• De Italiaanse schrijver Curzio Malaparte (1898-1957) voelde zich in 1947 bedreigd door het ‘fascisme van het antifascisme’ in Italië, en vertrok naar Parijs - waar hij zich ook niet heel erg thuis voelde. Zijn dagboek uit die tijd geeft een tijdsbeeld van een grote Europese stad vlak na de oorlog, waar schrijvers en kunstenaars nieuw artistiek en ideologisch houvast proberen te vinden. Een vreemdeling in Parijs, vertaald door Jan van der Haar.
18 november 1948
De poetsvrouw, Madame Antoinette Bacon, vertelt vanmorgen dat de staking voorbij is. Ze verklaart dat de stakers smeerlappen zijn. Ik antwoord dat het geen smeerlappen zijn, want van een minimum van 6.000 franc in de maand valt niet te leven. Madame Antoinette Bacon zegt van ja, dat ze dat begrijpt: maar waarom moeten ze de ellende en het leed van de Parijzenaars met die stakingen er nog groter op maken? Ik leg uit dat stakingen op zich niet immoreel zijn, als ze terecht zijn, dat ze een noodzakelijk kwaad vormen, het enige vreedzame strijdmiddel van arbeiders om hun economisch soms ernstige situatie te verbeteren. Wat verkeerd is, is de houding van de Parijzenaars tegenover de staking. Zij nemen die op alsof het om Waterloo gaat, een nederlaag van Frankrijk. ‘De Fransen,’ zeg ik, ‘lijden aan wat de Duitsers Schadenfreude noemen, liefde voor leed. Dat is het ergste gevolg van de Duitse bezetting in Frankrijk.’ Ik vertel haar niet het staartje van mijn gedachte. Voilà. Die Schadenfreude is een veeg teken. Die toont aan dat het Franse volk verduitst is, tenminste in dat wat bij de Duitsers het meest morbide is: liefde voor leed, zelfvernedering.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten