• Laurie Langenbach (1947-1984) was een Nederlandse schrijfster. In dit fragment uit haar 'zomerdagboek' schrijft ze over haar vriend, de zanger Wally Tax. Uit: Brieven, dagboeken en een geheime liefde.
vrijdag 8 juni 1978 Sante Margherita
Het is nacht en de lantarens die de boulevard omzomen werpen witte, wankelende strepen van licht over het zwarte water. De branding klinkt zacht vannacht en dat is goed want de dag was er een van melancholie. De hemelen waren vol duistere wolken, de atmosfeer was drukkend, de straten waren vrijwel verlaten. Je mond brengt mij in verwarring. Soms, als je slaapt en je lippen geopend zijn, zijn zij streng en strak, zo strak dat er een dreiging van wreedheid uit spreekt. Het zijn dan harde, mannelijke lippen, volmaakt van vorm, geheel in evenwicht, en ik zie je sterke, onbedorven tanden blinken. Maar soms, als je slaapt, zijn je lippen licht geopend, en rust een boventand op je onderlip, waardoor je mond iets weg heeft van die van een klein knaagdier, en er is een kinderlijke weekheid, een volstrekt goedaardige argeloosheid waardoor ik ontroerd raak en het in mij opwelt je in mijn armen te sluiten en je beaaien met tere, a-seksuele kussen. Dit heen en weer geslingerd worden van ontzag naar mededogen kenmerkt mijn liefde voor jou. En toch, het komt mij voor dat jij, zelfs in je kinderlijke aanhankelijkheid, als je een naïeve stem opzet en je wimpers neerslaat, je aan mij weet te onttrekken. En het komt mij voor dat jij, zelfs als je vierentwintig uur van elke dag in mijn nabijheid bent, afstand weet te bewaren. En het komt mij voor dat jij, zelfs al laat je je naar willekeur door mij betasten en aanspreken, en zelfs al eet je en slaap je met mij, zelfs al baden wij samen en kammen wij elkaars haren, toch komt het mij voor dat je voor altijd eenzaam bent. In je eenzaamheid, die blijkt uit het onrustig en alert bewegen van je ogen, die blijkt uit een bepaalde tragische trek rondom je mondhoeken, die blijkt uit je buien van gelatenheid en vernietigingszucht, die blijkt uit de koppige rechthoekigheid van je kin en je geile straatjongensloop, met je borst vooruit, je billen naar achteren, en het ritme vanuit de heupen; in je eenzaamheid ben jij mij innig dierbaar en volslagen vreemd.
Het is nacht en de lantarens die de boulevard omzomen werpen witte, wankelende strepen van licht over het zwarte water. De branding klinkt zacht vannacht en dat is goed want de dag was er een van melancholie. De hemelen waren vol duistere wolken, de atmosfeer was drukkend, de straten waren vrijwel verlaten. Je mond brengt mij in verwarring. Soms, als je slaapt en je lippen geopend zijn, zijn zij streng en strak, zo strak dat er een dreiging van wreedheid uit spreekt. Het zijn dan harde, mannelijke lippen, volmaakt van vorm, geheel in evenwicht, en ik zie je sterke, onbedorven tanden blinken. Maar soms, als je slaapt, zijn je lippen licht geopend, en rust een boventand op je onderlip, waardoor je mond iets weg heeft van die van een klein knaagdier, en er is een kinderlijke weekheid, een volstrekt goedaardige argeloosheid waardoor ik ontroerd raak en het in mij opwelt je in mijn armen te sluiten en je beaaien met tere, a-seksuele kussen. Dit heen en weer geslingerd worden van ontzag naar mededogen kenmerkt mijn liefde voor jou. En toch, het komt mij voor dat jij, zelfs in je kinderlijke aanhankelijkheid, als je een naïeve stem opzet en je wimpers neerslaat, je aan mij weet te onttrekken. En het komt mij voor dat jij, zelfs als je vierentwintig uur van elke dag in mijn nabijheid bent, afstand weet te bewaren. En het komt mij voor dat jij, zelfs al laat je je naar willekeur door mij betasten en aanspreken, en zelfs al eet je en slaap je met mij, zelfs al baden wij samen en kammen wij elkaars haren, toch komt het mij voor dat je voor altijd eenzaam bent. In je eenzaamheid, die blijkt uit het onrustig en alert bewegen van je ogen, die blijkt uit een bepaalde tragische trek rondom je mondhoeken, die blijkt uit je buien van gelatenheid en vernietigingszucht, die blijkt uit de koppige rechthoekigheid van je kin en je geile straatjongensloop, met je borst vooruit, je billen naar achteren, en het ritme vanuit de heupen; in je eenzaamheid ben jij mij innig dierbaar en volslagen vreemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten