dinsdag 20 november 2018

Wim Brands en A.L. Snijders -- 21 november 2010

Wim Brands (1959-2016) had in november 2010 een mailwisseling met A.L. Snijders (1937), die is gepubliceerd in het jaarboek van de Jan Campert Stichting.

21 november 2010
W: Vanmorgen las ik wat de beste manier is om veel te doen. Robert Benchley schreef erover: je moet de dingen doen op momenten dat het niet hoeft, je kunt dan bergen verzetten.

A.L: Werken in de ochtend is het mooiste. Ik verbeeld me dan dat mijn hoofd schoon en uitgeslapen is. Maar er is ook schuldgevoel, want de dingen van gisteren staan er nog, er moet opgeruimd worden. Ik schrijf trouwens wanneer het uitkomt.

22 november 2010
W: Maar moet er geen vuursteentje oplichten voor je gaat schrijven? Laat ik je een verhaal vertellen. In een Australische krant stond een reportage over twee Schotse soldaten die in Afghanistan vochten. Ze hadden een afspraak gemaakt: als een van hen stierf zou de ander op de begrafenis verschijnen in een jurk.
Een van de soldaten sneuvelde en zijn vriend stond aan het graf in een paarse jurk. Verteerd door verdriet.
De schrijfster Amanda Maxwell vertelde me dit verhaal. Ze zei ook dat ze nog nadenkt over hoe ze het gaat gebruiken. Dit verhaal is een vuursteentje.

A.L: Het vuursteentje is vaak een zin of een korte passage. Dat is een oorzaak van mijn citeerdrift, ik wil de bron laten zien. De moeilijkheid is: hoe groot moet de bron zijn? Uit het gedicht ‘Oude mensen in Zuid-Frankrijk’ van Remco Campert kies ik:
ze voerden bevel in vele landen, Afrika, China
en wat is ervan gebleven?
Dat is de zin die de trein in beweging zet, maar de andere zinnen kan ik niet zomaar terzijde schuiven, dat vind ik unfair tegenover de dichter. Ik neem dus het hele gedicht, en daardoor mislukt het kleine verhaal. Dat gebeurt vaak, ik ben niet doortastend genoeg, ik wil in het midden blijven, ik durf mijn zin niet door te drijven.

23 november 2010
W: Het lijdt geen twijfel dat je weifelend door het leven gaat, maar tegelijkertijd ijdel bent: ik durf mijn zin niet door te drijven is daarvan een illustratie. Je schrijft dat daardoor het kleine verhaal mislukt. Wat bedoel je? Volgens mij sneuvelen er niet zoveel verhalen van je.

A.L: Ik wil het Zeer Korte Verhaal inderdaad zeer kort houden, maar dat lukt niet vaak. De inhoud, het verhaal, is meestal van zichzelf al te groot, zonder dat ik het opschrijf. En mijn schrijven maakt het dan nog groter. Als daar dan nog bijkomt dat ik het kerncitaat in zijn omgeving wil tonen (om wat voor reden ook), blijft er niet veel over van het zeer korte karakter van het stukje. Het wordt dunner en groter. Een echte ZKV is een zeldzame gast.

2 opmerkingen: