niet aan je twijfelt.

zondag 5 januari 2025

Martien Zilessen • 6 januari 1948

Dagboek van dienstplichtig soldaat Martien Zilessen (1926-1988) uit Groesbeek tijdens zijn verblijf in Nederlands-Indië in de periode 1947-1950.

6 januari 1948
’s Avonds kwam den Sergeant ons zoeken, want we moesten zo vlug als ’t kon ons aankleden en naar de boot, want in een kampong hier tien kilometer vandaan, zouden 150 “kloppers” [ws. 'ploppers'] zitten. Die zouden we dan weg moeten jagen of afmaken. Toen wij op den boot stonden te wachten op de Sergeant en den Majoor hoorden we een schot. ’t Was den sten (= Engelse stengun) van den Majoor die van zijn schouder gleed en op de grond viel en afging. Een zekere van Gemert, die erbij stond kreeg de kogel door zijn arm en door zijn zij, maar ’t is gelukkig goed afgelopen. Ze hebben hem met de boot naar Iepel gebracht, en vandaar naar het hospitaal. Ze zeggen dat de kogel geen been (= bot) heeft geraakt. We moesten toen van de boot af, en zijn niet naar de “kloppers” gegaan, maar overal in de kampong in stelling gaan liggen tot ’s morgens 4 uur. Toen hebben we koffie gedronken en daarna met de boot over de rivier gezet, en vandaar op weg gegaan. We moesten over verschillende kleine riviertjes, waar dan een boom over lag. Maar door het wassen van het water, lagen die bijna allemaal onder water en moesten we er maar over zien te komen, maar dat viel nogal mee. Na een paar uurtjes te hebben gelopen, kwamen we bij een kampong dicht bij die waar de “kloppers” zouden zitten. Daar zijn we in linie doorgetrokken, maar er was niets te zien. We zijn toen verder gegaan naar de andere kampong. Toen we daar aankwamen, hebben we ons heel stil opgesteld in linie, want we dachten zeker dat we vuur zouden krijgen. We zijn er toen weer in linie doorgetrokken maar er viel geen schot. En er waren ook geen “kloppers” te zien. We hebben toen nog een dik uur in die kampong gerust. In die tijd kwam er een boot aan uit Moeara Teladang om ons op te halen.

Robert Falcon Scott • 5 januari 1911

Robert Falcon Scott (1868–1912) was een Brits marineofficier en ontdekkingsreiziger, die beroemd is geworden als leider van twee expedities naar Antarctica. Tijdens zijn tweede expeditie kwam hij samen met zijn vier metgezellen om het leven. Het onderstaande fragment komt uit zijn expeditiedagboek.

[ChatGPT-vertaling onderaan]

Thursday, January 5.--All hands were up at 5 this morning and at work at 6. Words cannot express the splendid way in which everyone works and gradually the work gets organised. I was a little late on the scene this morning, and thereby witnessed a most extraordinary scene. Some 6 or 7 killer whales, old and young, were skirting the fast floe edge ahead of the ship; they seemed excited and dived rapidly, almost touching the floe. As we watched, they suddenly appeared astern, raising their snouts out of water. I had heard weird stories of these beasts, but had never associated serious danger with them. Close to the water's edge lay the wire stern rope of the ship, and our two Esquimaux dogs were tethered to this. I did not think of connecting the movements of the whales with this fact, and seeing them so close I shouted to Ponting, who was standing abreast of the ship. He seized his camera and ran towards the floe edge to get a close picture of the beasts, which had momentarily disappeared. The next moment the whole floe under him and the dogs heaved up and split into fragments. One could hear the 'booming' noise as the whales rose under the ice and struck it with their backs. Whale after whale rose under the ice, setting it rocking fiercely; luckily Ponting kept his feet and was able to fly to security. By an extraordinary chance also, the splits had been made around and between the dogs, so that neither of them fell into the water. Then it was clear that the whales shared our astonishment, for one after another their huge hideous heads shot vertically into the air through the cracks which they had made. As they reared them to a height of 6 or 8 feet it was possible to see their tawny head markings, their small glistening eyes, and their terrible array of teeth--by far the largest and most terrifying in the world. There cannot be a doubt that they looked up to see what had happened to Ponting and the dogs.

The latter were horribly frightened and strained to their chains, whining; the head of one killer must certainly have been within 5 feet of one of the dogs.

After this, whether they thought the game insignificant, or whether they missed Ponting is uncertain, but the terrifying creatures passed on to other hunting grounds, and we were able to rescue the dogs, and what was even more important, our petrol--5 or 6 tons of which was waiting on a piece of ice which was not split away from the main mass.

Of course, we have known well that killer whales continually skirt the edge of the floes and that they would undoubtedly snap up anyone who was unfortunate enough to fall into the water; but the facts that they could display such deliberate cunning, that they were able to break ice of such thickness (at least 2 1/2 feet), and that they could act in unison, were a revelation to us. It is clear that they are endowed with singular intelligence, and in future we shall treat that intelligence with every respect.
[...]


[ongeredigeerde vertaling door ChatGPT]

Donderdag 5 januari
Alle mannen waren vanochtend om 5 uur opgestaan en om 6 uur aan het werk. Woorden kunnen niet uitdrukken hoe geweldig iedereen werkt, en beetje bij beetje komt er orde in het werk. Ik was vanochtend wat later ter plaatse en was daardoor getuige van een buitengewoon tafereel. Zes of zeven orka’s, jong en oud, bewogen langs de rand van het vaste ijs voor het schip; ze leken opgewonden en doken snel, bijna tegen de ijsschots aan. Terwijl we toekeken, verschenen ze plotseling achter het schip en staken hun snuiten uit het water. Ik had wel vreemde verhalen over deze dieren gehoord, maar nooit gedacht dat ze echt gevaarlijk zouden zijn.

Dicht bij de rand van het ijs lag de stalen achterlijn van het schip, waaraan onze twee Eskimohonden vastgebonden waren. Ik dacht er niet aan om de bewegingen van de orka’s hiermee in verband te brengen, en toen ik ze zo dichtbij zag, riep ik naar Ponting, die naast het schip stond. Hij pakte snel zijn camera en rende naar de rand van het ijs om een close-upfoto van de dieren te maken, die op dat moment waren verdwenen. Het volgende moment kwam de hele ijsvloer onder hem en de honden omhoog en brak in stukken. Je kon het ‘dreunende’ geluid horen toen de orka’s onder het ijs omhoog kwamen en het met hun ruggen raakten.

Eén voor één kwamen de orka’s onder het ijs omhoog, waardoor het hevig begon te schommelen. Gelukkig bleef Ponting overeind en kon hij zich in veiligheid brengen. Door een wonderbaarlijk toeval waren de scheuren precies rondom en tussen de honden ontstaan, zodat geen van hen in het water viel. Toen werd het duidelijk dat de orka’s even verbaasd waren als wij, want hun enorme, afschrikwekkende koppen schoten één voor één recht omhoog door de scheuren die ze hadden gemaakt. Toen ze zich tot een hoogte van 2 of 3 meter oprichtten, konden we hun geelachtige kopmarkeringen, hun kleine glinsterende ogen en hun verschrikkelijke tanden zien – de grootste en meest angstaanjagende ter wereld. Het was duidelijk dat ze omhoog keken om te zien wat er met Ponting en de honden was gebeurd.

De honden waren doodsbang en trokken aan hun kettingen terwijl ze jammerden; de kop van een orka moet op zeker moment binnen anderhalve meter van een van de honden zijn geweest.

Wat daarna gebeurde, is onduidelijk: misschien vonden ze het ‘spel’ niet de moeite waard, of misten ze Ponting. Maar de angstaanjagende wezens trokken verder naar andere jachtgebieden, en we konden de honden redden – en, wat nog belangrijker was, onze benzine. Er lag 5 of 6 ton benzine op een stuk ijs dat gelukkig niet van de hoofdmassa was afgebroken.

We wisten natuurlijk al dat orka’s vaak langs de rand van het ijs patrouilleren en dat ze ongetwijfeld iedereen zouden grijpen die in het water zou vallen. Maar het feit dat ze zulke uitgekiende sluwheid konden tonen, dat ze ijs van minstens 75 cm dik konden breken, en dat ze in groepsverband konden handelen, was een openbaring voor ons. Het is duidelijk dat ze beschikken over een opmerkelijke intelligentie, en in de toekomst zullen we die intelligentie met alle respect behandelen.
[...]