woensdag 9 april 2025

Willem Kloos • 10 april 1899

• Begin april 1899 werden Willem Kloos en Jeanne Reyneke van Stuwe verliefd op elkaar. De briefwisseling die in de maanden daarop volgde, is opgenomen in Liefdesbrieven. Hieronder twee brieven van Kloos. Het Literatuurmuseum schrijft er ook over.

Bussum, Villa Parkzicht 
10 April '99

Liefste,
Ik heb sinds gisterenmorgen niets van je gehoord, en ik maak me nu erg ongerust. Is er iets niet in orde? Ik smeek je, trek je niet terug, want dat zou erger zijn dan de dood. Een brief van je, — o, ik smacht er naar. Heb ik misschien iets niet goed gezegd of gevoeld in mijn laatste brieven? O, zeg jij dan maar, hoe het wezen moet, dan zal ik veranderen. Want ik kan niet meer buiten jou! Ik wil alles, alles wat jij wil ...

jouw Willem

••• 

 Bussum, Parkzicht
10 April '99

Ja, nu ik in twee dagen niets van je gehoord heb, nu begin ik mij toch waarachtig zóó verschrikkelijk ongerust te maken. Schrijf mij, smeek ik je, want ik weet niet wat ik denken moet. Ik heb ik weet niet hoeveel brieven al geschreven, en op geen van allen iets vernomen. Vanavond met de post van 8 uur, de, laatste, die hier bezorgd wordt, had ik zóó op iets gehoopt, maar er kwam niets. Ben je ziek? Ben je boos? Schreef ik iets, wat je niet beviel? O, laat toch die onzekerheid ophouden... Zeg me, hoe ik zijn moet, dan zal ik me veranderen, want ik wil alleen zóó zijn, als jij goedvindt. Ik had eerst nog willen wachten tot morgenochtend, of er dan iets komen zou misschien. Laat me niet zoo alleen, want ik ben als een kind in je macht. Bedenk dat toch en heb medelijden met me. Ik stuurde vandaag twee brieven aan je. 

Jouw Willem

dinsdag 8 april 2025

Herman Salomonson (Melis Stoke) • 9 april 1916

Herman Salomonson (1892-1942) was een Nederlandse schrijver en journalist. Onder het pseudoniem Melis Stoke publiceerde hij een dagboek in brieven over zijn tijd als dienstplichtig soldaat, onder de titel Van aardappelmes tot officiersdegen.

9 April, Zondagmorgen.
Zooeven ben ik mijn bad ontstegen; juist is het geklok van het wegstroomend, modderig water, vergorgeld, en als ik mijn eigen slaapkamer betreed, omvangt mij daar de stilte als de mystieke plechtigheid eener sinds lang verlaten abdij. Om zeven uur, twee uren geleden, verliet ik de chambrée, waar de Zondagmorgen aanbrak in feestelijk getier, vol pijnlijke geeuwen echter van mijne vele kamergenoten, wier Zaterdagavond zich in bier en brandewijn ontwikkeld had.
En nog slechts flauwelijk herinner ik mij, hoe zij, bij het avondappèl ietwat waggelend voor hunne stroozakken stonden, vriendelijk lachend tegen den strengen sergeant, met het kennelijk doel daardoor een sympathieken en onschuldigen indruk teweeg te brengen.
Nu ik weer rustig bij mijn eigen haardje zit, overdenk ik deze week, waarin één oogenblik was, waarin de realiteit van onze militaire bestemming doorgeschemerd heeft.
Dat waren vreemde dagen; het was, alsof, naarmate de krijgsgeruchten duidelijker verneembaar werden, al ons doen beteekenis verkreeg.
Het „verspreiden”, dat wij oorspronkelijk als eene moeilijke orde-oefening beschouwd hadden, bleek ons plotseling eene manoeuvre te zijn, om onverwacht invallend vuur te ontkomen; het doodstil liggen op den viezen grond van het exercitie-terrein, met het geweer in de armen, en het hoofd diep weggedoken, eene oefening, die ons tegengestaan had om de noodzakelijk daaraan verbonden bevuiling van handen en tuniek, kreeg opeens de sombere beteekenis van schuilen voor levensbehoud.
En zoo meer.
Het is nu ook een week geleden, dat wij onze stroozakken op den vloer legden, en de kribben naar de nood-logies sjouwden. Men sprak van Duitsche hulptroepen, n.b. Den nacht daarop sliepen wij weinig.
De vloer was hard, en de toekomst ongewis.
Ik herinner mij, hoe een pijnlijke spanning ontstond gedurende den nacht door eene gebeurtenis, die—zonder de alarmeerende berichten der laatste dagen—onopgemerkt gebleven zou zijn.
Op het rangeerterrein voor de kazerne n.l., waar reeds sinds onheugelijke tijden een roode-kruis-trein staat te roesten, was bewegelijkheid. De wagens rammel-bonkten tegen elkander, er klonken hoornsignalen, en stoom siste. Wij lagen allen stil in de donkere chambrée op ons stroo, en luisterden; niemand sprak, doch er was aandacht in de stilte, spanning zelfs, die gebroken werd door gebrom in een hoek: „daar komme wij nog es in terug!”
Niemand antwoordde: ieder hield zich slapende.
En het gerammel en gestoot ging verder...
's Morgens lag een groot stuk spoorbaan bloot, als een akelig gat tusschen de nog restende wagons.

maandag 7 april 2025

Dang Thuy Tram • 8 april 1968

Dang Thuy Tram (1942-1970) was een Vietnamese arts. Haar dagboek kwam pas lang na haar dood en na de Vietnam-oorlog boven water. Het is in het Nederlands vertaald als Dagen van vuur (door Marion Drolsbach).

8 april 1968
Blindedarm verwijderd onder gebrekkige verdoving. Ik had alleen een paar armzalige flesjes novocaïne tot mijn beschikking, maar de soldaat heeft tijdens de hele ingreep niet één keer gekreund. Hij glimlachte zelfs bemoedigend naar me. Toen ik dat geforceerde lachje zag op zijn lippen die bleek waren van vermoeidheid, voelde ik diep met hem mee.
Hoewel zijn blindedarm niet was geperforeerd, constateerde ik tot mijn spijt een infectie in zijn buikholte. Nadat ik een uur lang vergeefs naar de oorzaak had gezocht, kon ik hem alleen maar met antibiotica behandelen, een katheter inbrengen en de wond sluiten. Een draaikolk van emoties bracht me van mijn stuk: de zorgen van een arts en het mededogen en de bewondering van een kameraad voor deze soldaat.
Ik streek het haar van zijn voorhoofd en wilde zeggen: als ik mensen zoals jij niet eens kan genezen, zal dit verdriet nooit uit mijn medische loopbaan verdwijnen.

zondag 6 april 2025

Emma Thompson • 7 april 1995

Emma Thompson (1959) is een Britse actrice. In 1995 hield ze een dagboek bij tijdens de opnames van Sense and Sensibility, een film naar het boek van Jane Austen, van regisseur Ang Lee.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

FRIDAY 7 APRIL: Shepperton Studios house the production offices and rehearsal rooms. We are working on one of the smaller stages where, last year, we filmed some interiors for [de film] Carrington. Rehearsals with Gemma [Jones] and Kate [Winslet]. Both surprised to find that Ang begins with meditation and exercises — this is not usual. We sit on cushions and breathe. We massage each other's pressure points. It's very painful. Loud screams, particularly from Winslet.
I'm still doing rewrites in the evenings — small points to do with location and honing dialogue. There's always something. We're asked to do written homework for Ang. This is also unusual. he wants character studies and sets a list of questions, mostly addressing background and `inner life'. Inner life is very important to him. Some actors react well to this, some don't. But we all do it. Imogen Stubbs (Lucy Steele) wins prize for best effort in the form of a letter to Elinor from Lucy some years after their respective marriages (see Appendices). Before casting began I remember saying to Ang that nothing mattered more than that every actor be funny. Very witty cast.
Our session with Jane Gibson (movement duenna and expert on all manners historical) is both revealing and rewarding. We learn the root and meaning of the bows and curtsies — or reverences, as Jane calls them. As you enter a room you `cast a gladdened eye' about you. Beautiful phrase. It has boiled down over the centuries to mean a come-on. I remember my father once saying in a restaurant where I was flirting outrageously with one of the waiters, 'Stop giving that young man the glad eye.'
The bow is the gift of the head and heart. The curtsy (which is of course a bastardisation of the word 'courtesy') a lowering in status for a moment, followed by recovery. She speaks of the simplicity and grace of the time, the lack of archness. The muscularity of their physique, the strength beneath the ease of movement. She reminds us that unmarried women would not necessarily have known about the mechanics of sex. We search for a centre of gravity. Everyone suddenly feels clumsy and ungainly. As Jane says, we don't know how to behave any more.
Hugh Grant breezes in after last night's premiere of An Awfully Big Adventure, in Timberland boots and specs, a blue shirt. Repellently gorgeous, why did we cast him? He's much prettier than I am. It is Ang's first rehearsal with Hugh. He admits to being nervous — they both light up cigarettes. I watch, smugly non-smoking, but am soon to return to my old habit of rolling up my own. Hugh: 'The moral of film-making in Britain is that you will be fucked by the weather.'
Ang says it's the only thing worrying him. His sang-froid is extra-ordinary. I think I must take up t'ai chi.
Cloudy. We shoot make-up and hair tests. My hair looks too red, Kate's make-up not quite right. We shoot more tests and solve the problems. Libbie Barr, continuity (Scottish, sparky, vast collection of outré earrings), clanks away on an ancient typewriter. We work on with Jane Gibson. She's deliciously fierce with us. My concave chest is expanding outwards little by little.

Vertaling ChatGpt:

VRIJDAG 7 APRIL: Shepperton Studios herbergt de productie­kantoren en repetitieruimtes. We werken op een van de kleinere podia waar we vorig jaar enkele interieurs opnamen voor Carrington [de film]. Repetities met Gemma [Jones] en Kate [Winslet]. Beiden zijn verrast dat Ang begint met meditatie en oefeningen — dit is niet gebruikelijk. We zitten op kussens en ademen. We masseren elkaars drukpunten. Het is erg pijnlijk. Luid geschreeuw, vooral van Winslet.
’s Avonds blijf ik herschrijven — kleine dingen met betrekking tot locaties en het verfijnen van dialogen. Er is altijd wel iets. We krijgen huiswerk van Ang. Ook dat is ongebruikelijk. Hij wil karakterstudies en stelt een lijst vragen op, vooral gericht op achtergrond en het ‘innerlijke leven’. Innerlijk leven is heel belangrijk voor hem. Sommige acteurs reageren hier goed op, anderen minder. Maar we doen het allemaal. Imogen Stubbs (Lucy Steele) wint de prijs voor beste poging in de vorm van een brief aan Elinor van Lucy, enkele jaren na hun respectieve huwelijken (zie Bijlagen). Voordat de casting begon, weet ik nog dat ik tegen Ang zei dat niets belangrijker was dan dat elke acteur grappig moest zijn. Zeer geestige cast.
Onze sessie met Jane Gibson (bewegingscoach en expert in alle historische manieren) is zowel onthullend als waardevol. We leren de oorsprong en betekenis van buigingen en reverenties — of ‘eerbewijzen’, zoals Jane ze noemt. Wanneer je een kamer binnenkomt, ‘werp je een verheugde blik’ om je heen. Prachtige uitdrukking. Door de eeuwen heen is die verwaterd tot een versierpoging. Ik herinner me dat mijn vader ooit in een restaurant zei, toen ik opzichtig met een ober aan het flirten was: ‘Hou op met die jongen het verheugde oog te geven.’
De buiging is het geschenk van hoofd en hart. De reverentie (wat natuurlijk een verbastering is van het woord ‘courtesy’) is een tijdelijke verlaging in status, gevolgd door herstel. Ze spreekt over de eenvoud en gratie van die tijd, het ontbreken van gemaaktheid. De gespierdheid van hun lichaam, de kracht onder de ogenschijnlijk moeiteloze beweging. Ze herinnert ons eraan dat ongetrouwde vrouwen niet per se bekend waren met de technische aspecten van seks. We zoeken naar een zwaartepunt. Iedereen voelt zich ineens lomp en onbeholpen. Zoals Jane zegt: we weten niet meer hoe we ons moeten gedragen.
Hugh Grant komt binnenwaaien na de première van An Awfully Big Adventure van gisteravond, in Timberland-laarzen en een bril, een blauw overhemd. Irritant knap — waarom hebben we hem gecast? Hij is veel mooier dan ik. Het is Angs eerste repetitie met Hugh. Hij geeft toe dat hij zenuwachtig is — ze steken allebei een sigaret op. Ik kijk toe, zelfvoldaan als niet-roker, maar zal snel terugvallen in mijn oude gewoonte van zelf sigaretten rollen.
Hugh: ‘De moraal van filmmaken in Groot-Brittannië is dat je genaaid wordt door het weer.’
Ang zegt dat dat het enige is waar hij zich zorgen over maakt. Zijn kalmte is buitengewoon. Ik denk dat ik aan t’ai chi moet beginnen.
Bewolkt. We draaien make-up- en haarproeven. Mijn haar lijkt te rood, Kate's make-up is net niet goed. We draaien meer tests en lossen de problemen op. Libbie Barr, continuity (Schots, pittig, enorme collectie excentrieke oorbellen), tikt driftig op een antieke typemachine. We werken verder met Jane Gibson. Ze is heerlijk streng voor ons. Mijn ingevallen borstkas zet langzaam beetje bij beetje uit.

J.J. Voskuil • 6 april 1981

• Schrijver en volkskundige J.J. Voskuil (1926-2008) hield in 1981 een dagboek bij van twee reizen naar Frankrijk.

4 april
5 april

MAANDAG 6 APRIL
We lopen naar de brug, door het centrum. Ik voel me nog slap, maar de verkoudheid lijkt over haar hoogtepunt heen. Het is zonnig, een vage zon. Voorjaar. We klimmen aan de andere kant van de Rhône een weg tussen villa's in, met in de tuinen cactussen en cipressen. De weg slingert wat, komt bij de autoweg, buigt weer af en bereikt Les Angles, een dicht op elkaar gedrukt hoopje Provençaalse huizen in de zon, met daarachter een karakterloos buitenwijkje en onmogelijk brede, bermloze, geasfalteerde straten. We steken de weg over, lopen door een kleine rimboe met steeneikjes, jeneverbessen, liguster en veel stenen, komen weer bij de weg terug en zijn zo de hele ochtend bezig in een rommelig, heet land, tot we eindelijk definitief de snelweg over kunnen en langs een sloot met hoge populieren door het vlakke land aan de voet van de heuvels lopen. Weer een weg, een zijweg, en dan eindelijk een pad de heuvels in. Een onoverzichtelijk land, dichtbegroeid met lage, stekelige struiken en daartussen een wirwar van paadjes. Het is warm, maar we raken toch op ons gemak. Het is ook stil, zelfs geen vogels. Plotseling zien we de Rhône weer en de pijp van de kerncentrale. Aramon. Hôtel Les Platanes. Een niet zo geweldig boerenhotel. We zitten een uur in de tuin tussen een stuk of vijf spelende kinderen, die af en toe komen laten zien wie ze zijn. Daarna lopen we door het stadje. Een half ingestort kasteel met daaromheen vervallen, bochtige straatjes en een esplanade die door een hoge muur beschermd is tegen de Rhône. Veel zwerfkatten, veel Algerijnen. Het is een zachte, stille avond. We lopen langzaam en zijn tevreden.
Het eten is abominabel: boontjes die naar zeep smaken en een biefstuk die meer zeen dan bief bevat.

Deborah Bradley • 5 april 1968

Deborah Bradley was Assistant Professor of Music Education, en publiceerde in 2005 dit dagboekfragment.

 Friday, April 5, 1968
What an awful day! I don’t want to be here at all. Someone shot Martin Luther King, Jr. last night in Memphis. Everybody at school is crazy today. Some people are laughing and making jokes about him; some people are saying they are glad he is dead. I can’t stop crying. What makes anyone think that killing someone is a good way to solve a problem? Just when I thought maybe white and black people in this country were beginning to learn to get along with each other, someone kills Martin Luther King. Now what is going to happen? I bet whoever is responsible will try to convince us all that Rev. King was shot by one crazy person acting all alone. Maybe it’s possible. I wonder if I’ll ever find out who really killed John Kennedy? I probably could believe Lee Harvey Oswald did that all by himself except that I watched him executed on live TV. I remember my dad saying exactly that as we watched Oswald bleeding: “if he dies we’ll never know the truth.” He died.

I had a really hard time concentrating at school today. I wish my mom hadn’t made me go – she knew I was upset but she thought going to school would take my mind off Rev. King’s assassination. She doesn’t realize how rotten a place school can be sometimes. If it weren’t for chorus and my music theory class I would absolutely hate it. . . . .Oh well, only two more months until we graduate. . . . I guess I can stand it that much longer.

donderdag 3 april 2025

Jiddu Krishnamurti • 4 april 1975

Jiddu Krishnamurti (1895-1986) was een Indiase spiritueel leraar. Op latere leeftijd publiceerde hij een boekje met dagboeknotities.

4 april 1975
[...] Als je het kontakt met de natuur verliest, verlies je het kontakt met de mensheid. Als er geen band is met de natuur word je een moordenaar; je vermoordt dan zeehondjes, walvissen, dolfijnen en mensen uit winstbejag, als 'sport', om voedsel of om kennis. De natuur wordt dan bang voor je, trekt haar schoonheid terug. Je kunt lange boswandelingen maken of op prachtige plaatsen kamperen, maar je bent een moordenaar en verliest daardoor hun vriendschap. Waarschijnlijk heb je nergens een relatie mee, niet met je vrouw of je man; je hebt het veel te druk met winst en verlies, met je eigen privé-gedachten, genoegen en pijn. Je leeft in je eigen duistere isolement en ontsnappen eraan leidt tot nog grotere duisternis. Je bent geïnteresseerd in overleven op korte termijn; achteloos, gemakzuchtig of gewelddadig. Duizenden sterven van de honger of worden afgeslacht door jouw gebrek aan verantwoordelijkheid. Je laat het besturen van de wereld over aan leugenachtige en corrupte politici, de intellectuelen, de experts. Omdat je niet integer bent, bouw je een maatschappij op die immoreel is, oneerlijk, een maatschappij gebaseerd op louter eigenbelang. En vervolgens ontvlucht je al deze dingen waarvoor jij alleen verantwoordelijk bent, naar stranden, naar bossen of je loopt met een geweer rond voor de 'sport'. Misschien weet je dit allemaal, maar weten brengt geen transformatie in je teweeg. Pas als je dit gevoel van totaliteit hebt, zal je in relatie staan met het universum.

woensdag 2 april 2025

Johan Goerée d'Overflacquée • 3 april 1918

• Onder het pseudoniem Johan Goerée d'Overflacquée schreef Haagsche Post-eigenaar/hoofdredacteur S.F. van Oss (1868-1949) gedurende twee jaar een dagboek, waarin de dagelijkse beslommeringen van een "welgekleede hagenaar van goeden huize" worden afgewisseld met diens visie op de wereldgebeurtenissen.

Dinsdag 2 April
[...] Aldus ter Witte; waar iedereen met groot leedwezen gesproken over het plotselinge overlijden van Mr. De Beaufort; een staatsman van den ouden stempel, aristocraat in alles, gelijk er helaas niet velen in de Kamer overblijven. En de Kol. Bulders danig gescholden op Hindenburg, die volgens hem het geheele offensief verbroddeld door een verkeerd punt te kiezen voor den aanval ; en zeide verder er nooit een oorlog geweest met zooveel gemodder aan weerszijden.

Woensdag 3 April.
Brief van Amalia, 8 pag., waarover mijn vrouw een huilbui; maar het blijde nieuws dat Tante haar ƒ 1000 beloofde voor haar uitzet, alsook een antieke kast . En gisteren gezien hebbende dat mijn ponden slechts ƒ 10.08, na de koffie zeer ongerust naar Mr. Willemse van de bank; en zeide deze zij heden slechts ƒ 9.93, hetgeen hij een financieel phenomeen noemde. Maar kwam daar niet verder mede, en kost die grap mij reeds ƒ 450; en oordeelde Mr. W. dat de daling veroorzaakt door wantrouwen in de Geallieerden, vanwege den schepenroof; maar wist hij niet te adviseeren wat te doen, zoodat ik den knoop doorhakte, en den rommel verkocht . En was dit te meer bitter daar gouden tientjes thans te koop gevraagd boven de ƒ 14 per stuk; en gaat het zoo altijd, hetgeen men heeft zakt, en wat men niet heeft rijst. Verder in stad veel gedoe over den komenden nood; en begint ieder schande te spreken over de tienduizenden vreemdelingen die ons boeltje hier opeten, terwijl hun regeeringen ons niets zenden. Nu ook weer geen kolen meer uit Duitschland; maar vertelde neef Van Munnickhuysen mij in vertrouwen onderhandelingen daarover gaande, denkelijk spoedig met goed resultaat.

dinsdag 1 april 2025

Albert Speer • 2 april 1952

Albert Speer (1905-1981) was een Duits architect en tijdens de naziheerschappij over Duitsland (1933-1945) achtereenvolgens rijksbouwmeester en minister van bewapening. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf; hij hield in die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Spandauer Tagebücher.

2. April 1952
Der amerikanische Direktor [van de gevangenis] hat mitgeteilt, daß er uns zum Korbflechten heranziehen will. Das ist in unseren Augen diskriminierend und mit dem Urteil von Nürnberg nicht zn vereinbaren. Wir sind nicht zu Zuchthaus oder Zwangsarbeit verurteilt.
Nach gemeinsamer Beratung sind wir uns alle darin einig, daß wir hartbleiben mussen. Ich erhalte den Auftrag, meinem Coburger Freund zu schreiben, er solle den Anwalt von Dönitz fragen, ob eine Weigerung Bestrafung rechtfertigen würde oder gar die Aussicht auf eine Amnestie beeintrachtigen könnte.

8. April 1952
Kranzbühlers Antwort traf heute ein: Wir sollten zwar keine Zwischenfälle provozieren, aber Strafen seien für eine eventuelle Amnestie bedeutungslos. Der Anwalt scheint sich über unsere Lage Illusionen zu machen, wenn er uns gleichzeitig mitteilt, es sei wesentlich, daß die Westdirektoren uns als Herren ansehen!

11. April 1952
Als wir heute vormittag aufgefordert wurden, in die Halle zu kommen, um das Korbflechten zu lernen, erklärten wir übereinstimmend, daß uns diese Arbeit ausdrücklich befohlen werden müsse. Aber unter den anwesenden Wartern fand sich niemand, der das Machtwort sprechen wollte. Darauf zogen wir uns wortlos in unsere Zellen zurück und ließen den mürrischen John Hawker mit seinen Weidenruten allein. Hawker war während der letzten Woche ausgerechnet im Irrenhaus Wittenau in die Kunst des Korbflechtens eingewiesen worden. Einige Stunden später teilte uns der amerikanische Direktor mit, daß wir keine Körbe flechten müßten. Der russische Direktor dagegen, der die ganze Idee ursprünglich abgelehnt hatte, änderte angesichts unseres Widerstands seine Meinung: jetzt setzte er alles daran, uns Körbe flechten zu lassen.<268-2016>


Vertaling door ChatGPT

2 april 1952
De Amerikaanse directeur [van de gevangenis] heeft laten weten dat hij ons wil inzetten voor het vlechten van manden. Dit beschouwen wij als discriminatie en het is niet in overeenstemming met het vonnis van Neurenberg. Wij zijn niet veroordeeld tot gevangenisstraf of dwangarbeid.
Na gezamenlijk overleg zijn we het er allemaal over eens dat we standvastig moeten blijven. Ik krijg de opdracht om mijn vriend uit Coburg te schrijven en hem te vragen of het weigeren van deze taak strafrechtelijke gevolgen zou kunnen hebben of zelfs de kans op een amnestie zou kunnen schaden.

8 april 1952
Het antwoord van Kranzbühler is vandaag binnengekomen: hoewel we geen incidenten moeten uitlokken, zouden straffen geen invloed hebben op een eventuele amnestie. De advocaat lijkt zich illusies over onze situatie te maken, aangezien hij ons tegelijkertijd meedeelt dat het essentieel is dat de Westelijke directeuren ons als heren beschouwen!

11 april 1952
Toen we vanochtend werden gevraagd om naar de hal te komen om het mandenvlechten te leren, gaven we gezamenlijk aan dat deze taak ons expliciet opgedragen moest worden. Maar onder de aanwezige bewakers was niemand die het gezag wilde uitspreken. Daarop trokken we ons zonder een woord terug naar onze cellen en lieten we de norse John Hawker met zijn wilgentakken alleen. Hawker was de afgelopen week toevallig naar de krankzinnigengesticht Wittenau gestuurd om de kunst van het mandenvlechten te leren. Enkele uren later liet de Amerikaanse directeur ons weten dat we geen manden hoefden te vlechten. De Russische directeur daarentegen, die het idee oorspronkelijk had afgewezen, veranderde zijn mening na onze weerstand: nu deed hij er alles aan om ons toch manden te laten vlechten.

maandag 31 maart 2025

Charles Castelein • 1 april 1916

• Charles Castelein (1862-1938) was een Vlaamse tramconducteur die tijdens de Eerste Wereldoorlog een onregelmatig dagboek bijhield.

01 april 1916 Sedert 1sten april grammen patatten een kilo voor 5 dagen met een patattekaart. Er zijn geen meer te krijgen voor geen geld. De lieden van Ostende loopen overal om eetwaren buiten de stad. Ieder inwoner heeft nu 3 kaarten, 1 voor brood, 1 voor patatten, 1 voor den Amerikaansche winkel (de cricé). Zit slecht met ons hier. Het eten slaat maar altijd op. Het is al een geheelen tijd hetzelfde. Men heeft ons den 1 april voor de eerste maal patatten gegeven met de rasionkaart 1 kilo voor 5 dagen. den 10 nogmaals en sedert geen meer. De stad had geen meer. t Was gedaan met eten. Weinig brood, geen patatten, geen vleesch. La situation est bonne. Suiker aan 3,50 de kilo, bloem 1,50 de kilo.

1916 Den 20 april t Begint hier te stinken. Alles peperduur, geen patatten, weinig brood, vleesch : geen, bloem 1,50, suiker 3,50 de kilo.

24 april 1916 Den 22 zaterdag, 23 zondag, 24 maandag van 3 uren kwamen vliegers boven de Stad. Er werd op geschoten dat krakte. Veel bommen vielen in het hospital, de vischput, kerkhof en daarrond en alles 14 stuks. Met den 1 Mei worden wij gerationeerd van vleesch : 150 grammen tegen 3,50 den kilo. Nu gaat het 5 fr. de boter 6,25.

26 april 1916 Den 25 april om 9 uren s avonds komen 3 zeppelin van de richting naar Engeland en dezen avond weer.

27 april 1916 Den 27 donderdag zeppelins boven stad naar de djekken Bijna alle nachten vlieger met bommen boven stad. Vanaf 1 mei wordt het uur een uur later, het wil zeggen als het bij ons 10 is het is 12 duitsche tijd. Van s morgens 3 uren onzen tijd mag men op straat tot 9 uren s avonds.

zondag 30 maart 2025

Trui Thöne • 31 maart 1915

• De Nederlandse Trui Thöne (1893-1980) was tijdens WO I een "jonge vrouw uit een gegoede familie" en hield gedurende een deel van de oorlog een dagboek bij.

Woensdag, 31 Maart 1915
’t Geval werd weer gesust; de Duitschers gaan niet te min voort Hollandsche schepen in den grond te boren. In vele gezinnen ontstaan de heftigste oneenigheden over de pro en contra questie. Sommigen leden van ’t gezin zijn dan pro en anderen anti Duitschland. Hetgeen bij elk nieuw bericht reden tot twisten geeft!
Wij zijn het gelukkig allemaal eens (en zeer anti Duitsch, zoals trouwens alle redelijk denkende menschen). Slechts handelsmenschen, die er belang bij hebben en alle zeer conservatieven, de zeer antisocialisten, zijn nog pro Duitsch. Velen echter zijn anti Engelsch.



François van Hoogstraten • 30 maart 1914

• In 1913 kreeg de toen 21-jarige François van Hoogstraten een erfenis en besloot dat geld te gebruiken voor een reis om de wereld. Zijn dagboeken en brieven van die reis zijn gepubliceerd in Gloria Mundi. Eind maart 1914 voer hij van Hawai naar Canada.

Grote Oceaan

30 maart • Nog steeds een sterke deining, nu en dan vallen (en breken) borden, schalen en glazen. Soms was het een ogenblik stil, maar we wisten dat we dan een volgend moment op de top van een golf zouden staan of in een diep golfdal tussen een paar andere golven. Zo ging het de hele dag. Er waren een paar dames, die de hele reis ziek waren, en zich nu nog minder op hun gemak voelden... Toch moedigde de frisse wind het decktennisspel zeer aan, zodat ik mij daar enkele uren mee bezig hield. Een hoog net staat over het dek gespannen (de buitenkant voor out-balls beschermd door een ander net). De spelers gebruiken een ring (geen bal), die telkens met één hand moet worden gegooid en opgevangen (en meteen teruggegooid). De telling is als bij gewoon tennis, meerdere regels voor de manier van gooien, etc. Soms stoot je je vingers gemeen aan de harde touwring, iets dat in de kou geen aangename gewaarwording is. Mijn vingers waren rauw! Twee passagiers, Mr. & Mrs. Fitzherbert, vertelden mij, dat zij de heer en mevrouw Blanken in Nikko en Hongkong ontmoet hadden. Het bleek, dat zij tegelijk met mij in het Miyako Hotel in Kyoto waren. 's Avonds met Dr. Shanasy (een tandarts uit Adelaide, Australië) een plan beraamd om ons beider tickets via Canada in te wisselen tegen een tour door de States, en dan zo mogelijk samen te reizen. Een andere dokter had hem sterk afgeraden om zijn weg via Canada te vervolgen, net nu hij uit de hete tropen kwam. In Canada heerste volgens de radioberichten een kou van 25 tot 40 graden onder nul, alles dik onder de sneeuw. Een alternatief was, eerst nog drie weken in Vancouver blijven om te wennen aan de overgang, en dan pas door Canada te reizen. Dat lokte ons niet. Wij zouden dus proberen ons biljet in te wisselen tegen een reis via San Francisco, Los Angeles, Grand Canyon (!!!), Santa Fé en Chicago.

31 maart • Weer decktennis en quoits gespeeld. Goed weer, maar een zeer koude wind. Een bezoek aan de barbershop gebracht en mijn was (zag er keurig uit) betaald. Tegen de avond ging onze schuit weer meer schommelen en rollen. Prachtige sterrenhemel; ik was blij te zien dat de Grote Beer, Orion etc. weer overeind stonden, en de maan weer aan de 'goede' zijde groeide. Op het zuidelijk halfrond is alles immers omgekeerd... Mijn tassen gepakt voor de aanstaande landing, en mijn laatste zeewaterbad genomen. Die baden bevielen mij uitstekend: koud in de tropen, halfwarm in de kou.

François van Hoogstraten • 29 maart 1914

• In 1913 kreeg de toen 21-jarige François van Hoogstraten een erfenis en besloot dat geld te gebruiken voor een reis om de wereld. Zijn dagboeken en brieven van die reis zijn gepubliceerd in Gloria Mundi. Eind maart 1914 voer hij van Hawai naar Canada.

Grote Oceaan

26 maart • Kalme zee. Gelezen, gewandeld, een paar dekspelen gedaan. Vandaag de Kreeftskeerkring gepasseerd, we zijn dus nu niet meer in de tropen. 's Avonds stak de wind op; het is nu aanmerkelijk koeler aan boord. Tijdens de maaltijden is het soms grappig om aan de lange tafels de verschillende manieren van sinaasappels eten te observeren: de wijze van doorsnijden, pellen, met of zonder hulp van een vork, iedereen doet het weer anders... Ik las in een Canadese krant van 2 maart jl. dat er op de Hollandse kust een Engels schip gestrand was, de Aretic Stream: she became a total wreck...

27 maart • Door de felle wind van gisteren stond er een geweldige deining; zelfs het bovendek ligt onder het schuim van de opspattende golven. Af en toe een regenbui, het is nu fris koud weer. Decktennis is nu een goede oefening in de kou. Ik win nogal vaak, vooral in het single spel. Door de sterke schommeling maakten we de gekste bokkensprongen. Brieven geschreven. Voor 't eerst lopen weer enige heren in hun overjas. In de na-avond werd het schip bedenkelijk heen en weer geslingerd, zodat zelfs de eerste officier het `very rough indeed' noemde. Alles kraakte, vooral de eetzaal.

28 maart • Nog steeds een zeer sterke deining. Het ontbijt is om half negen, maar om half tien was de helft nog niet aanwezig. Desondanks 's morgens en 's middags deckquoits, decktennis en bullboard gespeeld. Er blaast een koude wind, maar we willen toch wat beweging hebben: Enige heren en dames lopen in bontjassen, De deining is nu veel erger dan op de Suva-trip: het hele schip kraakt, en we horen voortdurend de doffe slagen van de golven tegen de scheepswand. Weer weinig mensen aan tafel.

29 maart • Flinke stormwind, ijskoud. Buitengewoon veel deining, veel erger dan gisteren. Op het voordek was de op- en neergaande beweging het sterkst, maar we stonden daar niet lang: een dikke golf deed ons kletsnat vluchten. De spray van de golven sloeg zelfs over de brug en deed plenzen water op het bovendek neerkomen. Je kunt dit toch wel stormweer noemen! Nu kwam tenslotte toch nog het slechte weer dat mij voor deze overtocht voorspeld was. Hoop dat het morgen wat minder ruw is. Het is nu niet mogelijk te schrijven. In Vancouver hoop ik enige brieven te vinden.

donderdag 27 maart 2025

Søren Kierkegaard • 28 maart 1836

Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken (vertaald door Cora Polet).

maart
Alle menselijk leven zou opgevat kunnen worden als één grote conversatie, waarin de afzonderlijke mensen de afzonderlijke bestanddelen van de taal vertegenwoordigen (misschien is dit beeld over te brengen op de naties in hun relatie tot elkaar). Hoeveel mensen zijn niet meer dan adjectieven, tussenwerpsels, conjuncties (adverbia), hoe weinigen substantieven, hoofdwerkwoorden, hoevelen koppelwoorden.
Het is met mensen in relatie tot elkaar als met de onregelmatige werkwoorden in de diverse talen, bijna alle werkwoorden zijn onregelmatig.

woensdag 26 maart 2025

Keith Vaughan • 27 maart 1967

Keith Vaughan (1912-1977) was een Britse schilder. Zijn dagboeken zijn in het Nederlands vertaald door Harry Oltheten, onder de titel Dagboek 1939-1977.

25 maart 1967 Paaszaterdag. H.H. met M. en R. Kwam op woensdag. Van de vorige woensdag tot dinsdagavond de volmaaktste Karezza* ooit. Buitengewoon elan en vitaliteit door de dag heen gevolgd door sessies (elektrisch) van vier tot vijf uren 's avonds. 3 gram Tuinol - perfecte slaap - de volgende dag weer fris. Geen bijeffecten na een milde pijn in de lies die na 48 uur verdween. Ik noteer dit maar om vast te leggen dat dit proces iets unieks en ongelooflijk bevredigends behelst zoals vaak wordt gezegd. Dat ligt vooral in het gevoel datje meester bent over jezelf en in het fantastisch gecontroleerde genot. Het heeft natuurlijk ook te maken met iemands initiële instelling want het werkt niet altijd zo.

27 maart 1967 Vond gisteren een klein wieltje van een stuk speelgoed. Spaken weg, afgebroken, zijn nu nog slechts stompjes - perfecte corona**. Herinneringen aan mijn kindertijd - zelfde vliegwiel voor een masochistisch spelletje. En dit? Had een andere jongen...? Het is een vreemde en ontroerende gedachte. Ik zou graag willen dat het zo was gebruikt. Waarom zou ik de enige zijn geweest? Misschien kwam het wel vaker voor dan je dacht. J.W. 's urethrale fetisj? Had ik hier niet eens over gelezen bij psychiater J. Ik zou zeker gedacht hebben, zoals hij ook deed, dat hij uniek was.


Karezza = Vorm van seksueel verkeer waarin de man niet tot een orgasme wil komen maar zolang mogelijk in de zogenaamde 'plateaufase' blijft verkeren.

Corona = (hier) cockring (corona is de onderrand van de eikel).

dinsdag 25 maart 2025

Simon Vinkenoog • 26 maart 1964

Simon Vinkenoog (1928-2009) was dichter en schrijver. In 1963/'64 hield hij een dagboek bij dat is gepubliceerd als Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte.

donderdag 26 maart 1964 [de dertigste dag]
[...] De man bij de HENO-pasfoto's kommuniceerde vanmiddag met mij als met een twaalfjarige; duizenden mensen passeren wekelijks zijn Roto-Naturel, zes verschillende of gelijke pasfoto's binnen zes minuten gereed (USA-patent), gegarandeerd kleurecht. Hij moet zorgen dat er in de kleine wachtkamer geen verkeersopstoppingen ontstaan, en hoewel het zijn vak is mensen te herkennen, komt hij na elke zes door de machine uitgeworpen foto's in de wachtkamer kijken, of de foto gelukt is, lijkt, verwijst dan de klant naar beneden, waar de winkeljuffrouw de foto's (via een buis omlaagdalend) in een vouwblad met zes raampjes overhandigt. Of hij roept de klant weer in de studio, om de machine de foto over te laten maken. De dir. Studio heno deelt de gefotografeerde dan via een groen strookje op het wettig gedeponeerde verka-verpakkings-systeempapier mee: ‘Indien u niet tevreden bent over deze roto-naturel-opname, onverschillig om welke reden, kunt u onmiddellijk gratis overposeren.’
Men kan zich (‘niet tevreden’) onmiddellijk een ander uiterlijk laten aanmeten; de man let slechts op de hoogte van je hoofd, de afstand, kijkrichting, verder ben je niet te benaderen door de machine waaraan je part noch deel hebt. Ik had me voorgenomen voor de Subud-foto's te glimlachen, bracht het de eerste foto tot een welwillend kijken, werd vervolgens met de hand aangewezen waarheen te kijken: die gele stip, in de lens, naar dat witte bordje, zo bevangen dat ik niet meer de voorgenomen gezichtsuitdrukking de mijne kon maken. Met al mijn weten kan ik geen glimlach opbrengen. Ik weet, slaaf van een machine, een lopende-bandman. Ik mag de foto's van Reineke niet gebruiken, dat ben ik niet’, konstateer ik zelf; ons zijn de Photoshots en de beroepsfotografen, wier naam je amateurfotograafleverancier niet eens kent.
[...]

maandag 24 maart 2025

Joseph Banks • 25 maart 1789

Joseph Banks (1743-1820) was een Engelse natuuronderzoeker en botanicus. Hij maakte deel uit van de eerste expeditie (1768-1771) van James Cook, en hield van die reis een dagboek bij.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

1769 March 25.
Wind continued much the same but more moderate, few or no birds were about the ship but some sea weed was seen by some of the people, only one bed.

This even one of our marines threw himself overboard and was not miss'd till it was much too late even to attempt to recover him. He was a very young man scarce 21 years of age, remarkably quiet and industrious, and to make his exit the more melancholy was drove to the rash resolution by an accident so trifling that it must appear incredible to every body who is not well accquainted with the powerfull effects that shame can work upon young minds.

This day at noon he was sentry at the Cabbin door and while he was on that duty one of the Capts servants being calld away in a hurry left a peice of seal skin in his charge, which it seems he was going to cut up to make tobacco pouches some of which he had promisd to several of the men; the poor young fellow it seems had several times askd him for one, and when refus'd had told him that since he refusd him so trifling a thing he would if he could steal one from him, this he put in practise as soon as the skin was given into his charge and was of course found out immediately as the other returnd, who was angry and took the peice he had cut off from him but declard he would not complain to the officers for so trifling a cause.

In the mean time the fact came to the ears of his fellow soldiers, who stood up for the honour of their Core 13 in number so highly that before night, for this hapned at noon, they drove the young fellow almost mad by representing his crime in the blackest coulours as a breach of trust of the worst consequence: a theft committed by a sentry upon duty they made him think an inexcusable crime, especialy when the thing stole was given into his charge: the Sargeant particularly declard that if the person acgreivd would not complain he would, for people should not suffer scandal from the ill behaviour of one. This affected the young fellow much, he went to his hammock, soon after the Sargeant went to him calld him and told him to follow him upon deck. He got up and slipping the Sargeant went forward, it was dusk and the people thought he was gone to the head and were not convincd that he was gone over till half an hour after it hapned.

25 maart 1769.
De wind bleef vrijwel hetzelfde, maar was gematigder. Er waren weinig of geen vogels in de buurt van het schip, maar sommige mensen zagen zeewier. Er was slechts één bed.
Op deze avond gooide een van onze mariniers zichzelf overboord en werd pas gemist toen het al veel te laat was om hem nog te proberen te redden. Hij was een zeer jonge man, nauwelijks 21 jaar oud, opmerkelijk rustig en ijverig. Het maakte zijn vertrek des te droeviger omdat hij tot deze impulsieve beslissing werd gedreven door een incident zo triviaal dat het ongeloofwaardig moet lijken voor iedereen die niet goed bekend is met de krachtige effecten die schaamte kan hebben op jonge geesten.
Deze dag om 12 uur was hij wacht aan de deur van de hut en terwijl hij die taak uitvoerde, werd een van de dienaren van de kapitein in allerijl geroepen en liet een stuk zeehondenhuid in zijn zorg. Het blijkt dat hij van plan was dit stuk op te snijden om tabakshouders te maken, waarvan hij er enkele had beloofd aan verschillende mannen. Het arme jonge ventje had blijkbaar meerdere keren om een stuk gevraagd en toen hem dit werd geweigerd, had hij gezegd dat als hij zo'n onbeduidend ding niet zou krijgen, hij, als hij zou kunnen, het van hem zou stelen. Dit zette hij in de praktijk zodra het stuk hem werd overhandigd en werd uiteraard meteen ontdekt toen de ander terugkwam. De dienaar was boos en nam het stuk dat hij had afgesneden van hem af, maar verklaarde dat hij niet bij de officieren zou klagen voor zo'n onbeduidende zaak.
Intussen kwam het voorval ter ore van zijn medesoldaten, die de eer van hun compagnie, 13 man in totaal, zo hoog in het vaandel hadden staan dat ze de jonge man voor het vallen van de avond, want dit gebeurde rond het middaguur, bijna gek maakten door zijn misdaad op de zwartste manier voor te stellen als een schending van vertrouwen van de ergste aard: een diefstal begaan door een wachtende soldaat, die ze hem deden geloven als een onvergeeflijke misdaad, vooral toen het gestolen voorwerp hem ter bewaring was gegeven. De sergeant verklaarde met name dat als de benadeelde geen klacht zou indienen, hij dat wel zou doen, want mensen zouden geen schande mogen ondervinden door het slechte gedrag van één persoon. Dit raakte de jonge man diep; hij ging naar zijn hangmat en kort daarna ging de sergeant naar hem toe, riep hem en zei hem hem naar het dek te volgen. Hij stond op en glipte weg; de sergeant dacht dat hij naar de voorkant van het schip was gegaan, en men was er niet van overtuigd dat hij overboord was gegaan tot een half uur nadat het gebeurde.

zondag 23 maart 2025

Geerten Meijsing • 24 maart 1981

Geerten Meijsing (1950) vormde met Kees Snel (1951-2010) het schrijversduo Joyce & Co. Later bleek dat Meijsing vrijwel alleen al hun boeken geschreven had. In Werkbrieven 1968-1981 zijn de brieven die ze elkaar schreven bijeengebracht (plus ook brieven van en aan Frans Verpoorten).

Arsina, 24 maart 1981

Frans, jongen:
Dankjewel voor het toesturen van het eerste stuk uit het Haarlemsch Dagblad; aangezien ik de overige twee stukken niet ontvangen heb, neem ik aan dat je die ook niet hebt opgestuurd. Ik hoorde van Hetty dat je de zaken naar beste kunnen behartigt: erg aardig & leuk; ondertussen ben ik van alle geheimzinnige feestelijkheden rondom Eefje verstoken. Jullie hebben gedrieën ook een soort complot uit tweede hand als buffer opgezet; koffie, diners, casino's en foto's, en ook dat zal allemaal wel aardig zijn.
Ik ben inmiddels behoorlijk in het slop geraakt: ik dacht dat ik het wist, ik weet het allemaal niet meer. Werk kan er niet meer uit mijn vingers komen als de motivatie en elke zin aan het leven ontbreekt; de huur hier is ons zo'n beetje opgezegd, het ontbreekt mij aan de juiste taktiek om wat verloren is weer terug te vinden; niet alleen in artistiek opzicht maar vooral in menselijk opzicht worden mijn inspanningen onderschat en verkeerd bevonden; het onmogelijke kon ik ooit nog wel in mijn werk, maar kan ik niet in het leven tot stand brengen: stormwind tegen en ik ben van harte de mening toegedaan dat het allemaal erg slecht gaat, slechter kan haast niet.
Ik kan niet voor mezelf 'opkomen', derhalve zijn al mijn illusies en vooruitzichten (als jij oud wordt en ooit nog een krant leest zul je merken wie ik was) verspeeld. Ik leef nauwelijks nog van een klein beetje nutteloze en zeer pijnlijke hoop. Maar wat ik moet doen weet ik niet.
Verscheur deze brief meteen na lezing.


Geerten

Albert Camus • 23 maart 1940

Albert Camus (1913-1960) was een Franse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeknotities 1935-1951 is in het Nederlands uitgegeven onder de titel Dagboek (vertaling Halbo C. Kool)

Maart'40 • Wat beduidt dit plotselinge ontwaken — in deze donkere kamer — met de geluiden van een stad die me plotseling vreemd is? En alles is me vreemd, alles, zonder iemand die van mij is, zonder een oord waar deze wonde zich weer kan sluiten. Wat doe ik hier, waarmee rijmen deze gebaren, deze glimlachjes? Ik stam niet hiervandaan — en evenmin van elders. En de wereld is nog slechts een onbekend landschap waarin mijn hart geen steunpunten meer vindt. Een vreemdeling, die kan weten wat dit woord inhoudt.

Vreemdeling, bekennen dat alles me vreemd is. Nu alles goed duidelijk is, dien ik af te wachten en niets te sparen. Ten minste werken ten einde tegelijk de stilte en de schepping te volmaken. Al het overige, heel de rest, is, tests er moge gebeuren, van geen belang.

Meer en meer is de enige reaktie, ten overstaan van de mensenwereld, het individualisme. De mens is voor zichzelf alleen zijn eigen doel. Alles wat men onderneemt voor het algemene welzijn, loopt uit op een mislukking. Zelfs wanneer men het toch wil proberen, is het passend dat te doen met de vereiste minachting. Zich terugtrekken en zijn eigen spel spelen. (Krankzinnig.)

C. Buddingh' • 22 maart 1968

C. Buddingh' (1918-1985) was schrijver en dichter. Hij publiceerde vijf boeken met dagboeknotities.

22-3
Weer twee mooie vangsten. Vanmiddag was ik even op de leeszaal, om iets met de directrice te bespreken, en daar lagen, keurig voor mij klaar, Stratmanns Middle-English Dictionary, de door Bradley herziene en uitgebreide herdruk (van 1891) en Skeats Etymological Dictionary of the English Language, de eveneens herziene en uitgebreide vierde druk van 1909, in deze vorm heruitgegeven in 1935. Toen, omdat het toch een woordenboekenmiddag was, bij Revers ook nog maar The Pocket Dictionary of American Slang gekocht. Een leuk boekje om af en toe eens in te grasduinen en vanzelfsprekend handig bij eventuele vertalingen (ik heb vorig jaar nog geprobeerd een van de grotere te pakken te krijgen, maar dat was toen in herdruk). Een van de aardigste deeltjes die ik op dit gebied heb is - in The Language Library - A Dictionary of Sailor's Slang, van Wilfred Granville. Daar staan heel mooie uitdrukkingen in, als bijv. ‘talk wrist watch: To speak in a high-falutin', la-di-da manner' (er wordt ook nog bij verteld waarom), en ‘Irish hurricane: Flat calm sea.’ Met zulke boekjes kan ik mij lang vermaken. Maar natuurlijk gaat er in dit opzicht niets boven Brewer's Dictionary of Phrase and Fable. Dat is gewoon een van de tien boeken die ik mee zou nemen naar het befaamde onbewoonde eiland.

donderdag 20 maart 2025

Josep Pla • 21 maart 1919

• De journalen van de Catalaanse schrijver Josep Pla i Casadevall (1897-1981) omvatten zo’n 30.000 bladzijden vol dagboekaantekeningen, reisimpressies, invallen en literaire portretten. Het grijze schrift (vertaald door Adri Boon) bestrijkt de jaren 1918-1920, voordat de jonge Pla als dagbladcorrespondent naar Parijs vertrok.

21 maart 1919
In dit land [Spanje] hebben wij een heel rare gewoonte. Wanneer twee personen elkaar op straat tegen het lijf lopen hebben zij elkaar nauwelijks iets te zeggen. Maar eenmaal afscheid genomen komt ons na zeven of acht passen te hebben gedaan een reeks dingen in gedachten waar we degene die we zojuist hebben verlaten dringend van op de hoogte willen stellen. Dan richten we hard schreeuwend, met aanzienlijke stemverheffing, het woord tot hem, daarbij omstandig met de armen zwaaiend. De ander antwoordt ons logischerwijs door ook te schreeuwen en met dezelfde heftigheid te zwaaien. Daar we ondertussen onze weg vervolgen en we dus steeds verder van onze gesprekspartner verwijderd raken, ontaardt de conversatie in een vreselijk geblèr. Ten slotte is de afstand zo groot dat het praktisch onmogelijk is nog iets te verstaan. Dan zegt men met enorme krachtsinspanning: ‘Nou goed, we praten er nog wel over...
De ander antwoordt als een bezetene: ‘Ja, ja, we praten er nog wel over...’
En als we elkaar dan weer ontmoeten, hebben we niets te zeggen.

woensdag 19 maart 2025

Julius Otto v. d. M. • 20 maart 1910

• Julius Otto v. d. M. (1862-?) is een van de anonieme Duitsers van wie een op 20 maart gedateerde dagboekbijdrage is gepubliceerd in de Süddeutsche Zeitung, in de serie 'Und immer wieder Frühling: 100 Jahre Zeitgeschichte in privaten Notizen'.

•• vertaling door ChatGPT onderaan.

20. März 1910
Es ist Sonntag vormittag. Der Postbote mit den Zeitungen und Briefen ist noch nicht da. Daher will ich noch etwas in dies Buch schreiben. Friedel ist gestern Abend aus Coeslin zu den Ferien gekommen. Da er von morgens 6 Uhr bis abends 10 Uhr unterwegs ist, so kann er sich am Tage nach seiner Ankunft von Herzenslust ausschlafen, was denn auch bis zum Mittag meist ausgedehnt wird. Glücklicherweise ist er nach Quarta versetzt. Adi kommt am Dienstag und ist auch versetzt (nach Unter-Secunda).
Der Schnee ist dieses Jahr sehr früh verschwunden. Ende Februar haben wir bereits mit Pflügen angefangen. Nachts ist es jedoch noch recht kalt und die Vegetation daher nicht weiter als in anderen Jahren. Es hilft aber schon sehr, daß wir pflügen können und kommt namentlich mir zugute, da durch den Chausseebau die Herbstarbeiten zurückgeblieben waren.
Kiefern habe ich bereits 300000 gepflanzt und ältere Anpflanzungen nachgepflanzt. Wer weiß, wer in 80 bis 100 Jahren den größten Nutzen haben wird.

20 maart 1910
Het is zondagochtend. De postbode met de kranten en brieven is er nog niet. Daarom wil ik nog wat in dit boek schrijven. Friedel is gisteravond uit Coeslin aangekomen voor de vakantie. Aangezien hij van 's ochtends zes uur tot 's avonds tien uur onderweg is, kan hij de dag na zijn aankomst heerlijk uitslapen, wat meestal tot de middag duurt. Gelukkig is hij overgegaan naar Quarta. Adi komt dinsdag en is ook overgegaan (naar Unter-Secunda).v De sneeuw is dit jaar erg vroeg verdwenen. Eind februari zijn we al begonnen met ploegen. 's Nachts is het echter nog behoorlijk koud, en daardoor is de vegetatie niet verder gevorderd dan in andere jaren. Maar het helpt al veel dat we kunnen ploegen, en dat komt vooral mij ten goede, aangezien de herfstwerkzaamheden waren blijven liggen door de aanleg van de grote weg.
Ik heb al 300.000 dennenbomen geplant en oudere aanplantingen opnieuw aangevuld. Wie weet wie over 80 tot 100 jaar het meeste voordeel hiervan zal hebben.

dinsdag 18 maart 2025

A.F.Th. van der Heijden • 19 maart 1973

A.F.Th. van der Heijden (1951) is een Nederlandse schrijver. In Engelenplaque. Notities van alledag publiceerde hij dagboekfragmenten uit de periode 1966-2003.

Maandag 19 maart 1973. Nijmegen. Op een liefdadigheidsfeest laatst heb ik me laten verleiden tot het bezoeken van eenzame oude mensen. Ik heb mijn handtekening gezet, stom genoeg, en vanavond is het zover. Bejaard echtpaar gezelschap houden.
Rond negen uur mijn nest uit. Ontbijt met beschuitbollen en zachtgekookte eitjes. Dan: Sportfondsenbad-Oost. Schoolkinderen krijgen er zwemles. Gezwommen van kwart voor tien tot kwart voor elf. Met een natte kop op de fiets terug naar Hoogeveldt. Lees het hoofdstuk over Descartes in Russells History...
Marianne op bezoek. Ze brengt een puddinkje voor me mee. Te weinig tijd om te vrijen. Begeleid haar naar Schoevers. Koop op de terugweg fruit en brood. In de tijd die me rest tot aan het college Logica neem ik een bandje met muziek voor M. op. Na het eerste uur ‘verzamelingenleer’ houd ik het voor gezien. Het snoertje van de tv in de keuken is kapot, maar huismeester Van den Bergh heeft geen nieuw. Hutspot met mijn ganggenoten. Koffie toe.
Het bejaarde echtpaar snapt niet goed wat ik kom doen. Vitale oudere mensen, die de hele avond gezellige aanloop hebben van kinderen, kleinkinderen, buren ook. Flessen jonge klare en cognac staan de hele avond op tafel. ‘Och, Lieske, schenk die jongen nog eens in. Studenten hebben het toch al niet makkelijk.’ Ik word verwend, met hapjes ook, alsof ik in geen weken een maaltijd heb gezien. Ze horen me, enigszins meewarig, uit over het studerende bestaan. Ze vinden het maar een eenzaam gedoe, zo ver van mijn familie.
Als ik op de terugweg bij een stoplicht sta te wachten, voel ik iets kouds tegen mijn dij. Ik steek mijn hand in de jaszak: een pakje diepvrieskroketten, daar door de sterk vereenzaamde dame in gestoken. In de andere jaszak een builtje zoute krakelingen. Half een thuis. Laat me niet verleiden tot de kroeg. Half twee onder de wol.

maandag 17 maart 2025

André Van Damme • 18 maart 1951

André Van Damme (1924-2014) wa in de jaren veertig en vijftig militair. Hij werd uitgezonden naar Korea, en hield over die periode een dagboek bij.

18 MAART 1951 (zondag)
De gevormde Patrouille vertrok per boot voor de oversteek van de Han om 08.15 uur. Om 09.12 uur om exact te zijn, hoorden wij plots een geweldige ontploffing, ik vermoedde dat de Patrouille op een mijn was gelopen. lSgt Lochs liep samen met mij als gekken naar buiten. Wij moesten even wachten op een Amerikaanse stormboot om de oversteek te maken en om ons te vergewissen van de toestand aldaar na de ontploffing. Eenmaal aangekomen werd ons vermoeden bevestigd, de toestand was ongelooflijk pijnlijk voor ons. Onze Cie. Commandant was als het ware aan stukken gereten, wij hadden de stoffelijke resten in een tentzeil gelegd. De Amerikaanse kapitein konden wij zelfs niet meer terug vinden, terwijl Lt. Verhaegen meters ver was geslingerd waarbij zijn mantel meer op een zeef leek dan op een kledingstuk, "God zij dank was hij niet ernstig gewond". De andere militairen van de Patrouille waren lichtgewond. Wij hebben Lt. Beaupres dode lichaam (de resten) per stormboot terug gebracht, vervolgens op een jeep gelegd en naar de P.C. van de Cie. gebracht.

N.B. Dit was een dag om nooit te vergeten. Lt. Beaupres was een uitstekend officier en zeer moedig. Trouwens had hij ook deelgenomen als Commando Officier aan de gevechten in Italië-Joegoslavië en Walcheren. Hij was ook bij de eersten om zich aan te melden voor de oorlog in Korea, alhoewel hij een zelfstandig zakenman was in het burgerleven.

De dag van het ganse gebeuren had Padre Van de Goten nog een zielenmis opgedragen waarbij gans de Cie. aanwezig was. Dit vooral had onze Cie. een zware morele deuk gegeven. Wij zullen hem nooit vergeten.

19-20 MAART 1951
Wij rukten verder op, maar er was niets te melden.

22 MAART 1951
Omstreeks 10.00 uur werden wij onder vuur genomen waarbij wij toch twee krijgsgevangenen gevangen namen. Wat later om 12.00 uur werden wij weer onder vuur genomen. De Commandant Poswick, 1 ste Lt. Janssens, 1 ste Sgt. Lochs en ikzelf gingen op verkenning, waarbij er duchtig heen en weer werd gevuurd, hierbij viel onze eerste gekwetste, namelijk soldaat Oderie, Met de hulp van drie soldaten en een USA tank heb ik hem naar de hulpdiensten kunnen brengen. Na een verblijf van enkele maanden hospitaal in Japan was hij gered en kon hij uiteindelijk naar België gebracht worden.

zondag 16 maart 2025

G.K. van het Reve • 17 maart 1959

Uit: Verscheur deze brief. Ik vertel veel te veel. Zijnde de briefwisseling tussen de schrijvers W.F. Hermans en Gerard Reve. Hieronder de brief waarin Reve aangeeft zwaar beledigd te zijn over het opzeggen van de vriendschap door Hermans.

Gerard Reve aan Willem Frederik Hermans, 17 maart 1959

Amsterdam, 17 maart 1959
Oudezijds Achterburgwal 55

Geachte Hermans,
Over uw brief van zo februari l.l. heb ik vier weken beraad in acht genomen, om de kans op een ondoordacht antwoord of een overijlde beslissing uit te sluiten.
Ik gevoel mij door bedoelde brief ernstig gegriefd, terwijl ik niet zie waaraan u het recht zoudt kunnen ontlenen mij op deze wijze te bejegenen.
Ik ontzeg u bij deze voor altijd de toegang tot mijn woning en wens mij voor goed van de omgang met uw persoon te vrijwaren.

Met de meeste hoogachting,
Gerard K Van Het Reve

Sergej Prokofjev • 16 maart 1927

Sergej Prokofjev (1891-1953) was een Russische musicus en componist. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij, waaruit gedeeltes in het Nederlands zijn gepubliceerd onder de titel Dagboek 1907-1933 (vertaling Arie van der Ent). Prokofjev (1891-1953) verliet Rusland in 1918 – om er in 1936 definitief terug te keren. Hij overleed op dezelfde dag als Stalin, een uurtje later.

16 maart 1927
’s Morgens kwam de zus van Gortsjakov langs. De revolutie en de opmars van de bolsjewieken naar het zuiden hadden haar van haar familie gescheiden. Destijds had ze geprobeerd naar Roemenië over te steken, de grensrivier over te zwemmen, maar dat was misgegaan. Nu volgde ze een of andere medische opleiding, had amper te eten en zag er verwilderd en wantrouwig uit, zodat het heel wat vriendelijke woorden kostte om een menselijk woord uit haar te krijgen. Ze bleek vooral bang te zijn na afloop van haar studie ergens naar het platteland te worden gestuurd. Daarom beloofde ik mijn best voor haar te doen bij de heren doktoren uit de directie van de Filharmonie.
[…] Tot nu toe hadden we vergeleken met Kiev in Odessa weinig verwoestingen gezien [...] Maar nu, op weg naar Arkadia, kwamen we juist op de boulevard waarlangs de bolsjewieken destijds hadden aangevallen en waar de artillerie van beide kanten te keer was gegaan. Hier lagen heel veel destijds buitengewoon deftige huizen en villa’s in puin. [...] Op het station werden we uitgezwaaid door min of meer dezelfde mensen die ons afgehaald hadden, hoofdzakelijk doktoren, omdat het OFG (Odessitisch Filharmonisch Genootschap) om een of andere reden onderhouden wordt door doktoren. Ook Gortsjakova was er, met een bosje viooltjes, en ik vertrouwde haar toe aan de zorgen van doktor Sigal, een van de invloedrijke leden van de medische organisatie, die vanzelfsprekend bereid was alles voor me te doen en later niets voor haar bleek te hebben gedaan.

Eleanora Mary d'Anethan • 15 maart 1894

• Eleanora Mary Haggard d'Anethan (1860-?, de zus van de romanschrijver Henry Rider Haggard) was de vrouw van baron Albert d'Anethan, die 17 jaar de Belgische afgezant in Japan was. Mary hield gedurende het grootste deel van die tijd een dagboek bij: Fourteen years of diplomatic life in Japan.

[vertaling door ChatGPT onderaan]

March 15, 1894. — We went in the early afternoon to witness the fencing in the Exercise Hall at the Palace. It was a curious and extremely exciting exhibition. The fencers were dressed in a species of divided skirt, and were protected by helmets, visors, and breast-plates, while the couples facing each other hammered away with all their might and main, using split bamboo staffs for the operation. There were also trials of skill between men with wooden swords and men with staffs and lances. It was very amusing and exciting, and these uncanny-looking objects showed wonderful agility and strength. All the time they were fighting and banging away at each other they uttered the most hideous sounds, a sort of war-cry, which sounds seemed to me far more alarming than the blows exchanged. We were the guests of M. Sannomiya, and Mr. and Mrs. Saxton Noble and Captain Münter were also there. We went on later to call on the ladies of the Palace, as it was their reception day, and all these ladies of the Empress receive together.


15 maart 1894 — We gingen in de vroege middag naar de Oefenhal in het Paleis om een schermdemonstratie bij te wonen. Het was een merkwaardige en buitengewoon opwindende vertoning. De schermers droegen een soort gespleten rok en waren beschermd met helmen, vizieren en borstplaten, terwijl de tegenover elkaar staande paren er met volle kracht op los sloegen met gespleten bamboestokken. Er waren ook vaardigheidsproeven tussen mannen met houten zwaarden en mannen met stokken en lansen. Het was zowel vermakelijk als spannend, en deze vreemd ogende figuren toonden een geweldige behendigheid en kracht. Terwijl ze vochten en op elkaar inhamerden, slaakten ze de meest afschuwelijke kreten, een soort krijgsroep, die mij veel angstaanjagender leken dan de uitgedeelde slagen.
We waren te gast bij M. Sannomiya, en ook de heer en mevrouw Saxton Noble en kapitein Münter waren aanwezig. Later gingen we op bezoek bij de dames van het Paleis, aangezien het hun ontvangstdag was, en al deze dames van de Keizerin gezamenlijk gasten ontvingen.

donderdag 13 maart 2025

François van Hoogstraten • 14 maart 1914

• In 1913 kreeg de toen 21-jarige François van Hoogstraten een erfenis en besloot dat geld te gebruiken voor een reis om de wereld. Zijn dagboeken en brieven van die reis zijn gepubliceerd in Gloria Mundi. In maart 1914 deed hij Nieuw-Zeeland aan.

Nieuw Zeeland
13 maart • Binnenkomst in de haven van Auckland, evenals die van Sydney een diepe inham in het land, met meerdere zijbaaien. Prachtige zonsopgang! Auckland, Nieuw Zeeland's hoofdstad, is het meest zuidelijke punt van mijn reis, 37° zuiderbreedte (en Tomsk in Siberië het meest noordelijke, namelijk 37° noorderbreedte).
Om 7 uur lag het schip aan de kade, en begon de gebruikelijke (en langdurige!) doktersparade. Daarna met Dr. Nance, die hier op zijn uitreis een week geweest was, de stad in. Grote drukte op straat: trams, auto's, rijtuigen en dergelijke. We deden enige boodschappen en namen toen de tram naar Mount Eden, buiten de stad, beroemd om zijn natuurschoon. De tram stopt aan de voet van de berg. We klommen langzaam langs kronkelpaadjes naar boven. De weg liep door dennenbossen, die wat schaduw gaven (het is hier heel wat warmer dan op zee!). Mount Eden is een uitgebluste krater, een van de vele die vanaf de top zichtbaar zijn. Boven gekomen zagen we de nu begroeide kraterwand; toch lagen onderin nog vele lavabrokken. Op de kraterwand staat een `triangilationstation'. Vanaf de top genoten we van een ver uitgestrekt panorama: de stad, de haven, zee, en omliggende bergen en kraters. Met mijn kijker kon ik de Makura aan de kade zien liggen. We lagen ruim een uur onder een groep dennen te genieten van de gemengde dennen-zeelucht Per tram terug naar de stad. Tegen lunchtijd waren we weer aan boord. 's Middags nogmaals de stad in, en een rit en wandeling naar het zogenaamde Erin Park ondernomen. Dit is een hoog zandsteenplateau, mooi tot park aangelegd. Je kunt langs de rotswand afdalen tot op het rif. Diepe holen waren daar in de rotsen uitgevreten door de golfslag. In de stad heb ik veel Maori's gezien. De vrouwen zijn getatoeëerd rondom de mond en op de wangen, de mannen hebben soms diepe gekrulde rimpels over het hele gezicht.
Aan boord maakte ik kennis met een jeugdige vriendin van Dr Nance, een aardige miss uit Auckland. We brachten haar naar huis. De doctor wist een puik visrestaurant - ik heb zelden zulke lekkere vis gegeten... Daarna nog gewinkeld, als echte passagierende zeelui. Laat naar bed, vanwege het lawaai van het lossen en laden. Alle patrijspoorten zijn gesloten vanwege het stuivende kolenstof.

14 maart • Nog even de stad in. Om 10 uur was er een grote menigte op de werf verzameld om het vertrek van de Makura te zien of om vrienden en kennissen uit te wuiven. Bij het vertrek - het schip was al 'los' - kwam iemand, zwaaiend met een dikke brief, aanhollen. Gelukkig werd een touw en een steentje gevonden en de brief naar de boot geslingerd. De steen veroorzaakte enige schade aan een dameshoed en pruik... Langzaam stoomden we de baai uit. Ik herinner mij een liedje van Thomson of Newbolt, dat hier goed op past, over het vertrek van een schip: het lawaai van het losgooien van de touwen, wenende vrouwen, roepende mannen, en langzamerhand wordt het stiller en is er alleen nog het geluid van de zeewind, dat langs de baai zingt ...
We hadden volgens de New Zealand Herald 13.000 kisten boter, 850 kisten uien en veel bevroren vlees ingenomen voor Californië, zodat we anderhalve voet dieper in het water liggen.

woensdag 12 maart 2025

Abbé Armand David -- 13 maart 1866

Abbé Armand David (1826-1900) was een missionaris die vele jaren in China onderzoek deed naar de flora en fauna daar. Hij 'ontdekte' onder veel meer de reuzenpanda en de vaantjesboom. In 1875 verscheen zijn Journal d'un voyage en Mongolie fait en 1866.

13 maart 1866, Peking
Onze voerlui hoeven de muilezels niet te slaan, ze houden er vanzelf de vaart in. Chinezen mishandelen hun dieren niet en gelijk hebben ze: wat dat betreft kunnen ze heel wat Europeanen een les in menselijkheid leren. Vreemdelingen verbazen zich over de makke, gemoedelijke ezels en ossen in China, die thuis vaak zo onhandelbaar zijn. Dat komt doordat dieren hier niet met geweld, maar met zachte hand worden afgericht. Een Chinees kan zelfs de schuwste vogel binnen een paar dagen handtam maken. De arme schepsels raken gehecht aan hun meesters en blijven uit vrije wil in gevangenschap.
In Peking zie je overal mannen op straat met een uitgestoken vuist of een elegante stok waarop een vogel zit. Niet alleen vinken en andere zangvogels worden zo rondgedragen, maar ook valken, arenden en zelfs wilde fazanten. Ze laten zich makkelijk optillen en aanraken, zonder dat ze op de wieken gaan. Soms worden ze in de lucht geworpen, waarna ze vanzelf naar hun meester terugkeren, die ze zelfs in een grote menigte herkennen. Veel vogels wordt zonder veel moeite een scala aan interessante handigheden en vliegmanoeuvres bijgebracht. De Chinezen voeren de fijngevoeligheid zo ver, dat ze geen zangvogels voor consumptie doden en ze alleen vangen om ze in kooitjes te houden.
Ik heb gezien hoe rijke herbergiers kooien vol vogeltjes kochten, met het enige oogmerk honderden van deze fraaie schepseltjes ogenblikkelijk de vrijheid te schenken. Zulke daden komen vaak voor. Het valt te hopen dat de vogels in Europa eenzelfde of nog betere behandeling te beurt zal vallen, en dat deze onschuldige en nuttige schepsels niet langer worden gedood voor het grove plezier van een smakelijke mondvol. Laten we dat aan de vleesetende dieren overlaten.
De mens is de koning van de natuur, maar dat geeft hem niet het recht voor slager te spelen — tenzij het onvermijdelijk èn noodzakelijk is. Sint Franciscus van Assisi had de dieren lief en beschermde ze waar hij kon. Vooruitgang in beschaving zou ons meer respect voor de natuur moeten bijbrengen.


dinsdag 11 maart 2025

Susan Sontag • 12 maart 1960

Reborn bevat (dagboek)notities van schrijfster Susan Sontag (1933-2004) uit de periode 1947-1963.

3/12/60
The way to overcome X is to feel (be) active, not passive. I feel anxious when the phone rings — therefore I don't answer or I get someone else to. The way to beat that is not to force myself to answer the phone. It is to make the calls myself.

I. [Irene] is a bully — tonight's episode with the glass in the kitchen. I felt hate for her.

Last weekend threw a switch, and rage + resentment started flowing. Hard to turn that off. Hence last night when I said in my drugged post-migraine sleep, "I hate your mind." I don't. I hate her.

The passivity of the last three months is broken. But instead there is an area of coldness, + rage in me.

I. drawing, surging now. So as not "to deprive me of my reaction"? No apologies, no justifications. Just "I did it; it's what I wanted to do."

No such thing as a temptation. A temptation is a desire, a lust like any other — but one that we regret afterwards + wish undone (or that we know beforehand we will regret alter). So it's no excuse to say, "I didn't mean to do it. I was tempted + I couldn't resist." All one can honestly say is, "I did it. I'm sorry I did it."

Feeling hurt is passive; feeling angry is active.

The source of depression is repressed anger. (I. says her father, a man of great rages, was never depressed.

maandag 10 maart 2025

Lizzy van Dorp • 11 maart 1899

Lizzy van Dorp (1872-1945) was de eerste vrouwelijke rechtenstudent van Nederland, later econome en politica. Haar studentendagboek staat hier online.

Zaterdag 11 maart.
Vandaag voor 't eerst weer paard gereden: 'r is toch altijd even heerlijk. Ik heb juist Laura Marholm uitgelezen. Veel waars en veel onwaars. Dat ook op de meest geestelijk ontwikkelde vrouwen liefde een grote invloed heeft, dat ook er behoefte aan hebben - wie zal het loochenen , maar daarom te beweren dat de vrouw een leeg vat is, waaraan slechts de man inhoud geeft - treurig voor al die vrouwen die trouwen met mannen die lege vaten zijn. En waarom dat juist van de vrouwen beweerd. Kan de man soms zonder de vrouw? Maar 't verschil is waar, dat de man zich altijd 'de vrouw' verschaffen kan en niet omgekeerd. Vandaar dat een vrouw, die zinnelijk aangelegd is, en niet trouwt, licht een onbevredigd wezen zonder evenwicht wordt. Is men niet zinnelijk en heeft men zelf een inhoud aan zijn leven gegeven, dan zal men ook na de wreedste teleurstelling zijn evenwicht terugvinden. Maar hoe beoordeelt men dikwijls vrouwen? Zo bij oom: Cor - waarvoor is ze opgevoed? Voor niets. Ze heeft hersens. Ze is begonnen een beetje te werken, heette er toen te zwak voor, en oom was de eerste niet om 't haar af te raden. Zo'n meisje heeft toch een inhoud nodig. Ze moet zich toch met iets vullen, met iets haar geest bezighouden. Nu is ze opeens fel op uitgaan geworden; nu heeft ze toch iets om over te denken - en nu is oom de eerste om er over te vallen, en te smalen - in plaats van te begrijpen! Een heerlijke brief van frau Von Butler die vertelt dat ze in 'r voorjaar in Scheveningen komt. Hoe ik me verheug!

zondag 9 maart 2025

Ilse Wentholt • 10 maart 1947

Ilse Wentholt (1922-2012) woonde in 1946 in Makassar op Celebes en leidde daar een vrolijk leven. Kort na onderstaande passage (uit Hollands Maandblad) kreeg ze verkering met Raymond Westerling, precies in de periode dat hij zijn oorlogsmisdaden beging. Toelichting door J.J. Peereboom.

Makassar, 10 maart '47
... Heb de laatste tijd vrij veel beleefd. Heb afscheid van Ray genomen, hij is de 4e weggegaan. Was de allerlaatste dagen weer allerschattigst, wou per se weer opnieuw beginnen, en wou weer terugkomen in Makassar. Hij zei, dat hij ondanks alles toch weer terug bij me zou komen, na z'n demobilisatie, maar het spijt me; first of all heb ik daar niet veel fiducie in (als Henk me door omstandigheden gedwongen zelfs ontrouw moest worden, laat staan Ray met zijn haremnatuur), en verder had ik er echt geen zin in om weer alles nog eens mee te moeten maken. Toch ben ik erg blij dat hij weer eventjes bij me terug is proberen te komen; ik schaam me het te moeten bekennen, maar het deed mijn gevoel van eigenwaarde erg goed.
Jullie hebben geen idee, hoe ontzettend hij zijn best heeft gedaan om weer in mijn gunst te komen. De Zondagavond voor zijn vertrek kwam hij bij me, en hij zoende zelfs die lelijke voeten van me af, omdat ik zo krengig tegen hem was. Maar ik voelde me te gegriefd dat hij tijdens mijn ziekte [geelzucht] zich zo weinig van me aangetrokken heeft, dan dat ik er erg op inging. Zaterdagavond heeft hij met mijn partner van die avond zowat gevochten, omdat hij mij per se wou thuis brengen. Maar ik liet me niet intimideren, en gelukkig Theo Schmidt ook niet. Alhoewel hij mij later verweten heeft, dat ik hem zo'n risico heb laten lopen. Het is nl. niet de eerste keer dat Ray iemand het ziekenhuis ingeslagen heeft.
Maar Goddank had Ray niet zóveel borreltjes op, dat hij niet de billijkheid van mijn vasthouden inzag. Toch was het wel grappig allemaal, en ik heb heus een echt prettige tijd gehad, en alles heeft zich after all ten beste gekeerd.

Rob Biersma • 9 maart 2017

Rob Biersma (1948) zeilde in 2016-2017 in z'n eentje naar Suriname en weer terug. Hij deed verlag van zijn reis in e-mailbrieven aan het thuisfront. In het fragment - afkomstig uit Scheepsberichten - hieronder is hij in Suriname en leert Leonie Wegdam kennen.

[Video: Maarten 't Hart over dit boek].

9 maart, Domburg
Lieve familie en vrienden,
Afgelopen dagen is het weer gaan regenen. Niemand verbaast zich daarover, ook al is de regentijd een maand geleden geëindigd. Het betekent dat het soms uren achtereen blijft gieten, afgewisseld door mildere buitjes en soms heel even een paar droge uurtjes. De luchtvochtigheid blijft tegen totale verzadiging aanhangen, waardoor niets meer wil drogen. Ik moet de dinghy voortdurend leeghozen, soms ben ik er tien minuten mee bezig.

Eergisteren heb ik kennisgemaakt met Leonie Wegdam, de zus van Els Wegdam die hier met Astrid Waltmans op bezoek was. Leonie woont in Apoera, een indianendorp tegen Guyana aan, een van de verst verwijderde plaatsen in Suriname die nog over een weg bereikbaar zijn. Apoera ligt hemelsbreed 250 kilometer zuidwestelijk van Paramaribo. Over de weg is het acht uur rijden, maar dat is onder ideale omstandigheden. Regent het of zijn de bruggen beschadigd, dan kan het veel langer duren.

Net als haar zus Els is Leonie opgegroeid in Nickerie en in Nederland. Ze heeft Zweeds en algemene taalwetenschap gestudeerd aan de UvA. Na onderwijs te hebben gegeven aan buitenlanders in Amsterdam is ze lerares geworden in Apoera. Nu is ze met pensioen en tijdelijk in Paramaribo om wat dingen te regelen. Het komt haar goed uit om tussendoor even terug te keren naar haar huis in Apoera. Ze vindt het een leuk idee om samen met mij in de 4x4 jeep naar Apoera te rijden en een paar dagen later terug. We hopen allebei dat het weer wat beter wordt, want met regen kun je de tocht naar Apoera wel vergeten.

[...]

Daarna zochten Leonie en ik een buitenbar op om elkaar wat beter te leren kennen. Leonie zei me dat ze in Apoera veel last had van de avances van mannen die vonden dat een vrouw alleen geen pas gaf. Zou het niet mogelijk zijn, opperde ze, dat ik me in Apoera gedroeg als haar geliefde, zodat het in het dorp duidelijk werd dat ze wel degelijk een man had, zij het in een latrelatie. Mij leek dat wel een spannend idee. Om te oefenen zouden we aanstaande zondag samen met een adoptiekind naar het zwembad in Lelystad gaan. Surinamers zijn heel preuts, in het openbaar zijn ze niet erg innig, samen naar het zwembad en af en toe een brasa is al mooi genoeg.

De expeditie naar Apoera is gepland op dinsdag. Onderwijl heeft Leonie allerlei verplichtingen. Zo heeft de baby van haar adoptiekind, een inheemse tienermoeder, een hand met drie vergroeide vingers, een afwijking die wel vaker voorkomt bij inheemsen. Die vingers moeten in Paramaribo operatief gescheiden worden, wat nog een behoorlijke ingreep is. Leonie regelt alles voor haar protégé. In de tussentijd tuddelen ze in het guesthouse met de baby, de moeder geeft haar zoon de borst — niet verstolen in een hoekje maar gewoon tussen de rondlopende gasten. Dat is toch wel een verademing in Sweetie Sranan, niet moeilijk doen als het niet nodig is. In de tussentijd heb ik de huurjeep laten doorsmeren en de vloeistoffen laten bijvullen. De verhuurder maakte zich wel een beetje zorgen over de tocht naar Apoera. Ik moest zeker een extra jerrycan benzine meenemen, onderweg was er niets.

Brasa, Rob