dinsdag 12 november 2024

Gustave Flaubert • 13 november 1866

• De Franse schrijver Gustave Flaubert (1821-1880) aan Edma Roger des Genettes Croisset. Uit: Geluk is onmogelijk. Een keuze uit zijn brieven (Samengesteld, vertaald en van een voorwoord voorzien door Edu Borger).

Dinsdagavond, 13 november 1866
Ik heb zo’n spierpijn, als gevolg van het feit dat ik mij gisteravond bij een brand heb onderscheiden, dat ik nauwelijks de kracht heb om een pen vast te houden. Overigens heb ik geen spijt van de moeite die ik heb gedaan: ik ben ervoor beloond met de aanblik van de burgerlijke en bestuurlijke domheid in haar volle glorie. Om ‘de orde te handhaven’ heeft men er soldaten bij geroepen, die hun bajonetten tegen de arbeiders velden, en ruiters, die alle straatjes van het dorp versperden. Je kunt je niet voorstellen wat voor onrust de Macht overal zaait. Ik ben als een platvloerse democraat thuisgekomen.
Mijn beroemde vriendin [George Sand] heeft mij zaterdagavond verlaten. Een betere, goedmoediger en minder blauwkouserige vrouw bestaat er niet. Ze werkt de hele dag en ’s avonds babbelden we honderduit tot zo’n drie uur ’s nachts. Ze is wel een beetje te welwillend en zalverig, maar ze maakt rake opmerkingen, die van een zeer verfijnd gezond verstand getuigen, zolang ze haar socialistische stokpaardje tenminste niet berijdt. Wat haarzelf betreft is ze erg gereserveerd, maar ze praat graag over de mannen van 1848 en legt bijzondere nadruk op hun goede wil, meer dan op hun intelligentie. Ik heb haar de monumenten laten zien, mijn moeder vindt haar een verrukkelijke vrouw en nu ga ik stevig aan de slag, want iedere afleiding stoort me.
Wat een idioot leven leid ik, en ik wil geen ander!
Uw laatste brief was triest: waarom? Ik eis een heel lange.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten